PORTIEREN
LET OP!
Onachtzame hantering en opslag van de
verwijderbare portierpanelen kan schade
aan de afdichtingen tot gevolg hebben,
waardoor er water in het voertuig kan door-
dringen.
Keyless Enter-N-Go — Passive Entry
(Indien aanwezig)
Met het "Passive Entry"-systeem kunt u por-
tieren en achterklep van het voertuig vergren-
delen en ontgrendelen zonder dat u op de
vergrendel- en ontgrendeltoetsen van de
sleutelhouder hoeft te drukken.
OPMERKING:
• Passive Entry kan geprogrammeerd worden
in de standen ON/OFF (aan/uit). Raadpleeg
de paragraaf "Instellingen van Uconnect" in
het hoofdstuk "Multimedia" in het instruc-
tieboekje voor meer informatie.• De sleutelhouder kan mogelijk niet worden
gevonden door het Passive Entry-systeem
van het voertuig wanneer deze zich naast
een mobiele telefoon, laptop of ander elek-
tronisch apparaat bevindt. Dergelijke appa-
raten kunnen het draadloze signaal van de
sleutelhouder belemmeren, waardoor het
Passive Entry systeem het voertuig niet kan
vergrendelen en ontgrendelen.
• Passive Entry Unlock initieert Illuminated
Approach (dimlicht, kentekenplaatverlich-
ting, positielampen) gedurende de geselec-
teerde tijdsduur van 0, 30 (standaard),
60 of 90 seconden. Passive Entry Unlock
laat ook de richtingaanwijzers twee keer
knipperen.
• Als u handschoenen draagt of als de por-
tiergreep met Passive Entry is natgeregend
of -gesneeuwd, is het mogelijk dat de ver-
grendeling minder gevoelig wordt en daar-
door langzamer reageert.
• Als de auto wordt ontgrendeld met Passive
Entry en er binnen 60 seconden geen por-
tier wordt geopend, worden de portieren
weer vergrendeld en het alarmsysteem, in-
dien aanwezig, ingeschakeld.Ontgrendelen vanaf de bestuurderszijde
Houd een geldige sleutelhouder met Passive
Entry binnen 5 ft (1,5 m) van de handgreep
van het bestuurdersportier en pak deze hand-
greep vast om het bestuurdersportier auto-
matisch te ontgrendelen.
Pak de portiergreep vast om te
ontgrendelen
21
OPMERKING:
Als "alle portieren ontgrendelen met eerste
druk op de ontgrendelknop" is geprogram-
meerd, worden alle portieren ontgrendeld
wanneer u de handgreep van het bestuur-
dersportier vastpakt. Raadpleeg de paragraaf
"Instellingen van Uconnect" in het hoofdstuk
"Multimedia" in uw instructieboekje voor
meer informatie over de keuze tussen "be-
stuurdersportier ontgrendelen met eerste
druk op de ontgrendelknop" en "alle portieren
ontgrendelen met eerste druk op de ontgren-
delknop".
Ontgrendelen vanaf de passagierszijde
Houd een geldige sleutelhouder met Passive
Entry op minder dan 1,5 m (5 ft) van de
handgreep van het voorste passagiersportier
en pak deze handgreep vast om alle portieren
en de achterklep automatisch te ontgrende-
len.OPMERKING:
Alle portieren worden ontgrendeld wanneer
de handgreep van het voorste passagierspor-
tier wordt vastgepakt, ongeacht de voorkeurs-
instelling van de portierontgrendeling ("Un-
lock Driver Door 1st press"
(bestuurdersportier ontgrendelen met één
druk op de ontgrendelknop) of "Unlock All
Doors On 1st Press" (alle portieren ontgren-
delen met één druk op de ontgrendelknop)).
Voorkomen dat de sleutelhouder met Passive
Entry per ongeluk in de auto wordt ingesloten
(FOBIK-Safe)
Om te voorkomen dat een sleutelhouder met
Passive Entry per ongeluk wordt ingesloten in
het voertuig, is het Passive Entry-systeem
uitgerust met een automatische portieront-
grendelingsfunctie, die alleen in werking
treedt wanneer de contactschakelaar in de
stand OFF staat.
FOBIK-Safe wordt alleen uitgevoerd in voer-
tuigen met Passive Entry. Er zijn drie situa-
ties waarin FOBIK-Safe wordt uitgevoerd in
een voertuig met Passive Entry:• Als een portier niet geheel is gesloten,
wordt een vergrendelverzoek gedaan door
een geldige sleutelhouder met Passive En-
try.
• Als een portier niet geheel is gesloten,
wordt een vergrendelverzoek gedaan door
de portiergreep met Passive Entry.
• Als het portier niet geheel is gesloten, wordt
een vergrendelverzoek gedaan door de
schakelaar in het portierpaneel.
Als een van deze situaties zich voordoet,
nadat alle geopende portieren zijn gesloten,
wordt FOBIK-Safe uitgevoerd. Als het een
sleutelhouder met Passive Entry in het voer-
tuig detecteert, wordt het voertuig ontgren-
deld en de bestuurder gewaarschuwd. Als
Passive Entry is uitgeschakeld via het
Uconnect systeem, blijft de toetsbeveiliging
zoals beschreven in "Voorkomen dat de sleu-
telhouder met Passive Entry per ongeluk in
de auto wordt ingesloten" actief/functioneel.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
22
OPMERKING:
Om de Hard Top terug te plaatsen, volgt u de
instructies voor verwijdering in omgekeerde
volgorde.
Voor de volledige informatie voor de eigenaar
raadpleegt u uw instructieboekje.
LET OP!
• Het/de voorpaneel/voorpanelen moe-
t(en) goed worden geplaatst om te zor-
gen dat de afdichting volledig is. Incor-
recte montage kan tot gevolg hebben dat
er water in het interieur van de auto lekt.
• De Hard Top moet goed worden ge-
plaatst om te zorgen dat de afdichting
volledig is. Incorrecte montage kan tot
gevolg hebben dat er water in het interi-
eur van de auto lekt.
• Het ontwerp van de Hard Top staat niet
toe dat er aanvullende belastingen, zo-
als een imperiaal, reservewielen, bouw-,
jacht- of kampeerartikelen en/of bagage
etc., worden meegedragen. De Hard Top
is geen structuurelement van de auto en
kan dus geen extra belasting dragen,
LET OP!
met uitzondering van de belasting die
door weersomstandigheden wordt ver-
oorzaakt (bijvoorbeeld regen, sneeuw,
etc.).
• U mag pas gaan rijden als het dak volle-
dig op het frame van de voorruit en de
carrosserie is bevestigd, of helemaal is
verwijderd.
• Voor het verwijderen van de Hard Top
zijn vier volwassenen, een in elke hoek,
nodig. Als u deze waarschuwing niet
opvolgt, kan de Hard Top beschadigd
raken.
Dual Top — indien aanwezig,,,
Als uw auto is uitgerust met een Dual Top,
wordt het Soft Top-systeem uitsluitend voor
leveringsdoeleinden in een afzonderlijke
doos achter in de auto geleverd.
Als de Soft Top wordt verwijderd, dient u zich
ervan te verzekeren dat de hefondersteu-
ningsmechanismen aanbeidezijden van de
opgevouwen Soft Top in de vergrendelde
("lock") stand staan voordat u de Soft Top
verwijdert, en dat er een klik hoorbaar iswanneer op de eerste boog van beide hefon-
dersteuningsmechanismen wordt gedrukt.Hefondersteuningsmechanisme
1 — Vergrendelde stand
2 — T40 Torx-schroeven
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
60
Uitgebreid ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing zal de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden, als het
communicatienetwerk en de voeding intact
blijven en afhankelijk van de aard van de
botsing, bepalen of het uitgebreide ongeluk-
kenresponssysteem de volgende functies uit-
voert:
• De brandstoftoevoer naar de motor afslui-
ten (indien aanwezig)
• De accuvoeding naar de elektromotor af-
sluiten (indien aanwezig)
• De waarschuwingsknipperlichten inscha-
kelen zo lang de accu energie heeft
• De interieurverlichting inschakelen zolang
de accu werkt of gedurende 15 minuten na
interventie van het uitgebreid ongelukken-
responssysteem.
• De centrale portiervergrendeling
ontgrendelen.Uw voertuig is mogelijk ook ontworpen om
een van deze andere of andere functies uit te
voeren naar aanleiding van het uitgebreide
ongelukkenresponssysteem:
• De verwarming van het brandstoffilter uit-
schakelen, de aanjagermotor van de kli-
maatregeling uitschakelen, de circulatie-
klep van de klimaatregeling sluiten
• De accuvoeding afsluiten naar de:
– Motor
– Elektromotor (indien aanwezig)
– Elektrische stuurbekrachtiging
– Rembekrachtiging
– Elektrische parkeerrem
– Automatische schakelhendel
– Claxon
– Ruitenwissers vóór
– KoplampsproeierpompOPMERKING:
Vergeet niet om na een ongeval het contact in
de stand STOP (OFF/LOCK) te zetten en de
sleutel uit de contactschakelaar te verwijde-
ren om te voorkomen dat de accu leegloopt.
Controleer zorgvuldig de auto op brandstof-
lekkage in de motorruimte en op de grond in
de buurt van de motorruimte en de brandstof-
tank voordat u het systeem reset en de motor
te star. Als er na een ongeval geen brandstof-
lekkage of schade aan de elektrische appara-
ten van het voertuig (bijv. koplampen) is,
reset u het systeem door de hierna beschre-
ven procedure te volgen.
VEILIGHEID
132
af. Als dit gebeurt, zet u het contactslot in
de stand LOCK, wacht u 25 tot 30 secon-
den en herhaalt u de procedure voor nor-
maal starten.
OPMERKING:
In zeer koude omstandigheden kan de
startmotor maximaal 30 seconden blij-
ven lopen voordat de motor aanslaat. De
startmotor kan worden uitgeschakeld
door het contactslot in de stand OFF te
zetten, indien gewenst.
5. Zonder Tipstartfunctie (alleen handge-
schakelde versnellingsbak)
Draai de contactschakelaar in de stand
START en laat hem los zodra de motor
aanslaat. Als de motor niet binnen 10 se-
conden aanslaat, zet u het contactslot in
de stand LOCK, wacht u 10 tot 15 secon-
den en herhaalt u de procedure voor nor-
maal starten.
6. Laat de motor na het starten nog ca.
30 seconden stationair draaien voordat u
gaat rijden. Dit zorgt ervoor dat de olie
circuleert en de turbocompressor wordt
gesmeerd.Warmdraaien van dieselmotor
Geef nooit volgas als de motor koud is. Bij het
starten van een koude motor brengt u de
motor langzaam op het bedrijfstoerental, zo-
dat de oliedruk wordt gestabiliseerd naar-
mate de motor warmdraait.
OPMERKING:
Als u een koude motor onbelast laten draaien
met een hoog toerental, kan witte rook en een
afname van het motorvermogen het gevolg
zijn. Onbelaste motortoerentallen moeten la-
ger zijn dan 1200 omw/min tijdens het warm-
draaien, vooral bij lage temperaturen.
Laat bij temperaturen onder 32°F (0°C) de
motor gedurende vijf minuten met matige
toerentallen opwarmen voordat de motor vol
wordt belast.
Stationair draaien van dieselmotor — bij
lage temperaturen
Vermijd langdurig stationair draaien bij om-
gevingstemperaturen lager dan -18°C (0°F).
Lang stationair draaien kan schadelijk zijn
voor de motor omdat de temperatuur in de
verbrandingsruimte zo ver kan dalen dat de
brandstof niet volledig wordt verbrand. Dooronvolledige verbranding vormt zich koolstof
en glazuur op de zuigerveren en de verstui-
vers. De niet-verbrande brandstof kan ook in
het carter binnendringen, waardoor de olie
wordt verdund en de motor snel slijt.
De motor uitschakelen
Hanteer het volgende schema om te bepalen
hoeveel stationaire draaitijd nodig is om de
turbocompressor voldoende te koelen voordat
u de motor afzet, afhankelijk van de rijwijze
en de belading van de auto.
Voordat u een turbodieselmotor uitzet, moet u
de motor altijd naar normaal stationair toerental
laten terugkeren en enkele seconden stationair
laten draaien. Op deze manier wordt de turbo-
compressor voldoende gesmeerd. Dit is vooral
van belang na zware ritten.
Laat de motor enkele minuten stationair
draaien voordat u de motor afzet. Laat de
motor drie tot vijf minuten stationair draaien
voordat de motor afzet, wanneer u met volle
belasting hebt gereden. Tijdens het stationair
draaien voeren de smeerolie en de koelvloei-
stof de overtollige warmte af van de verbran-
161
Trac-Lok is met name nuttig bij gladde rijom-
standigheden. Wanneer beide achterwielen
op een gladde ondergrond rijden, kan licht
indrukken van het gaspedaal maximale trac-
tie leveren.
WAARSCHUWING!
Bij auto's die zijn uitgerust met een be-
perkt slipdifferentieel mag u de motor
nooit laten draaien als een van de achter-
wielen de grond niet raakt. De auto kan
door blijven rijden via het achterwiel dat
de grond nog wel raakt, waardoor u de
macht over het stuur verliest.
Asvergrendeling (Tru–Lok) —
Rubicon-modellen
De schakelaar AXLE LOCK (asvergrendeling)
bevindt zich op het instrumentenpaneel
(rechts van de stuurkolom).Deze functie wordt alleen ingeschakeld als
aan de volgende voorwaarden is voldaan:
• Contact in de RUN-stand, auto in 4L-bereik
(laag).
• Voertuigsnelheid moet 16 km/u (10 mph)
of lager zijn.
• Het rechter- en linkerwiel op de as hebben
dezelfde snelheid.Om het systeem te activeren, drukt u de
schakelaar AXLE LOCK omlaag om alleen de
achteras te vergrendelen (het lampje "REAR
ONLY" (alleen achter) gaat branden). Druk de
schakelaar omhoog om de vooras en achteras
te vergrendelen (het lampje "FRONT + REAR"
(voor en achter) gaat branden). Wanneer de
achteras is vergrendeld, kunt u de vooras
vergrendelen of ontgrendelen door nogmaals
op de onderkant van de schakelaar te druk-
ken.
OPMERKING:
De controlelampjes gaan knipperen totdat de
assen volledig vergrendeld of ontgrendeld
zijn.
Om de assen te ontgrendelen, drukt u op de
knop AXLE LOCK OFF (asvergrendeling uit).
De asvergrendeling wordt uitgeschakeld als
het voertuig uit de groep 4L (LOW) wordt
gehaald of wanneer de contactschakelaar in
de stand OFF wordt gezet.
Schakelpaneel Axle Lock
(asvergrendeling)
177
LET OP!
Bevestig GEEN voorwerpen aan het aanraak-
scherm. Anders kan het scherm beschadigd
raken.
Klok instellen
Ga als volgt te werk om de klok in te stellen:
1. Kies de toets "Settings" (instellingen) op
het front en kies vervolgens de scherm-
toets "Clock and Date" (klok en datum).
2. Kies de schermtoets "Set Time" (tijd
instellen).
3. Druk op de pijl omhoog of pijl omlaag om
de uren en minuten aan te passen, en kies
vervolgens de schermtoets "AM" of "PM".
U kunt ook de 12-uurs of 24-uurs tijdno-
tatie selecteren door de gewenste scherm-
toets te kiezen.
4. Kies de schermtoets "Done" (klaar) zodra
de tijd is ingesteld om het tijdscherm af te
sluiten.OPMERKING:
In het menu Clock Setting (klok instellen)
kunt u Display Clock (klok weergeven) selec-
teren. Met Display Clock (klok weergeven)
schakelt u de weergave van de klok in de
statusbalk in en uit.
Audio-instelling
1. Kies de toets "Settings" (instellingen) op
het front.
2. Scroll omlaag en kies de schermtoets "Au-
dio" om het menu Audio te openen.
3. Het menu Audio toont de volgende opties
om de audio-instellingen aan uw persoon-
lijke wensen aan te passen.
Equalizer
Kies de schermtoets "Equalizer" om de lage
tonen, middentonen en hoge tonen in te
stellen. Gebruik de schermtoets "+" en "-" om
de equalizer naar wens in te stellen.
Balans links/rechts - voor/achter
Kies de schermtoets "Balans/Fade" (balans
links/rechts - voor/achter) om het geluid van
de luidsprekers in te stellen. Kies de scherm-
toetsen met de pijl om het geluidsniveau vande luidsprekers voor en achter of rechts en
links in te stellen. Kies de schermtoets C
(Center, midden) om de balans links/rechts
en voor/achter terug te stellen op de fabrieks-
instellingen.
Snelheidsafhankelijke volumeregeling — in-
dien aanwezig
Druk op de schermtoets "Speed Adjusted
Volume" (snelheidsafhankelijke volumerege-
ling) om te kiezen tussen OFF (uit), 1, 2 of 3.
Hierdoor wordt het volume van de radio ver-
laagd wanneer de rijsnelheid afneemt.
Loudness (dynamiek) — indien aanwezig
Kies de schermtoets "Loudness" (dynamiek)
om de dynamiekfunctie te selecteren. Als
deze functie is geactiveerd, wordt de geluids-
kwaliteit bij lagere volumes verbeterd.
Surround Sound — indien aanwezig
Kies de schermtoets "Surround Sound" en
vervolgens On (aan) of Off (uit), gevolgd door
de schermtoets met de pijl naar links. Wan-
neer deze functie is geactiveerd, wordt een
ruimtelijke surround sound gesimuleerd.
301
LET OP!
Bevestig GEEN voorwerpen aan het aan-
raakscherm. Anders kan het scherm be-
schadigd raken.
OPMERKING:
Uconnect schermafbeeldingen zijn uitslui-
tend ter illustratie en geven de software van
uw voertuig mogelijk niet exact weer.
De tijd instellen
• Model 4C NAV synchroniseert de tijd auto-
matisch via GPS, dus het instellen van de
tijd zou hierbij niet nodig moeten zijn. Als u
de tijd handmatig moet instellen, volgt u de
onderstaande instructies voor model 4C
NAV.
• Voor model 4C schakelt u de eenheid in en
drukt u op de tijdweergave boven in het
scherm. Druk op "Yes" (ja).• Als de tijd niet bovenaan in het scherm
wordt weergegeven, kiest u de schermtoets
"Settings" (instellingen). Druk in het
scherm Settings (instellingen) op de
schermtoets "Clock" (klok) en vink deze
optie aan of uit.
• Druk op "+" of "–" naast Set Time Hours
(uren instellen) en Set Time Minutes (mi-
nuten instellen) om de tijd in te stellen.
• Als deze functies niet beschikbaar zijn,
schakelt u het vakje Sync Time (tijdsaan-
duiding synchroniseren) uit.
• Druk op "X" om uw instellingen op te slaan
en het scherm Clock Setting (klok instellen)
af te sluiten.
Achtergrondthema's
• U kunt een schermachtergrondthema kie-
zen uit een vooraf geladen lijst met the-
ma's. Als u een thema wilt instellen, volgt u
de onderstaande instructies.
• Kies de schermtoets "Settings" (instellin-
gen) en selecteer het schermmenu.
• Kies vervolgens de schermtoets "Set
Theme" (thema instellen) en selecteer een
thema.Geluidsinstellingen
• Kies de schermtoets "Audio" om het scherm
met audio-instellingen te openen en
Balance/Fade (balans links/rechts - voor/
achter), Equalizer en Speed Adjusted Vo-
lume (snelheidsafhankelijke volumerege-
ling) in te stellen.
• U kunt naar het radioscherm terugkeren
door de "X rechtsboven te kiezen.
Balans links/rechts - voor/achter
• Kies de schermtoets "Balance/Fade" (ba-
lans links/rechts - voor/achter) om de ba-
lans van de audioweergave tussen de luid-
sprekers voorin of die tussen de
luidsprekers voor- en achterin in te stellen.
• Kies de schermtoetsen "Front" (voor),
"Rear" (achter), "Left" (links) of "Right"
(rechts) of druk op het luidsprekerpicto-
gram en versleep dit om de balans in te
stellen.
MULTIMEDIA
312