30Sleutels, portieren en ruitende afstandsbediening of elektroni‐
sche sleutel heeft ontgrendeld, voor‐
opgesteld dat er geen portier
openstaat.
U kunt deze automatische herver‐
grendeling in- of uitschakelen in het
menu Instellingen , I Voertuig op het
Info-Display.
Info-Display 3 126.
Persoonlijke instellingen 3 130.
De instelling kan worden opgeslagen
voor de gebruikte afstandsbediening
of elektronische sleutel 3 24.
Passief vergrendelen Bij auto's met het elektronische sleu‐
telsysteem vergrendelt deze functie
de auto automatisch na enkele
seconden als er eerder een elektro‐
nische sleutel in de auto is herkend,
alle portieren daarna gesloten zijn en de elektronische sleutel niet in de
auto achterblijft.
Als de elektronische sleutel in de auto
blijft zitten of als het contact niet wordt
uitgezet, is passieve vergrendeling
niet mogelijk.Als er twee of meer elektronische
sleutels in de auto's zijn geweest en
het contact één keer aan was,
vergrendelt de functie de auto als er
maar één elektronische sleutel uit de
auto wordt genomen.
Om passief vergrendelen van de auto te voorkomen, bijv. bij het tanken of
als er inzittenden in de auto blijven,
moet het systeem worden uitgescha‐
keld.
Druk om het systeem uit te schakelen gedurende enkele seconden op de
centrale-vergrendelingsknop c terwijl
er een portier open is. Er klinkt ter bevestiging van het deactiveren drie
keer een geluidssignaal. De functie
blijft uitgeschakeld totdat de centrale-
vergrendelingsknop e wordt inge‐
drukt of het contact wordt ingescha‐
keld.
U kunt deze passieve vergrendeling
in- of uitschakelen in het menu
Instellingen , I Voertuig op het Info-
Display.
Info-Display 3 126.
Persoonlijke instellingen 3 130.U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte elektronische sleutel 3 24.
Kindersloten9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Duw de pen in het achterportier naar
voren. Het portier kan niet meer van binnen worden geopend.
Zet de pen weer naar achteren om het
kinderslot uit te schakelen.
54Stoelen, veiligheidssystemenZijkussen
Stel de breedte van de rugleuning
naar wens af.
Druk op e om de breedte van de
rugleuning te verminderen.
Druk op d om de breedte van de
rugleuning te vergroten.
Geheugenfunctie voor elektrische
stoelverstelling
U kunt twee verschillende bestuur‐
dersstoelinstellingen opslaan.
Opgeslagen instellingen 3 24,
persoonlijke instellingen 3 130.
Geheugenpositie opslaan
● Verstel de bestuurdersstoel naar wens.
● Houd MEM en 1 of 2 tegelijkertijd
ingedrukt tot er een signaal klinkt.
Geheugenstanden opvragen
Houd 1 of 2 ingedrukt tot de opgesla‐
gen stoelpositie is bereikt. Als de
toets tijdens het bewegen van de
stoel wordt losgelaten, wordt het
opvragen geannuleerd.
Geheugenstanden automatisch
opvragen
Geheugenstanden worden toegewe‐
zen aan de bestuurder (1 of 2) die de
betreffende sleutel gebruikt en
worden bij het inschakelen van het
contact automatisch opgeroepen. Daarbij geeft een bericht op het Driver
Information Center met behulp van de gebruikte sleutel het bestuurders‐
nummer aan. Als het contact meer
dan die keer achter elkaar wordt inge‐
schakeld met dezelfde sleutel,
verschijnt het bericht niet meer totdat
er een andere sleutel wordt gebruikt.
U beëindigt het opvragen van de
standen door een van de knoppen
voor het geheugen of de elektrisch
verstelbare stoelen in te drukken.
Voorwaarde is wel dat Personalisatie
door bestuurder en Automatisch
oproepen geheugen zijn geactiveerd
in de persoonlijke instellingen op het Info-Display.
Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
Stoelen, veiligheidssystemen55Selecteer de betreffende instelling in
het menu Voertuig op het Info-
Display.
Info-Display 3 126.
Persoonlijke instellingen 3 130.
Uitstaphulp
Voor comfortabel uitstappen beweegt
de elektrisch verstelbare bestuur‐
dersstoel bij een stilstaande auto
naar achteren.
Schakel de uitstaphulp als volgt in:
● zet de keuzehendel in stand P
(automatische versnellingsbak)
● trek de handrem aan (handge‐ schakelde versnellingsbak)
● schakel het contact uit
● verwijder de sleutel uit het contact
● open het bestuurdersportier
Als het portier al open is, schakel dan
het contact uit om de uitstaphulp te
activeren.
U beëindigt de inname van de stand
door een van de knoppen voor het
geheugen of de elektrisch verstelbare stoelen in te drukken.Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
Selecteer de betreffende instelling in
het menu Voertuig op het Info-
Display.
Info-Display 3 126.
Persoonlijke instellingen 3 130.
Beveiligingsfunctie
Als de bestuurdersstoel in de bewe‐
ging op weerstand stuit, kan het
opvragen stoppen. Nadat u de belem‐
mering hebt verwijderd, houdt u de
geheugenstandtoets twee seconden
ingedrukt. Probeer de geheugen‐
stand weer op te vragen. Raadpleeg
een werkplaats als het opvragen niet werkt.
Overbelasting
Wordt de stoelverstelling elektrisch
overbelast, dan wordt de stroomvoor‐
ziening automatisch enige tijd onder‐
broken.Let op
Na een ongeluk waarin de airbags
zijn geactiveerd, worden de geheu‐
genfunctie van elke positieknop
uitgeschakeld.
Armsteun
De armsteun kan 10 cm naar voren worden geschoven. Onder de
armsteun zit een opbergruimte.
Opbergruimte armsteun 3 75.
56Stoelen, veiligheidssystemenVerwarming
Afhankelijk van de gewenste verwar‐
ming, ß van de desbetreffende stoel
een of meerdere malen indrukken. Het controlelampje in de toets geeftde status aan.
Langdurig gebruik van de hoogste
instelling wordt afgeraden voor perso‐ nen met een gevoelige huid.
De stoelverwarming wordt automa‐
tisch na 30 minuten automatisch van
het hoogste op het medium niveau
teruggezet.
De stoelverwarming werkt bij een
draaiende motor en tijdens een Auto‐
stop.
Stop/Start-systeem 3 170.
Automatische stoelverwarming
Afhankelijk van de apparatuur, kunt u de automatische stoelverwarming in
het menu met persoonlijke instellin‐ gen in het Info-Display inschakelen.
Persoonlijke instellingen 3 130.
Als deze optie is ingeschakeld,
worden de stoelen automatisch
verwarmd wanneer de motor wordt
gestart. De activering is gebaseerd op verschillende parameters, zoals
de temperatuur in het interieur, de
intensiteit en stand van de zon, en de temperatuurinstelling van de elektro‐nische klimaatregeling voor de
bestuurders- en passagierszijde.
Naarmate het interieur opwarmt,
wordt het verwarmingsniveau auto‐
matisch verlaagd tot de verwarming
uiteindelijk wordt uitgeschakeld. Het
verwarmingsniveau tijdens de auto‐
matische werking wordt door de
controlelampjes voor de stoelverwar‐ ming aangegeven.Als de passagiersstoel niet bezet is,
schakelt de automatische stoelver‐
warming de verwarming voor die stoel
niet in.
U kunt de stoelverwarmingstoetsen
op ieder willekeurig moment indruk‐
ken om de automatische stoelverwar‐ ming voor de betreffende stoel uit te
schakelen en de stoelverwarming
handmatig te bedienen.
Ventilatie
94Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................95
Stuurwielverstelling ...................95
Stuurbedieningsknoppen ...........95
Verwarmd stuurwiel ...................96
Claxon ....................................... 96
Wis-/wasinstallatie voorruit ........96
Wis-/wasinstallatie achterruit .....98
Buitentemperatuur .....................99
Klok ........................................... 99
Elektrische aansluitingen .........101
Elektriciteitsstekker ..................102
Asbakken ................................. 104
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .....................105
Instrumentengroep ..................105
Snelheidsmeter .......................108
Kilometerteller ......................... 109
Dagteller .................................. 109
Toerenteller ............................. 110
Brandstofmeter ........................110
Brandstofkeuzeschakelaar ......110
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 111
Service-display ........................ 112Controlelampen .......................113
Richtingaanwijzer ....................113
Gordelverklikker ......................113
Airbag en gordelspanners .......114
Airbag-deactivering .................114
Laadsysteem ........................... 115
Storingsindicatielamp ..............115
Rem- en koppelingssysteem ...115
Elektrische handrem ................115
Elektrische handrem defect .....115
Antiblokkeersysteem (ABS) .....116
Schakelen ................................ 116
Afstand tot voorligger ..............116
Lane keep assist .....................116
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............116
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..116
Traction Control-systeem UIT . 117
Voorverwarming ......................117
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 117
Motoroliedruk ........................... 117
Te laag brandstofpeil ...............118
Startbeveiliging ........................118
Rijverlichting ............................ 118
Grootlicht ................................. 118
Grootlichtassistentie ................118
LED-koplampen .......................118
Mistlamp .................................. 118Mistachterlicht......................... 118
Cruise control .......................... 118
Adaptieve cruise control ..........119
Voorligger gedetecteerd ..........119
Snelheidsbegrenzer ................119
Verkeersbordherkenning .........119
Portier open ............................. 119
Informatiedisplays ......................120
Driver Information Center ........120
Info-Display ............................. 126
Boordinformatie ......................... 128
Geluidssignalen .......................129
Batterijspanning .......................129
Persoonlijke instellingen ............130
Telematicaservice ......................136
OnStar ..................................... 136
98Instrumenten en bedieningsorganen
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.Regensensorfunctie kan worden
geactiveerd of gedeactiveerd in de
Persoonlijke instellingen.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Info-
Display.
Info-Display 3 126.
Persoonlijke instellingen 3 130.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit
gespoten en de ruitenwisser maakt enkele slagen.
Sproeiervloeistof 3 243.
Wis-/wasinstallatie
achterruit
Achterruitwisser
Verdraai de buitenste dop om de
achterruitwisser in te schakelen:
OFF:uitINT:onderbroken werkingON:continue werking
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instrumenten en bedieningsorganen99Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐ matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen
in het menu Instellingen op het
Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 130.
Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt enkele slagen.
De achteruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
Sproeiervloeistof 3 243.
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt
onmiddellijk aangeduid, een stij‐
gende temperatuur met enige vertra‐
ging.
De afbeelding laat een voorbeeld
zien.
Als de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden op het
Info-Display weergegeven.
Info-Display 3 126.
100Instrumenten en bedieningsorganenGraphic-Info-DisplayDruk op MENU om het betreffende
audiomenu te openen.
Selecteer Tijd en datum .
Tijd instellen
Selecteer Tijd instellen om het betref‐
fende submenu te openen.
Selecteer Auto In. onder in het
scherm. Activeer Aan - RDS of Uit
(handmatig) .
Als u Uit (handmatig) selecteert, kunt
u de uren en minuten instellen.
Druk op de schermtoets 12-24 uur
onder in het scherm tot u de gewenste
tijdnotatie vindt.
Als de 12-uurs modus wordt geselec‐ teerd, verschijnt er een derde kolom
voor AM en PM. Selecteer de gewen‐
ste optie.
Datum instellen
Selecteer Datum instellen om het
betreffende submenu te openen.
Selecteer Auto In. onder in het
scherm. Activeer Aan - RDS of Uit
(handmatig) .
Als u Uit (handmatig) selecteert, kunt
u de datum instellen.
7'' Colour-Info-Display
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Selecteer Tijd en datum om het
betreffende submenu weer te geven.Tijdformaat instellen
Selecteer de gewenste tijdnotatie door op het scherm de toetsen 12 h
of 24 h aan te raken.
Datumformaat instellen
U selecteert de gewenste datumno‐
tatie door op Datumformaat instellen
te drukken en een van de beschik‐
bare opties te kiezen.
Automatisch
Selecteer Automatisch om aan te
geven of de datum en tijd automatisch
of handmatig worden ingesteld.
Selecteer Aan - RDS om de datum en
tijd automatisch in te stellen.
Selecteer Uit - Handbediend om de
datum en tijd handmatig in te stellen. Als Automatisch op Uit -
Handbediend wordt ingesteld, zijn de
submenu-opties Tijd instellen en
Datum instellen beschikbaar.
Tijd en datum instellen
Selecteer Tijd instellen of Datum
instellen om de tijd en datum in te
stellen.