derzitjesvoor meer informatie. In onder-
staande tabel wordt het type voorziening voor
elke zitplaats vermeld.
Bestuur-
derMidden Passagier
Eerste rij N.v.t. N.v.t. ALR
Tweede rij ALR ALR ALR
•N.v.t. — Niet van toepassing
•ALR — Oprolautomaat met automatische
vergrendeling
Als de passagierszitplaats is voorzien van een
ALR en voor normale toepassingen wordt ge-
bruikt:
Trek juist voldoende gordelband uit het oprol-
mechanisme om het middel van de inzittende
comfortabel te kunnen omvatten, zonder de
ALR te activeren. Als de ALR toch wordt geac-
tiveerd, hoort u een ratelend geluid terwijl de
gordelband wordt ingetrokken. Laat in dat ge-
val de gordelband volledig intrekken en trek
vervolgens juist voldoende gordelband uit het
oprolmechanisme om het middel van de inzit-
tende comfortabel te kunnen omvatten. Schuif
de gesp in de sluiting totdat u een ’klik’ hoort.
Functie vergrendelrolautomaten
(ALR) — Indien aanwezig
Deze functie zorgt dat de schoudergordel au-
tomatisch in een van te voren ingestelde positie
vergrendelt. De rolautomaat spant de schou-
dergordel nog wel automatisch aan. De auto-
matische rolvergrendeling is beschikbaar op
alle passagierszitplaatsen met een heup-/
schoudergordel. Gebruik altijd de automati-
sche rolvergrendeling als een kinderzitje is
aangebracht op een zitplaats die is voorzien
van een gordel met dit systeem. Kinderen van
12 jaar en jonger moeten altijd goed vastge-
gespt op de achterbank worden vervoerd.
Hoe gebruikt u de automatische
rolvergrendeling
1. Gesp de driepuntsgordel vast.
2. Pak het schoudergedeelte beet en trek om-
laag tot de hele gordel volkomen is uitgerold.
3. Laat de gordel weer terugrollen. Terwijl de
gordel terugrolt hoort u een klikgeluid. Dit geeft
aan dat de automatische rolvergrendeling is
geactiveerd.Hoe deactiveert u de automatische
rolvergrendeling
Maak de gesp van de heup-/schouderriem los
en laat de gordel helemaal terugrollen om zo
de automatische rolvergrendeling te deactive-
ren en de gewone botsingsafhankelijke ver-
grendeling weer te activeren.
WAARSCHUWING!
•Laat de gordel en de rolautomaat vervan-
gen als deautomatische rolvergrendeling
of een andere autogordelfunctie niet cor-
rect werkt bij een controle volgens de pro-
cedures in de werkplaatshandleiding.
•Als u gordel en rolautomaat nalaat te ver-
vangen als dat nodig is, verhoogt u de kans
op letsel bij botsingen.
GordelspannersDe veiligheidsgordels voor de beide voorstoe-
len zijn voorzien van gordelspanners, die er-
voor zorgen dat een loszittende gordel wordt
strak getrokken bij een ongeval. Deze appara-
ten verbeteren de werking van de autogordel
door ervoor te zorgen dat de gordel al in een
33
4. De voorste helft van de actieve hoofdsteun
(zacht schuimrubber en bekleding) moet ver-
grendelen in de achterste helft van de actieve
hoofdsteun (decoratieve kunststof afdekking).
OPMERKING:
•Als u problemen ondervindt met het op-
nieuw instellen van de actieve hoofdsteu-
nen, neemt u contact op met een erkende
dealer.
•Laat uit veiligheidsoverwegingen de ac-
tieve hoofdsteunen controleren door een
gekwalificeerd specialist bij een erkende
dealer.Geavanceerd
autogordelwaarschuwingssysteem
(BeltAlert)
BeltAlertis een voorziening die de bestuurder
eraan herinnert de veiligheidsgordel vast te
gespen. Deze voorziening is altijd actief wan-
neer het contact is ingeschakeld. Als de auto-
gordel van de bestuurder niet is vastgegespt,
gaat het waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels branden totdat de gordel is vast-
gegespt. Het BeltAlert-systeem wordt geacti-
veerd binnen 60 seconden nadat de auto een
snelheid boven 8 km/u heeft bereikt. De waar-
schuwingscyclus duurt 96 seconden of totdat
de betreffende veiligheidsgordels zijn vastge-
gespt. Nadat de cyclus is voltooid, blijft het
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgor-
dels branden totdat de veiligheidsgordel vóór
is vastgegespt. De bestuurder behoort ook alle
overige inzittenden op te dragen hun veilig-
heidsgordels vast te gespen. Als een veilig-
heidsgordel vóór niet is vastgegespt terwijl er
wordt gereden met een snelheid boven 8 km/u,
laat BeltAlertals eenmalige waarschuwing
een geluidssignaal klinken, gaat het waarschu-
wingslampje voor de veiligheidsgordels bran-den en wordt vervolgens de waarschuwingscy-
clus van 96 seconden geactiveerd.
OPMERKING:
•De BeltAlertkan door uw erkende dealer
geactiveerd of gedeactiveerd worden.
•Chrysler Group LLC raadt aan de
BeltAlertniet te deactiveren.
Als BeltAlertbuiten werking wordt gesteld,
blijft het waarschuwingslampje voor de vei-
ligheidsgordels branden zolang de veilig-
heidsgordel van de bestuurder niet is vast-
gemaakt.
SpankrachtbegrenzerIn deze auto is het autogordelsysteem voor de
voorste zitplaatsen voorzien van een span-
krachtbegrenzer, die bij frontale botsingen
helpt om het risico van letsel verder te verla-
gen. Dit autogordelsysteem heeft een rolauto-
maat die de gordelband op een gecontro-
leerde manier afwikkelt. Deze functie is
bedoeld om de kracht te verminderen die de
gordel op de borstkas van de inzittende uitoe-
fent.Actieve hoofdsteun in terugstelpositie
36
WAARSCHUWING!
•Laat de gordel en de rolautomaat vervan-
gen als de “automatische rolvergrendeling”
of een andere autogordelfunctie niet cor-
rect werkt bij een controle volgens de pro-
cedures in de werkplaatshandleiding.
•Als u de gordel en rolautomaat niet laat
vervangen wanneer dit nodig is, kan het
risico van letsel bij ongevallen hoger wor-
den.
Veiligheidsgordels en zwangerschapWij adviseren vrouwen die in verwachting zijn
om ook dan de autogordel te gebruiken. Een
veilig zittende moeder vormt de beste bescher-
ming voor de nog ongeboren baby.
Een aanstaande moeder hoort het heupge-
deelte van de gordel laag over het middel en zo
strak mogelijk over de heupen te dragen. Houd
de gordel laag, zodat deze niet over de buik
loopt. Op deze wijze zullen de heupen de
krachten opvangen bij een ongeval.
Extra beveiligingssysteem (SRS) -
Airbags
Deze auto is ter aanvulling op de veiligheids-
gordels voorzien van geavanceerde voorair-
bags voor zowel de bestuurder als de voorpas-
sagier. De geavanceerde voorairbag voor de
bestuurder bevindt in het midden van het stuur.
De geavanceerde voorairbag voor de passa-
gier bevindt zich in het instrumentenpaneel,
boven het handschoenenkastje. Op de airbag-
panelen ziet u de vermelding SRS/AIRBAG.OPMERKING:
Deze airbags zijn gecertificeerd in overeen-
stemming met de regelgeving voor geavan-
ceerde airbags.
Het opblaasmechanisme van de geavan-
ceerde airbags voorin wordt in meerdere stadia
geactiveerd. De airbag kan zo meer of minder
krachtig worden opgeblazen, afhankelijk van
de ernst en aard van de aanrijding.
Deze auto kan zijn uitgerust met sensors stand
bestuurdersstoel en/of passagiersstoel op rails,
waardoor de mate van opblazen van de ge-
avanceerde voorairbags kan worden aange-
past gebaseerd op de stoelpositie.
Dit voertuig kan zijn uitgerust met een gesp
voor de veiligheidsgordel voor de bestuurders-
stoel en/of de voorpassagiersstoel die regis-
treert of de veiligheidsgordel voor de bestuur-
dersstoel of de voorpassagiersstoel is
vastgeklikt. De gesp voor de veiligheidsgordel
kan de mate van opblazen van de geavan-
ceerde voorairbags aanpassen.
Dit voertuig is uitgerust met extra gordijn-
zijairbags (SABIC), ter bescherming van de
bestuurder en passagiers voor en achter die
Locaties van de geavanceerde voorairbags en
knieairbag
1 — Geavanceerde voor-
airbags voor bestuurder
en passagier2 — Kniebescher-
ming
37
naast een raam zitten. De extra gordijn-
zijairbags bevinden zich boven de zijramen.
Op de bekleding over de zijairbags staat het
label SRS AIRBAG.
Dit voertuig kan tevens zijn uitgerust met extra
zijairbags in de voorstoelen (SAB). De extra
zijairbags in de voorstoelen bieden de inzitten-
den betere bescherming tegen zijdelingse bot-
singen. Als het voertuig is uitgerust met extra
zijairbags in de voorstoelen zijn deze aange-
duid met een airbaglabel aan de buitenkant
van de voorstoelen.
OPMERKING:
•De airbagpanelen zullen in de interieurbe-
kleding amper opvallen, maar springen
wel degelijk open tijdens het opblazen
van de airbag.
•Na ieder ongeval dient de auto onmiddel-
lijk naar een erkende dealer te worden
gebracht.
Onderdelen van het airbagsysteem
Uw auto kan zijn uitgerust met de volgende
onderdelen van het airbagsysteem:•Beschermingssysteem voor de inzittenden
(ORC)
•Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
•Stuur en stuurkolom
•Instrumentenpaneel
•Kniebescherming
•Geavanceerde voorairbag aan bestuurders-
zijde
•Geavanceerde voorairbag aan passagiers-
zijde
•Extra zijairbags in de voorstoelen (SAB)
•Opblaasbare gordijn-zijairbags (SABIC)
•Sensors frontale en zijbotsingen
•Gordelspanners voorin, gesp van gordelslui-
ting en sensors railstand stoel
•Extra actieve hoofdsteun voor bestuurder en
voorpassagierKenmerken van de geavanceerde
airbags voorin
Het systeem van de geavanceerde airbags
voorin bestaat uit airbags aan de bestuurders-
zijde en aan de passagierszijde met verschil-
lende stadia. Dit systeem reageert overeen-
komstig de kracht en de aard van de botsing
die worden vastgesteld door het bescher-
mingssysteem voor de inzittenden (ORC), dat
informatie kan ontvangen van de botsingsen-
sors.
Het eerste opblaasmechanisme wordt onmid-
dellijk tijdens een botsing waar ontvouwing van
de airbag noodzakelijk is geactiveerd. Deze
geringe opblazing wordt gebruikt voor minder
zware botsingen. Bij zwaardere botsingen
wordt een krachtiger opblazing toegepast.
WAARSCHUWING!
•Er mogen geen voorwerpen boven of nabij
de airbag op het instrumentenpaneel wor-
den geplaatst, omdat deze objecten letsel
kunnen veroorzaken bij botsingen waarbij
de airbag wordt opgeblazen.
(Vervolgd)
38
•De airbagpanelen zullen in de interieurbe-
kleding amper opvallen, maar springen
wel degelijk open tijdens het opblazen
van de airbag.
•Als u zich tijdens het activeren te dicht bij
de extra zijairbags in de voorstoelen en
de extra gordijn-zijairbags bevindt, kunt u
ernstig of dodelijk letsel oplopen.
Het systeem omvat sensors voor zijdelingse
botsingen, die zich naast de inzittenden op de
voor- en achterstoelen bevinden en zijn geijkt
om de extra gordijn-zijairbags te activeren bij
botsingen die bescherming van de inzittenden
door airbags noodzakelijk maken.
WAARSCHUWING!
•Als uw auto is uitgerust met extra gordijn-
zijairbags aan de linker- en rechterzijde,
mag u bagage of andere lading niet der-
mate hoog opstapelen dat de afdekpanelen
van de extra gordijn-zijairbags worden ge-
blokkeerd. In de omgeving van de extra
gordijn-zijairbag mogen zich geen obsta-
kels bevinden.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Als uw auto is uitgerust met zij-airbags,
gebruik dan geen aanvullende stoelhoezen
en plaats geen voorwerpen tussen uzelf en
de zij-airbags. De werking van de airbags
kan zo foutief worden, doordat deze voor-
werpen met kracht tegen u aan slaan en zo
ernstig letsel kunnen veroorzaken.
Stootranden voor kniebescherming
De stootranden voor kniebescherming helpen
de knieën van de bestuurder en de voorpassa-
gier te beschermen, en om iedereen correct te
laten zitten i.v.m. eventueel opblazen van de
geavanceerde airbags voorin.
In combinatie met de autogordels, gordelspan-
ners en kniebescherming geven de geavan-
ceerde airbags voorin extra bescherming voor
bestuurder en voorpassagier. Ook de zij-
airbags werken in combinatie met de autogor-
dels voor een betere bescherming van inzitten-
den.Hier volgen enkele eenvoudige raadgevingen
om het risico op letsel door een opgeblazen
airbag te verminderen:
1.Kinderen van 12 jaar en jonger moeten
altijd goed vastgegespt op de achterbank
zitten.
WAARSCHUWING!
Baby’s in kinderzitjes waarin het kind met het
gezicht naar achteren zit, mogen nooit wor-
den vervoerd op de voorstoel van auto’s met
een geavanceerde voorairbag aan passa-
gierszijde. Bij het opblazen kan de airbag
ernstig en zelfs dodelijk letsel aan een peuter
in die zitpositie toebrengen.
Kinderen die niet groot genoeg zijn om de
autogordel op de juiste wijze te dragen (zie het
hoofdstuk Kinderzitjes) moeten veilig op de
achterbank worden vervoerd in een kinderzitje
of een verhogingszitje met gordelbevestiging.
Oudere kinderen die geen kinderzitje of vast te
gespen verhogingszitje gebruiken, horen op de
achterbank te zitten en de autogordel om te
gespen. Sta nooit toe dat kinderen de schou-
40
De raamairbag drukt de buitenrand van de
hemelbekleding opzij en bedekt het zijraam.
De airbag wordt in ca. 30 milliseconden opge-
blazen (ongeveer een kwart van de tijd die
nodig is om met de ogen te knipperen). Dit
gebeurt met zoveel kracht dat u letsel kunt
oplopen als u niet correct op uw stoel zit en/of
uw gordel niet (correct) vastgemaakt heeft of
als de gordijnzij-airbag bij het opblazen een
voorwerp in uw richting wegdrukt. Dat geldt
vooral voor kinderen. De gordijn-zijairbag is in
opgeblazen toestand slechts ongeveer 9 cm
dik.
Omdat airbag-sensors de vertraging van het
voertuig schatten, zijn de snelheid van het
voertuig en de schade geen goede indicatoren
voor de noodzaak van het wel of niet opblazen
van een airbag.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig over de kop slaat,
kunnen de gordelspanners en/of de extra
zijairbags in de voorstoelen en de extra
gordijn-zijairbags worden geactiveerd aan
beide zijden van de auto.Sensors frontale en zijbotsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen kunnen de
botsingsensors het ORC helpen bij het bepalen
van de juiste reactie op de botsingen.
Verbeterd ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opblazen van de
zij-airbags zal de ORC, als het communicatie-
netwerk en de voeding intact blijven en afhan-
kelijk van de aard van de botsing, bepalen of
het verbeterde ongelukkenresponssysteem de
volgende functies uitvoert:
•De brandstoftoevoer naar de motor afsluiten.
•De alarmknipperlichten laten knipperen zo-
lang er accuspanning is of tot het contact
wordt verbroken met de contactsleutel .
•De binnenverlichting inschakelen zolang de
accu werkt of totdat de contactsleutel wordt
verwijderd.
•De deuren automatisch ontgrendelen.
Als een airbag wordt opgeblazen
De voor-airbags zijn zo ontworpen dat ze na het
opblazen onmiddellijk weer leeglopen.OPMERKING:
De voor- en/of zij-airbags worden niet bij alle
botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags worden
opgeblazen, kan zich het volgende voordoen:
•Het nylon van de airbag kan soms schaaf-
wonden en/of een rode huid veroorzaken bij
de bestuurder en de voorpassagier tijdens
het opblazen van de airbags. De schaafwon-
den lijken op de wonden die u oploopt als u
zich schaaft aan een touw, de vloerbedek-
king of op de vloer van een gymnastiekzaal.
Deze schaafwonden worden niet veroor-
zaakt door contact met chemische produc-
ten. De schaafwonden zijn niet blijvend en
genezen normaal gesproken snel. Als uw
schaafwonden echter na enkele dagen nog
niet zijn genezen of als u last hebt van
blaren, ga dan onmiddellijk naar uw huisarts.
•Terwijl de airbags leeglopen ziet u misschien
rondvliegende stofdeeltjes die op rook lijken.
Dit stof is een normaal bijproduct van het
activeringsproces voor het niet-giftige op-
blaasgas. Deze rondzwevende stofdeeltjes
44
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
De airbags moeten bedrijfsklaar
zijn om bij een aanrijding onmid-
dellijk op te blazen en u te be-
schermen. Het waarschuwings-
lampje voor het airbagsysteem
controleert de interne circuits en
de bedrading verbonden met elektrische com-
ponenten van het airbagsysteem. Hoewel het
airbagsysteem onderhoudsvrij is, moet u het
systeem onmiddellijk laten controleren door
een erkende dealer als zich het volgende voor-
doet.
•Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem brandt niet gedurende de vier tot
acht seconden nadat het contact voor het
eerst is aangezet.
•Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem blijft branden na de periode van
vier tot acht seconden.
•Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat af en toe branden of blijft
branden tijdens het rijden.OPMERKING:
Als de snelheidsmeter, toerenteller of an-
dere meters voor motorfuncties niet werken,
is het mogelijk dat het beschermingssys-
teem voor de inzittenden ook niet werkt. Het
kan zijn dat de airbags niet gereed zijn om u
te beschermen. Controleer onmiddellijk de
zekeringen op doorgeslagen zekeringen.
Raadpleeg het label aan de binnenkant van
het deksel van het zekeringenblok voor de
juiste airbagzekeringen. Laat uw erkende
dealer controleren of de zekering nog goed
is.
EDR (Event Data Recorder,
Gebeurtenisrecorder)
Deze auto is uitgerust met een gebeurtenisre-
corder (EDR). De belangrijkste taak van de
EDR is het registreren van gegevens die dui-
delijk maken hoe een voertuigsysteem zich
heeft gedragen in bepaalde ongevals- of ge-
lijksoortige situaties, zoals de activering van
een airbag of een botsing tegen een obstakel.
De EDR is ontworpen om kortstondig, meestal
30 seconden of minder, gegevens te registre-
ren die verband houden met de dynamiek en
veiligheidssystemen van de auto. De EDR indeze auto is ontworpen om onder andere de
volgende gegevens te registreren:
•Hoe hebben diverse systemen in uw auto
zich gedragen?
•Waren de veiligheidsgordels van de bestuur-
der en passagier vastgegespt?
•Hoe ver (indien van toepassing) trapte de
bestuurder het gas- en/of rempedaal in?
•Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen tot een beter
inzicht in de omstandigheden waarin botsingen
en letsel ontstaan.
OPMERKING:
De EDR-gegevens worden uitsluitend tij-
dens extreme ongevalssituaties geregis-
treerd. Onder normale rijomstandigheden
registreert de EDR geen privé- of overige
gegevens, zoals naam, geslacht, leeftijd en
ongevalslocatie. Het is echter wel mogelijk
dat anderen, bijvoorbeeld de politie, de
EDR-gegevens combineren met de per-
soonsgegevens die standaard worden op-
gevraagd na ongevallen.
46
Voor het uitlezen van de geregistreerde EDR-
gegevens is zowel toegang tot de auto als
speciale apparatuur nodig. Naast de fabrikant
van de auto kunnen ook anderen die over deze
speciale apparatuur beschikken, zoals de po-
litie, de EDR-gegevens lezen indien zij toegang
hebben tot de auto of de EDR.
Veiligheidssystemen voor kinderenElke inzittende van uw auto moet altijd zijn
vastgegespt, ook baby’s en kinderen.
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten goed
vastgegespt op de achterbank plaatsnemen
(als dat mogelijk is). Statistieken tonen aan dat
kinderen veiliger zijn wanneer ze op de achter-
ste zitplaatsen zijn vastgegespt (en niet op de
voorstoelen).
WAARSCHUWING!
Bij een aanrijding kan een niet-vastgegespt
kind of zelfs een baby als een projectiel naar
voren worden geslingerd. Bij een aanrijding
kan zoveel kracht nodig zijn om een baby op
uw schoot te houden dat u het kind onmogelijk
kunt vasthouden, hoe sterk u ook bent. De
baby en andere inzittenden kunnen zo ernstig
gewond raken. Voor elk kind in uw auto moet
u het bijbehorende kinderzitje gebruiken,
overeenkomend met de grootte van het kind.
Baby- en kinderzitjes
Er zijn verschillende typen kinderzitjes in ver-
schillende maten verkrijgbaar, van zitjes voor
pasgeboren baby’s tot oudere kinderen die al
bijna groot genoeg zijn om een autogordel voor
volwassenen te dragen. Lees altijd de handlei-
ding van het kinderzitje om te controleren of dit
voor uw kind geschikt is. Gebruik het juiste
veiligheidssysteem voor uw kind.•Veiligheidsdeskundigen adviseren om kin-
deren achterstevoren mee te laten rijden tot
ze minstens één jaar oud zijn en bovendien
minstens 9 kg wegen. Twee soorten kinder-
zitjes kunt u achterstevoren gebruiken: kin-
derzitjes en ’aanpasbare’ kinderzitjes.
•Het babydraagzitje mag u uitsluitend achter-
stevoren in de auto plaatsen. Een dergelijk
zitje is aan te bevelen voor kinderen die
maximaal ca. 9 kg wegen. ’Aanpasbare’
kinderzitjes gebruikt u in de auto ofwel ach-
terstevoren of voorwaarts gericht. Aanpas-
bare kinderzitjes hebben voor achterstevo-
ren gebruik vaak een hoger
gewichtsmaximum dan babydraagzitjes,
dus kunt u deze achterstevoren plaatsen
voor kinderen die zwaarder zijn dan 9 kg,
maar nog geen één jaar oud zijn.
Beide typen kinderzitjes zet u in de auto vast
met een driepuntsgordel of het ISOFIX-
bevestigingssysteem van het kinderzitje.
Raadpleeg “ISOFIX — Bevestigingssysteem
voor kinderzitjes”.
47