44NavigatieTijdsinformatie
Als u de weergegeven tijdsinformatie
wilt wijzigen, selecteer dan
Omschakeling aankomst-/reistijd om
het betreffende submenu weer te
geven.
Activeer de informatie-instelling die u
wilt weergeven.Bestemmingsinformatie
Op een reis met viapunten wilt u
wellicht de route-informatie voor een
viapunt in plaats van voor de eindbe‐
stemming weergeven.
Selecteer Routepunt/bestemming
wisselen om de instelling te wijzigen.
Er verschijnt een lijst met alle bestem‐
mingen in de momenteel actieve reis
met viapunten.
Activeer de informatie-instelling die u
wilt weergeven.
Positiegegevens
Huidige positie
Druk op de multifunctionele knop om Navigatiemenu weer te geven. Selec‐
teer Info huidige positie .
Rechts op het scherm wordt de
huidige positie weergegeven op de
kaart. Links staan de GPS-coördina‐
ten van de huidige positie.
Positie van bestemming
Als routebegeleiding actief is, kunt u
informatie over de ingevoerde
bestemming weergeven.
Druk op de multifunctionele knop om Navigatiemenu weer te geven. Selec‐
teer Info positie bestemming .
Rechts op het scherm wordt de
bestemming weergegeven op de kaart. Links staan het adres en de
GPS-coördinaten van de huidige
positie.
Een positie opslaan
U kunt de huidige positie of de positie van een bestemming opslaan in hetadressenboek.
Selecteer Opslaan. Vind een gede‐
tailleerde beschrijving bij het opslaan
van adressen in het adressenboek
3 45.Route simuleren
Het Infotainmentsysteem heeft een
routesimulatiemodus voor testdoel‐
einden.
Om de simulatiemodus te starten
drukt u op CONFIG en daarna selec‐
teert u Navigatie-instellingen .
Blader door de lijst en selecteer
Routesimulatie voor het betreffende
submenu.
Startpositie
Aangezien de simulatiemodus de
huidige positie van de auto niet
ontleent aan het GPS-signaal, moet er handmatig een startpositie worden
ingesteld.Laatste bekende positie gebruiken
Selecteer Laatst bekende positie
gebruiken om de laatste via GPS-
signaal doorgegeven positie als start‐
punt in te stellen.Vorige bestemming gebruiken
Selecteer Vorige bestemming
gebruiken om één van de laatste
ingevoerde bestemmingen als start‐
punt te gebruiken. De lijst met vorige
bestemmingen verschijnt.
Navigatie47Selecteer voor het handmatig weer‐
geven van overeenkomende vermel‐
dingen voor de ingevoerde gegevens
de betreffende schermtoets Lijst
onderaan het toetsenbord.
Selecteer Laatste 5 onder aan het
toetsenbord om de laatste vijf inge‐
voerde vermeldingen weer te geven.
Selecteer de gewenste vermelding uit
de lijst.
Selecteer zo nodig de bevestigings‐
toets onderaan het toetsenbord.
Speciale bestemmingen
Een markant punt is een specifieke
locatie die van algemeen belang kan
zijn, bijv. een tankstation, parkeer‐ plaats of restaurant.
De gegevens op het Infotainmentsys‐
teem bevatten een groot aantal
vooraf gedefinieerde POI's. Deze
worden aangeduid via bijbehorende
symbolen op de kaart.
U kunt deze POI's als bestemmingen voor de routebegeleiding selecteren.Zoekmenu
U kunt een POI met verschillende
zoeksjablonen selecteren.
Druk op DEST om het menu
Bestemming invoeren weer te geven
en selecteer dan Points of Interest om
het menu POI-lijst weer te geven.
Selecteer Categorie, Naam of
Telefoonnummer . De betreffende
zoeksjabloon verschijnt.
Vul de invoervelden in de betreffende
zoeksjabloon in.
Sjabloon Categorie zoeken
Selecteer het invoerveld Locatie om
een lijst weer te geven. Selecteer de
gewenste optie.Selecteer het invoerveld Categorie
om een lijst met POI-categorieën
weer te geven. Selecteer de gewen‐
ste categorie en een subcategorie uit de lijst.
Selecteer het invoerveld Sorteerme‐
thode om het betreffende submenu
weer te geven. Selecteer Op afstand
of Op naam .
Selecteer Zoeken onder aan het
scherm. Er verschijnt een lijst met
POI's of POI-categorieën aan de
hand van de ingevoerde criteria.
Selecteer de gewenste menuoptie.Sjabloon Naam zoeken
Selecteer het invoerveld Land om
een lijst met alle beschikbare landen
weer te geven. Selecteer het gewen‐
ste land.
Selecteer het invoerveld voor de
straatnaam of de postcode om de
locatie te specificeren. Er verschijnt
een toetsenbord. Voer de gewenste
naam of het gewenste nummer in.
Selecteer het invoerveld Sorteerme‐
thode om het betreffende submenu
weer te geven. Selecteer Op afstand
of Op naam .
50NavigatieBreng uw wijzigingen aan en bevestiguw invoer. De wijzigingen worden in
het adresboek opgeslagen.
Telefoonboek U kunt adressen in het telefoonboek
van de verbonden mobiele telefoon
als bestemmingen selecteren.
Druk op DEST om het menu
Bestemming invoeren weer te geven
en selecteer dan Telefoonboek. Het
menu Zoeken in telefoonboek wordt
weergegeven.
Selecteer de gewenste eerste letter‐
groep om een voorselectie weer te
geven van de telefoonboekvermel‐
dingen die u wilt zien. Het telefoon‐
boek springt naar de positie van de
geselecteerde lettergroep.
Selecteer de gewenste vermelding in
het telefoonboek om het adres te
tonen dat hieronder is opgeslagen.
Selecteer het adres.
Let op
Wanneer het Infotainmentsysteem geen geldig adres kan vinden, wordt u soms met een bericht hierom
gevraagd.
Er verschijnt een bevestigingsmenu.
Selecteer Begeleiding starten om
routebegeleiding te starten.
Bestemming van kaart selecteren
U kunt bestemmingen (adressen of
POI's) ook via de kaart instellen.
Druk op NAVI om de kaart weer te
geven.
Gebruik de knop met acht richtingen
om de kaart rondom de gewenste
bestemming te centreren. Er
verschijnt een rood v op de kaart en
het betreffende adres verschijnt op
een label.
Druk op de multifunctionele knop om
Start te activeren.
Er verschijnt een bevestigingsmenu.
Selecteer Begeleiding starten om
routebegeleiding te starten.
Navigatie55Begeleidingswaarschuwingen
Begeleidingswaarschuwingen
melden in een uitvergroting van het
betreffende kaartgedeelte bij het naderen van een kruising waarop u
moet afslaan te te volgen richting.
Druk op CONFIG en selecteer dan
Navigatie-instellingen .
Selecteer Waarschuwingen routebe‐
geleiding om het betreffende
submenu weer te geven.
Als u wilt dat het systeem bij het nade‐
ren van de volgende afslagma‐
noeuvre automatisch de kaart weer‐
geeft, activeer dan Waarschuw.
routebeg. op voorgrond .
Als u wilt dat afslagmanoeuvres in
een uitvergroting worden weergege‐ ven, activeer dan Waarschuw. route‐
begeleiding op kaart .
Verkeersincidenten
Het TMC-verkeersinformatiesysteem
ontvangt van de TMC-radiozenders alle actuele verkeersinformatie. Deze
informatie is onderdeel van de bere‐
kening van een route.Let op
Afhankelijk van het land waar u bent, is de TMC-service uitgebreid met
een PayTMC-functionaliteit in het
Infotainmentsysteem.
Verkeersinstellingen
Druk op CONFIG en selecteer dan
Navigatie-instellingen .
Selecteer Verkeersinstellingen om
het betreffende submenu weer te
geven.
Activeer Verkeersgebeurtenissen om
het TMC-verkeersinformatiesysteem
te gebruiken.Actieve route opnieuw berekenen
Als er zich tijdens een actieve route‐
begeleiding een verkeersprobleem
voordoet, kan de route worden gewij‐
zigd.
Selecteer Waarschuwing bij betere
route om het betreffende submenu
weer te geven.
Als u wilt dat de route voortdurend
wordt aangepast aan de huidige
verkeerssituatie, activeer dan Route
gebaseerd op verkeerssituaties .Kies tussen Automatisch
herberekenen en Herberekenen na
validatie van een bijbehorend bericht.Verkeersincidenten op de kaart
Verkeersincidenten kunnen door
bijbehorende symbolen op de kaart
worden aangegeven.
Selecteer Toon verkeersevenemen‐
ten op kaart om het betreffende
submenu weer te geven.
Selecteer de gewenste optie.
Scrol als Door gebruiker
gedefinieerd geactiveerd is door de
lijst en activeer de verkeersincident‐
categorieën die u wilt laten weerge‐
ven.
Spraakherkenning59SpraakherkenningAlgemene informatie....................59
Gebruik ........................................ 60
Overzicht spraakcommando's .....63Algemene informatie
Geïntegreerde spraakherkenning De spraakherkenning van het Info‐
tainmentsysteem stelt u in staat om
diverse functies van het Infotainment‐
systeem met uw stem te besturen. De
spraakbesturing herkent comman‐
do's en cijferreeksen, ongeacht de
desbetreffende spreker. De instruc‐
ties en cijferreeksen kunnen zonder
pauze tussen de afzonderlijke woor‐ den worden uitgesproken.
Bij onjuist gebruik of onjuiste
commando's geeft de spraakherken‐
ning visuele en/of akoestische feed‐
back en wordt u gevraagd het gewen‐ ste commando te herhalen. Boven‐
dien bevestigt de spraakherkenning
belangrijke instructies en stelt zo
nodig een vraag hierover.
In het alegmeen zijn er verschillende
manieren voor het uitspreken van de commando's voor de taken. Voor de
meeste ervan, behalve het invoeren
van een bestemming en het stem‐
toetsenblok, is een enkel commando
voldoende.Ga als volgt te werk als voor de
handeling meer dan één commando
nodig is:
Geef in het eerste commando het te
verrichten type handeling aan, bijv.
"Navigatiebestemming invoeren".
Het systeem reageert met vragen die
u door een dialoog voor het invoeren
van de benodigde voeren. Zeg als er
een bestemming voor routebegelei‐
ding nodig is bijvoorbeeld "Navigatie" of "Bestemming invoeren".
Let op
Om te voorkomen dat gesprekken in
de auto onbedoeld de systeemfunc‐ ties beïnvloeden, start de stemher‐
kenning pas nadat deze is geacti‐
veerd.
Ondersteunde talen ● Niet alle talen die voor het display
van het Infotainmentsysteem
beschikbaar zijn, zijn ook
beschikbaar voor de spraakher‐ kenning.
● Als de momenteel geselecteerde
displaytaal niet door de spraak‐
herkenning wordt ondersteund,
is de spraakherkenning niet
beschikbaar.
60SpraakherkenningIn dat geval moet u een andere
taal selecteren voor het display
als u het infotainmentsysteem via
spraakcommando's wilt bedie‐
nen. Taal van display wijzigen, zie "Taal" in het hoofdstuk
"Systeeminstellingen" 3 22.
Adresinvoer voor bestemmingen in
het buitenland
Als u het adres van een bestemming in het buitenland via spraakcomman‐
do's wilt invoeren, moet u de taal van
het infotainmentdisplay in de taal van
het betreffende land wijzigen.
Als het display bijv. momenteel op
Engels is ingesteld en u de naam van
een stad in Frankrijk wilt invoeren, moet u de displaytaal in Frans wijzi‐gen.
Uitzonderingen: Voor het invoeren
van adressen in België kunt u de
displaytaal naar keuze in Frans of Nederlands wijzigen. Voor het invoe‐
ren van adressen in Zwitserland kunt
u de displaytaal naar keuze in Frans,
Duits of Italiaans wijzigen.Taal van display wijzigen, zie "Taal"
in het hoofdstuk "Systeeminstellin‐
gen" 3 22.
Invoervolgorde voor
bestemmingsadressen
De volgorde waarin de delen van een adres met het spraakherkennings‐
systeem moeten worden ingevoerd is
afhankelijk van het land waarin de
bestemming ligt.
Het systeem geeft een voorbeeld van de betreffende invoervolgorde.
Spraakdoorschakel-toepassing Via de spraakdoorschakel-toepas‐
sing van het Infotainmentsysteem
hebt u toegang tot de spraakherken‐
ningscommando's op uw smart‐
phone. Raadpleeg de gebruiksaan‐
wijzing van uw smartphone om na te
gaan of uw smartphone deze functie
ondersteunt.Gebruik
Geïntegreerde spraakherkenning Spraakherkenning activeren Let op
Tijdens een actief telefoongesprek is
spraakherkenning niet beschikbaar.
Druk op w rechts op het stuurwiel.
Het geluid van het audiosysteem
wordt onderdrukt, w op het display
wordt gemarkeerd en een gesproken bericht vraagt u om een commando
uit te spreken.
Zodra de spraakherkenning gereed is voor gesproken commando's, klinkt
er een pieptoon.
U kunt nu een spraakcommando
geven om een systeemfunctie direct
te starten (bijv. een voorkeuzezender
afspelen) of om een dialoogreeks te
starten met een aantal dialoogstap‐
pen (bijv. het invoeren van een
bestemmingsadres); zie "Bediening
via spraakcommando's" verderop.
Telefoon69mobiel telefoneren verboden is,
als de mobiele telefoon interferen‐
tie veroorzaakt of als er zich
gevaarlijke situaties kunnen voor‐
doen.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerddoor de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
vindt u op internet op
http://www.bluetooth.com
Bluetooth-verbinding
Bluetooth is een standaard voor het
draadloos verbinden van bijv.
mobiele telefoons of andere appara‐
ten.
Voor het maken van een Bluetooth-
verbinding met het Infotainmentsys‐
teem moet de Bluetooth-functie van
het Bluetooth-apparaat geactiveerd
zijn. Voor nadere informatie verwijzen wij u naar de gebruiksaanwijzing van
het Bluetooth-apparaat.
Via het menu Bluetooth worden Blue‐
tooth-apparaten met het Infotain‐ mentsysteem gekoppeld (uitwisselen
van pincode tussen Bluetooth-appa‐
raat en Infotainmentsysteem) en
verbonden.
Opmerkingen ● Aan het systeem kunnen maxi‐ maal vijf apparaten worden
gekoppeld.
● Er kan slechts één gekoppeld apparaat tegelijk met het infotain‐
mentsysteem worden verbon‐
den.
● Koppelen is in de regel slechts één keer noodzakelijk, tenzij het
apparaat van de lijst met gekop‐
pelde apparaten wordt gewist.
Als het apparaat eerder verbon‐
den was, brengt het Infotain‐ mentsysteem de verbinding
automatisch tot stand.
● Bij werken via Bluetooth wordt de
accu van het apparaat aanzienlijk
belast. Laat het apparaat daarom
via een stopcontact opladen.Bluetooth-menu
Om het menu Bluetooth te openen
drukt u op CONFIG. Selecteer Tele‐
fooninstelling en dan Bluetooth .
De menuopties Apparatenlijst en
Apparaat koppelen verschijnen.
Apparaat koppelen
Activeer het koppelen op het Infotain‐ mentsysteem door Apparaat
koppelen te selecteren. Er verschijnt
een bericht met de viercijferige code van het Infotainmentsysteem.
Activeer het koppelen op het Blue‐
tooth-apparaat. Voer zo nodig de
code van het Infotainmentsysteem op
het Bluetooth-apparaat in.
Voor het koppelen verschijnt er een zescijferige pincode op het Infotain‐
mentsysteem.
Koppelen bevestigen: ● Als SSP (secure simple pairing) wordt ondersteund:
70TelefoonVergelijk (desgevraagd) de
pincodes op het Infotainmentsys‐
teem en op het Bluetooth-appa‐
raat en bevestig het bericht op
het Bluetooth-apparaat.
● Als SSP (secure simple pairing) niet wordt ondersteund:
Voer de pincode op het Blue‐
tooth-apparaat in en bevestig uw invoer.
De apparaten zijn gekoppeld en het
telefoonhoofdmenu verschijnt.
Het telefoonboek en de oproeplijsten
(indien beschikbaar) worden vanaf
het Bluetooth-apparaat gedownload.
Bevestig zo nodig het bijbehorende
bericht op het Bluetooth-apparaat.
Apparatenlijst De apparatenlijst bevat alle Blue‐
tooth-apparaten die aan het Infotain‐
mentsysteem gekoppeld zijn.
Als een nieuw appraat wordt gekop‐
peld, verschijnt het in de apparaten‐
lijst.
Een apparaat aansluiten
Selecteer het apparaat dat u wenst te
koppelen. Er verschijnt een submenu.
Selecteer Selecteren .
Het eerder verbonden apparaat wordt
ontkoppeld en dit apparaat wordt
verbonden.
Een apparaat wissen
Selecteer het apparaat dat u wenst te wissen. Er verschijnt een submenu.
Selecteer Verw..
Het apparaat is gewist.
Noodoproep9 Waarschuwing
Het tot stand brengen van de
verbinding kan niet onder alle
omstandigheden worden gega‐
randeerd. Daarom is het belangrijk dat u bij gesprekken van levens‐
belang (bijv. bij het inroepen van
medische hulp) niet alleen op een
mobiele telefoon vertrouwt.
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste
manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.
9 Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken