•Uitlaatgas van het voertuig vóór u, zand, sneeuw of waterdamp dat uit mangaten en
goten opstijgt en opspattend water.
•Bij het slepen van een defect voertuig.
•De banden op de auto vertonen duidelijk verschillende slijtagepatronen.
•Bij het rijden op lange afdalingen of hobbelige wegen.
•Er zijn waterplassen op de weg.
•De omgeving is donker, zoals bij het rijden 's nachts, in de vroege avond of ochtend, in
een tunnel of parkeergarage.
•De helderheid van de koplampverlichting is verminderd of de koplampverlichting is
afgezwakt als gevolg van vuil of een afwijkende optische as.
•Het doelobject komt in de dode hoek van de vooruitrijcamera (FSC).
•Een persoon of object springt plotseling vlak voor uw auto de weg op vanaf de berm.
•U verandert van rijstrook en nadert een voorliggend voertuig.
•Bij het buitengewoon dicht in de buurt rijden van het doelobject.
•Wanneer sneeuwkettingen of een noodreservewiel zijn aangebracht.
•Het voorliggende voertuig heeft een speciale vorm. Bijvoorbeeld een voertuig dat een
caravan of bootaanhanger trekt, of een autotransporter welke een voertuig
achterstevoren vervoert.
•Als de vooruitrijcamera (FSC) niet normaal kan werken als gevolg van tegenlicht of mist,
worden de systeemfuncties die verband houden met de vooruitrijcamera (FSC) tijdelijk
stopgezet en gaan de volgende waarschuwingslampjes branden. Dit duidt echter niet op
een defect.
•Koplampregelsysteem (HBC) waarschuwingslampje (oranje)
•Adaptieve LED-koplampen (ALH) waarschuwingslampje (oranje)
•Waarschuwingslampje van rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
•Waarschuwingslampje van Smart Brake Support remhulpsysteem/
stadsverkeer-remassistent (SBS/SCBS) (oranje)
7 L M G H Q V K H W U L M G H Q
L $ &