
3-21
Kenmerken van uw auto
3
Informatie
Op auto's die zijn uitgerust met een
antidiefstalsysteem is een sticker
aangebracht met de volgende tekst :
1. WAARSCHUWING
2. VEILIGHEIDSSYSTEEM
Elektrische stuurbekrachtiging (EPS)
Het systeem ondersteunt u tijdens
het sturen. Bij een niet-draaiende
motor of bij een defecte
stuurbekrachtiging blijft de auto
bestuurbaar, maar is de benodigde
stuurkracht veel groter.
Zo wordt het sturen zwaarder
wanneer de rijsnelheid toeneemt en
lichter wanneer de snelheid afneemt.Hierdoor hebt u een betere controle
over het stuurwiel.
Indien u merkt dat onder normale
omstandigheden het sturen van de
auto zwaarder gaat dan normaal,dan adviseren wij u de
stuurbekrachtiging te latencontroleren door een officiële
HYUNDAI-dealer. • Als de elektrische stuurbek-
rachtiging niet goed werkt, gaat
het waarschuwingslampje ( )op het instrumentenpaneel
branden of knipperen. Mogelijk
wordt het stuurwiel moeilijk te
draaien of onder controle te
houden. Breng uw auto naar een
officiële HYUNDAI-dealer en laat
het systeem zo snel mogelijk
controleren.
• Als een storing wordt gesignaleerd in de elektrische
stuurbekrachtiging wordt de
stuurassistentie uitgeschakeld
om een ongeval te voorkomen.Op dat moment gaat het
waarschuwingslampje in hetinstrumentenpaneel branden of
knipperen. Mogelijk wordt hetstuurwiel moeilijk te draaien of
onder controle te houden. Laat
uw auto onmiddellijk
controleren nadat u uw auto op
een veilige plaats tot stilstand
hebt gebracht.
AANWIJZING
i
OJC040170
STUURWIEL

3-22
Kenmerken van uw auto
Informatie
De volgende symptomen kunnen zich
tijdens normaal gebruik voordoen:
• De benodigde stuurkracht kan direct nadat het contact in stand ON
is gezet, hoog zijn.
Dit gebeurt als het systeem de
EPS-diagnose uitvoert. Als de
zelfdiagnose voltooid is, gaat het
draaien aan het stuur weer net zo
licht als anders.
• Er kan een klikkend geluid hoorbaar zijn van het EPS-relais na
het in stand ON of LOCK/OFF
zetten van het contact.
• Het geluid van de elektromotor kan hoorbaar zijn als de auto stilstaat of
met lage snelheid rijdt.
• Als u het stuurwiel draait bij lage temperatuur, kan een afwijkend
geluid hoorbaar zijn. Wanneer de
temperatuur stijgt, zal het geluid
verdwijnen. Dit is een normaal
verschijnsel. • Als u bij stilstaande auto het
stuurwiel continu van aanslag tot
aanslag draait, neemt de benodigde
stuurkracht toe. Dit duidt niet op
een storing. Na verloop van tijd
wordt de benodigde stuurkracht
weer normaal.
In hoogte en lengte
verstelbare stuurkolom
Informatie
Het is mogelijk dat de
ontgrendelhendel, na het instellen, het
stuurwiel niet blokkeert.
Dit duidt niet op een storing. Dit
gebeurt als twee tandwielen niet
correct in elkaar grijpen. Stel in zo'n
geval het stuurwiel opnieuw af en
vergrendel het. Druk de ontgrendelhendel (1) op de
stuurkolom omlaag en zet het
stuurwiel in de gewenste hoek (2) en
de gewenste stand (3). Stel het
stuurwiel zo af dat het op uw borst is
gericht en niet op uw hoofd.
Zorg ervoor dat u de
waarschuwingslampjes en de meters
in het instrumentenpaneel kunt zien.
Duw na het afstellen van het
stuurwiel de ontgrendelhendel (1)omhoog om het stuurwiel te
blokkeren. Controleer na het
afstellen of het stuurwiel goed vastzitdoor het omhoog en omlaag te
drukken. Stel het stuurwiel altijd af
vóór het rijden.i
i
OOS047006
Stel het stuurwiel nooit af
tijdens het rijden. Als u dat wel
doet, kunt u de macht over het
stuur verliezen, waardoor
ongevallen en letsel kunnen
worden veroorzaakt.WAARSCHUWING

3-28
Kenmerken van uw auto
Elektrisch
Links: De spiegel klapt uit.
Rechts : De spiegel klapt in.
Midden (AUTO) : De spiegels
worden in de volgende gevallen automatisch in- en uitgeklapt :
• Zonder Smart Key-systeem
- De spiegel wordt in- of uitgeklaptwanneer de portieren worden
vergrendeld of ontgrendeld metde afstandsbediening en
"Welkom spiegel" in de modus
Gebruikersinstellingen op het
LCD-display wordt geactiveerd. • Met Smart Key-systeem
- De spiegel wordt in- of uitgeklaptwanneer de portieren worden
vergrendeld of ontgrendeld met
de Smart Key en "Welkomspiegel" in de modus
Gebruikersinstellingen op het
LCD-display wordt geactiveerd.
- De spiegels worden in- of uitgeklapt wanneer de portieren
worden vergrendeld of
ontgrendeld met de toets op de
buitenportiergreep en "Welkomspiegel" in de modus
Gebruikersinstellingen op het
LCD-display wordt geactiveerd. De elektrisch bedienbare
buitenspiegel werkt zelfs als het
contact in stand OFF staat. Stel,
om te voorkomen dat de accu
leegraakt, de spiegels niet langerdan noodzakelijk af als de motor
is uitgeschakeld.
Klap de elektrisch bedienbare
buitenspiegels niet met de hand
in. Anders kan de elektromotor
beschadigd raken.
AANWIJZING
AANWIJZING
OOS047015

3-30
Kenmerken van uw auto
Om de ruiten te kunnen sluiten of openen, moet het contact in stand
ON staan. Ieder portier is voorzien
van een schakelaar voor de
bediening van de desbetreffende
ruit. De bestuurder beschikt over een
blokkeerschakelaar waarmee de
ruitbediening van de schakelaars op
de overige portieren kan worden
uitgeschakeld. De elektrisch
bedienbare ruiten kunnen worden
bediend tot ongeveer 30 seconden
nadat het contact in stand ACC of
OFF is gezet. Wanneer de
voorportieren echter geopend zijn,
kunnen de ruiten niet bediend
worden, zelfs niet binnen de periode
van 30 seconden.Informatie
• In een koud en nat klimaat werken de elektrisch bedienbare ruiten
mogelijk niet door
bevriezingsverschijnselen.
• Tijdens het rijden met de zijruiten achter omlaag of met het schuifdak
(indien van toepassing) geheel of
gedeeltelijk geopend, kan
windgeruis of een dreunend geluid
hoorbaar zijn. Dit is normaal en kan
worden verminderd of verholpen
door het volgende te doen. Wanneer
windgeruis optreedt terwijl een of
beide zijruiten achter geopend zijn,
kunt u beide zijruiten voor ongeveer
2,5 cm laten zakken. Als het geluid
hoorbaar is terwijl het schuifdak is
geopend, schuif het schuifdak dan
iets verder dicht.Ruiten openen en sluiten
Openen :
Druk de ruitbedieningsschakelaar
omlaag tot de eerste stand (5). Laat
de schakelaar los als u wilt dat de
ruit stopt. Sluiten :
Druk de ruitbedieningsschakelaar
omhoog tot de eerste stand (5). Laat
de ruitbedieningsschakelaar los als u
wilt dat de ruit stopt.
i
OOS047018
Steek tijdens het rijden uw
hoofd, armen of andere
lichaamsdelen niet naar buiten,
om ernstig letsel te voorkomen.
WAARSCHUWING

3-31
Kenmerken van uw auto
3
Automatische ruitbediening (indien van toepassing)
Door de schakelaar ruitbediening
kortstondig in te drukken tot de
tweede stand (6), wordt de ruit
automatisch geheel geopend, zelfs
als de schakelaar wordt losgelaten.
Om de ruitbeweging te stoppen, trekt
u de schakelaar omhoog of drukt uhem omlaag en laat u hem
vervolgens los.
Ruit automatisch omhoog /omlaag (indien van toepassing)
Door de schakelaar kortstondig in te
drukken of omhoog te trekken tot de
tweede stand (6), wordt de ruitautomatisch geopend of gesloten,
zelfs als de schakelaar wordt
losgelaten. Om de ruitbeweging te
stoppen, trekt u de schakelaar
omhoog of drukt u hem omlaag en
laat u hem vervolgens los.
De elektrisch bedienbare ruiten
resetten
Als de elektrisch bedienbare ruiten
niet goed werken, moet de
elektrische ruitbediening als volgt
worden gereset :
1. Zet het contact in stand ON.
2. Sluit de ruit en houd de ruitbedieningsschakelaar daarna nog minstens 1 seconde omhoog.
Als de elektrisch bedienbare ruiten
na het resetten niet goed werken,
raden we u aan het systeem te latencontroleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Klembeveiliging (indien van toepassing)
Als een obstakel gesignaleerd wordt
tijdens het automatisch sluiten van
een ruit, stopt de beweging van de ruit
en zakt de ruit ongeveer 30 cm, zodat
het voorwerp verwijderd kan worden.
Als de ruit weerstand ondervindt
terwijl de ruitbedieningsschakelaar
omhooggetrokken blijft, stopt de
omhooggaande beweging van de ruit
en zakt de ruit ongeveer 2,5 cm.
Als de schakelaar opnieuw
omhooggetrokken wordt binnen 5
seconden nadat de ruit automatischnaar beneden is gegaan door de
klembeveiliging, zal de
klembeveiliging niet werken.
OLF044032
De klembeveiliging werkt niet
tijdens het resetten van de
elektrisch bediende ruiten. Zorg
ervoor dat lichaamsdelen en
voorwerpen zich op een veilige
afstand bevinden alvorens de
ruiten te sluiten, om letsel en
schade aan de auto te voorkomen.
WAARSCHUWING

3-34
Kenmerken van uw auto
Indien uw auto is uitgerust met een
schuifdak, kunt u dit met behulp van
de schakelaar in de dakconsole
open- en dichtschuiven of kantelen.
Het schuifdak kan elektrisch geopend, gesloten en gekanteld
worden wanneer het contact in standON staat.
Het schuifdak kan worden bediend
tot ongeveer 30 seconden nadat het
contact in stand ACC of LOCK/OFF
is gezet of de contactsleutel is
verwijderd.
Wanneer het voorportier echter
geopend wordt, kan het schuifdak
niet bediend worden, zelfs niet
binnen de periode van 30 seconden.Informatie
• In een koud en nat klimaat werkt het schuif-/kanteldak mogelijk niet
door bevriezingsverschijnselen.
• Veeg na het wassen van de auto en na een regenbui het schuifdak eerst
droog alvorens het te openen.
• Bedien de hendel niet meer alshet schuifdak volledig is
geopend, gesloten of gekanteld.
Hierdoor kunnen de motor en
andere onderdelen beschadigdraken.
• Zorg er bij het verlaten van uw auto voor dat het schuif-
/kanteldak volledig is gesloten.
Als het schuif-/kanteldak open
blijft, kan sneeuw of regen in het
interieur komen of kan de auto
worden gestolen.
AANWIJZING
i
SCHUIFDAK (INDIEN VAN TOEPASSING)
OOS047021
•Verstel het schuifdak of het
zonnescherm niet tijdens het
rijden. Hierdoor kunt u de
controle over de auto
verliezen, waardoor een
ongeluk met ernstig letsel of
schade het gevolg kan zijn.
•Zorg ervoor dat hoofden,
andere lichaamsdelen en
voorwerpen zich op een
veilige afstand bevinden
voordat u het schuifdakbedient.
•Steek tijdens het rijden uw
hoofd, armen of andere
lichaamsdelen niet door het
schuifdak naar buiten, om
ernstig letsel te voorkomen.
•Laat kinderen nooit zonder
toezicht achter terwijl de
sleutel zich in de auto bevindt.
Kinderen die zonder toezicht
achterblijven, kunnen het
schuifdak bedienen wat toternstig letsel kan leiden.
•Ga niet boven op de auto
zitten. U kunt dan gewond
raken of schade aan de auto
veroorzaken.
WAARSCHUWING

3-38
Kenmerken van uw auto
5.Druk binnen 3 seconden deschakelaar naar voren totdat het
schuifdak als volgt werkt : Omlaag kantelen →openschuiven
→ dichtschuiven.
Laat de schakelaar niet los voordat
de procedure is voltooid.
Als u de schakelaar loslaat voordat
de procedure is voltooid, moet de
procedure worden herhaald vanafstap 2.
6.Laat de schakelaar los als de gehele procedure is voltooid. (Het schuifdaksysteem is gereset.) Informatie
• Als het schuifdak niet wordt gereset wanneer de accu losgenomen of
ontladen is geweest, of wanneer de
desbetreffende zekering
doorgebrand is, werkt het schuifdak
mogelijk niet goed.
• Voor meer informatie adviseren we u contact op te nemen met een
officiële HYUNDAI-dealer.Waarschuwingslampje open
schuif-/kanteldak
(indien van toepassing)
• Als de bestuurder de motoruitschakelt wanneer het schuifdak
niet volledig is gesloten, klinkt er
gedurende ongeveer 3 seconden
een waarschuwingszoemer en
verschijnt er een waarschuwing op
het LCD-display.
• Als de bestuurder de motor uitschakelt en het portier opent
wanneer het schuifdak niet volledig
is gesloten, wordt er een
waarschuwing geopend schuifdak
op het LCD-display weergegeven
tot het portier wordt gesloten of tot
het schuifdak volledig is gesloten.
Sluit het schuifdak goed wanneer u
de auto verlaat.
i

3-44
Kenmerken van uw auto
Informatie
Tik zachtjes op de tankdopklep of
druk er voorzichtig tegenaan als deze
is vastgevroren om het ijs te breken en
open daarna de tankdopklep. Wrik de
tankdopklep niet los. Spuit de
omgeving van de tankdopklep indien
nodig in met goedgekeurde
ruitontdooier (gebruik geen
koelvloeistof) of zet de auto op een
warme plaats om het ijs te laten
smelten.
Sluiten van de tankdopklep
1. Plaats de dop terug en draai hem rechtsom totdat hij eenmaal klikt.
2. Sluit de tankdopklep en zorg ervoor dat hij goed dichtzit.
Informatie
De tankdopklep wordt niet gesloten als
het bestuurdersportier vergrendeld is.
Als u het bestuurdersportier tijdens het
tanken vergrendelt, ontgrendel het dan
voordat u de tankdopklep sluit.
i
i•Stap niet in de auto nadat u
begonnen bent met tanken. U
kunt statisch geladen raken
door het aanraken van of
wrijven tegen een voorwerp of
stof dat/die statische
elektriciteit kan produceren.
Een ontlading van statische elektriciteit kanbrandstofdampen doenontbranden en brand
veroorzaken. Als u tijdens het
tanken toch terug in de auto
moet stappen, raak ook dan
met de blote hand even een
metalen deel van de auto aan,
op voldoende afstand van de
vulopening, het vulpistool of
een andere benzinebron, om
mogelijk gevaarlijke statische
elektriciteit af te voeren.
•Zet bij het tanken altijd de selectiehendel in stand P
(parkeren) (Double clutch-
transmissie) of schakel de
eerste versnelling of de
achteruitversnelling (handge-
schakelde transmissie) in,
activeer de parkeerrem en zethet contact in stand
LOCK/OFF.
Benzine is licht ontvlambaar en
explosief. Het niet opvolgen
van deze richtlijnen kan totERNSTIG LETSEL leiden:
•Lees alle waarschuwingen bij
het tankstation en neem ze in
acht.
•Kijk vóór het tanken altijd of
er een noodknop voor het
afsluiten van de brandstof isbij de brandstofpomp.
•Raak, voordat u het vulpistool
aanraakt, met de blote hand
altijd even een metalen deel
van de auto aan, op
voldoende afstand van de
vulopening, het vulpistool of
een andere benzinebron, om
statische elektriciteit af te
voeren.
•Maak tijdens het tanken geen
gebruik van een mobiele
telefoon. Elektrische stroom
en/of elektronische storing
van mobiele telefoons kanbrandstofdampen doenontbranden.
WAARSCHUWING