
5-82
Rijden met uw auto
Werking LKA
In-/uitschakelen van het LKA- systeem:
Druk met het contact in stand ON op
de toets van het LKA-systeem op het
dashboard, links van het stuurwiel. Het controlelampje in het
instrumentenpaneel zal in eerste
instantie wit branden. Dit geeft aandat het LKA-systeem in de status
READY (gereed) en NOT ENABLED
(niet ingeschakeld) staat.
•Het systeem herkent
rijstrookmarkeringen via eencamera en bedient het
stuurwiel. Als de
rijstrookmarkeringen moeilijk
te herkennen zijn, werkt het
systeem daardoor mogelijkniet goed.
Raadpleeg “Beperkingen van het systeem”.
•Verwijder of beschadig geen
onderdelen die gerelateerd zijnaan het LKA-systeem.
•Het waarschuwingssignaal van
het LKA-systeem is mogelijkniet hoorbaar als het
geluidsvolume van hetaudiosysteem te hoog is
ingesteld.
•Plaats geen voorwerpen op het
dashboard die licht reflecteren,
zoals spiegels, wit papier enz.
Het systeem werkt mogelijk
niet goed wanneer zonlicht
wordt gereflecteerd.
•Houd het stuurwiel altijd vast wanneer het LKA-systeem is
ingeschakeld. Als u blijftrijden terwijl u het stuurwiel
niet vasthoudt nadat de
waarschuwing "Houd uwhanden op het stuur" is
gegeven, wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld.
•Het stuurwiel wordt niet
continu bediend; als derijsnelheid te hoog is wanneer
u van rijstrook wisselt, wordt
de auto mogelijk niet door het
systeem bediend. De
bestuurder moet zich altijdaan de snelheidslimiethouden als het systeem
gebruikt wordt.
•Als u objecten aan het
stuurwiel bevestigt, assisteerthet systeem de besturing
mogelijk niet goed of werkt de
waarschuwing handen van
het stuur mogelijk niet goed.
•Als met een aanhanger rijdt moet u het LKA-systeem
uitschakelen.
OOS057034

5-84
Rijden met uw auto
• Als de rijsnelheid hoger is dan 60km/h en het systeem
rijstrookmarkeringen signaleert,
verandert de kleur van grijs naar wit.
• Als het systeem de linker rijstrookmarkering signaleert,
verandert de kleur van de linker
rijstrookmarkering van grijs naarwit.
• Als het systeem de rechter rijstrookmarkering signaleert,
verandert de kleur van de rechter
rijstrookmarkering van grijs naarwit.
•
Beide rijstrookmarkeringen moeten
worden gesignaleerd om het
systeem volledig te activeren
. • Als de rijsnelheid hoger is dan 60
km/h en de toets van het LKA-
systeem is ingedrukt, is het systeem
ingeschakeld. Als uw auto de
rijstrook verlaat, werkt het LKA-
systeem als volgt:
Er verschijnt een visuele
waarschuwing op het LCD-display in
het instrumentenpaneel. De linker of
rechter rijstrookmarkering op het LCD-
display in het instrumentenpaneel
gaat knipperen, afhankelijk van welkekant de auto opgaat.
Als er een stuurwielsymbool wordt
weergegeven, regelt het systeem de
besturing van de auto om te
voorkomen dat de auto de
rijstrookmarkering overschrijdt.
Houd uw handen op het stuur
Als de bestuurder gedurende enkele
seconden de handen van hetstuurwiel neemt terwijl het LKA-
systeem is geactiveerd, waarschuwt
het systeem de bestuurder. Informatie
Als het stuurwiel heel lichtjes wordt
vastgehouden, kan de melding ook
worden weergegeven, aangezien het
LKA-systeem in dat geval niet
herkent dat de bestuurder het
stuurwiel vasthoudt.
i
■ Rijstrookmarkering niet gesignaleerd■ Rijstrookmarkering gesignaleerd
OOS057035L/OOS057037L
■Rijstrookmarkering links gesignaleerd■Rijstrookmarkering rechts gesignaleerd
OOS057038L/OOS057039L
OAEE056129L

5-85
Rijden met uw auto
5
Handen bestuurder niet
gedetecteerd.
LKA-systeem wordt tijdelijk
uitgeschakeld
Als de bestuurder zijn handen niet op het stuurwiel heeft gelegd nadat demelding Houd uw handen aan het
stuurwiel is verschenen, wordt hetstuurwiel niet door het systeem
bediend en wordt de bestuurder alleen
gewaarschuwd wanneer de
bestuurder de rijstrookmarkering
overschrijdt. Als de bestuurder echter zijn handen
weer op het stuurwiel heeft gelegd,
wordt het stuurwiel weer door hetsysteem bediend.Informatie
• Hoewel het stuurwiel door het systeem wordt bediend, kan de
bestuurder ook zelf het stuurwiel
bedienen.
• Het stuurwiel kan zwaarder aanvoelen wanneer de besturing
door het systeem wordt
ondersteund. i
OOS057083L
•De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een
nauwkeurige besturing.
•Schakel in onderstaande situaties het systeem uit en
bedien de auto zelf.
- Bij slecht weer
- Onder slechte wegomstan-digheden
- Wanneer het stuurwiel dikwijls door de bestuurder
moet worden gedraaid.
WAARSCHUWING
De waarschuwingsmelding kan
later worden weergegeven, dat
is afhankelijk van de
wegcondities. Houd het
stuurwiel daarom tijdens hetrijden altijd met beide handen
vast.
WAARSCHUWING

6-6
Wat te doen in een noodgeval
Om schade aan uw auto te
voorkomen:
• Gebruik alleen een 12V-voedingsbron (accu of
startbooster) om de auto met
een hulpaccu te starten.
• Probeer uw auto niet aan te duwen.
Informatie Een onjuist afgevoerdebatterij kan schadelijk zijn
voor het milieu en voor de
gezondheid. Voer de accu
volgens de wettelijke
voorschriften af.
Startprocedure met behulp van
een hulpaccu
1. Plaats de auto's zo dicht bij elkaar dat de startkabels de afstandtussen de accu's kunnen
overbruggen, maar zorg ervoor
dat de auto's elkaar niet raken.
2. Voorkom te allen tijde dat u in aanraking komt met ventilatoren
of andere bewegende onderdelen,
ook al draaien de motoren niet.
3. Schakel alle elektrische verbruikers, zoals het
audiosysteem, de verlichting, de
airconditioning, enz. uit. Zet deselectiehendel in stand P
(parkeren, Double clutch-
transmissie) of de vrijstand
(handgeschakelde transmissie)
en activeer de parkeerrem. Zet de
motor van beide auto's UIT.
i
AANWIJZING•Bij het optillen van een accu met een kunststof behuizingkan door de druk accuzuur
naar buiten komen. Houd bijhet optillen uw handen aan de
zijkant van de accu.
•Probeer uw auto niet met een
hulpaccu te starten als de
lege accu bevroren is.
•Laad NOOIT een accu bij terwijl de accukabels nog
aangesloten zijn.
•Het ontstekingssysteem werkt
met hoogspanning. Raak deze
onderdelen NOOIT aan als demotor draait of als het contactin stand ON staat.
•Voorkom dat de startkabel (+)
en (-) elkaar raken. Anders
kunnen vonken ontstaan.
•De accu kan scheuren of
exploderen wanneer u een
ontladen of bevroren accu
start met behulp van eenhulpaccu.
Pb

6-8
Wat te doen in een noodgeval
Als uw temperatuurmeter een te
hoge temperatuur aangeeft, als u
vermogensverlies bespeurt of
wanneer u luid kloppende of
pingelende geluiden hoort, is de
motor waarschijnlijk oververhit
geraakt. Als dat gebeurt moet u:
1. De auto zo snel mogelijk op eenveilige plaats tot stilstandbrengen.
2. Zet de selectiehendel in stand P (parkeren, Double clutch-
transmissie) of de vrijstand
(handgeschakelde transmissie)
en activeer de parkeerrem.
Schakel de airconditioning uit als
deze is ingeschakeld.
3. Zet de motor uit als er koelvloeistof onder de autouitloopt of stoom onder de
motorkap vandaan komt. Open de
motorkap niet zolang er nog
koelvloeistof onder de autouitloopt of stoom onder de
motorkap vandaan komt. Laat de
motor draaien als er geen
koelvloeistof of stoom te zien is en
controleer of de koelventilator
draait. Zet de motor uit als de
koelventilator niet draait. 4. Controleer de radiateur en de
slangen op koelvloeistoflekkage en kijk onder de auto of er
koelvloeistof te zien is. (Als de
airconditioning ingeschakeld was,
is het normaal dat er koud wateronder de auto uitloopt als u deauto tot stilstand brengt.)
5. Zet de motor onmiddellijk uit als er koelvloeistof lekt en neem contact
op met een officiële HYUNDAI-
dealer.
ALS DE MOTOR OVERVERHIT RAAKT
Voorkom ernstigletsel en zorg ervoor dat uw handen,kleding en
gereedschap niet in
aanraking komen met
bewegende
onderdelen zoals de
koelventilator en deaandrijfriem als demotor draait.
WAARSCHUWING
Verwijder de
radiateurdop of deaftapplug NOOIT alsde motor en deradiateur nog heet
zijn. Er kan onder druk staande
hete koelvloeistof en stoom
ontsnappen, waardoor erernstig letsel kan ontstaan.
Zet de motor uit en wacht tot de
motor is afgekoeld. Verwijder
de radiateurdop uiterst
voorzichtig. Wikkel een dikke
doek rond de dop en draai hem
voorzichtig linksom tot de
eerste aanslag. Ga een stukje
achteruit wanneer de druk van
het koelsysteem af gaat. Pas als
u zeker weet dat er geen
overdruk meer is, drukt u dedop met de doek in en draait u
hem verder linksom om hem teverwijderen.
WAARSCHUWING

7-12
Onderhoud
Motorolie verversen en filter
vervangen
We adviseren u de motorolie en het
oliefilter te laten vervangen door een
officiële HYUNDAI-dealer.Het hogedruk-koelsysteem is
voorzien van een reservoir dat
gevuld is met een koelvloeistof die
ook voldoende bescherming biedt
tegen bevriezing. Het reservoir is in
de fabriek gevuld.
Controleer de vorstbescherming en
het koelvloeistofpeil ten minste één
keer per jaar, aan het begin van het
winterseizoen en voordat u naar een
kouder klimaat reist.
• Wanneer de motor oververhitraakt door te weinig
koelvloeistof kan het plotseling
bijvullen van koelvloeistof
barsten in de motor
veroorzaken. Vul koelvloeistoflangzaam en in kleine
hoeveelheden bij om schade te
voorkomen.
• Rijd niet zonder koelvloeistof.
Anders kan de waterpomp
beschadigd raken, de motor
vastlopen, enz.
Controleren van het
koelvloeistofpeil
Controleer de toestand en de
aansluitingen van alle slangen van
het koelsysteem en van de
verwarming. Vervang beschadigdeen slechte slangen.
Als de motor koud is, moet het
koelvloeistofniveau liggen tussen de
merktekens MAX en MIN (of F (vol)
en L (leeg)) op de zijkant van het
koelvloeistofreservoir.
Vul als het peil laag is voldoende
gedestilleerd of gedemineraliseerd
water bij. Vul bij tot het merkteken
MAX (of F (vol)), maar vul niet te veelbij.
AANWIJZING
Gebruikte motorolie kan irritatie
of huidkanker veroorzaken indien
de huid langdurig in contact komt
met de olie. De stoffen die in
gebruikte motorolie aanwezig
zijn, hebben bij laboratorium-
proeven geleid tot kanker bij
proefdieren. Was uw handen
zorgvuldig met zeep en warm
water als ze in contact zijn
geweest met gebruikte motorolie.
WAARSCHUWING
KOELVLOEISTOF
OOS077007

7-13
7
Onderhoud
Als veelvuldig bijvullen noodzakelijk
is, adviseren we u het systeem telaten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.De elektromotor voor de
koelventilator wordt geregeld door de
koelvloeistoftemperatuur, de
koudemiddeldruk en de rijsnelheid.
Als de koelvloeistoftemperatuur
daalt, wordt de elektromotor
automatisch uitgeschakeld. Dit is
een normaal verschijnsel. Als uw
auto is uitgerust met T-GDI, wordt de
elektromotor van de koelventilator
mogelijk op een willekeurig moment
ingeschakeld en werkt hij mogelijk
totdat u de minpool van de acculosneemt.
OOS077009Verwijder de koel-
vloeistofreservoir-
dop/ radiateurdop ofde aftapplug NOOITals de motor en de
radiateur nog heet zijn. Er kanonder druk staande hete
koelvloeistof en stoom
ontsnappen, waardoor erernstig letsel kan ontstaan.
Zet de motor uit en wacht tot de
motor is afgekoeld. Verwijder de
koelvloeistofreservoirdop/radia
teurdop uiterst voorzichtig.
Wikkel een dikke doek rond de
dop en draai hem voorzichtig
linksom tot de eerste aanslag.
Ga een stukje achteruit
wanneer de druk van het
koelsysteem af gaat. Pas als u
zeker weet dat er geen overdruk
meer is, drukt u de dop met de
doek in en draait u hem verderlinksom om hem te verwijderen.
WAARSCHUWING
De elektromotor voor
de koelventilator blijft
mogelijk draaien of
wordt mogelijk
gestart als de motor
niet draait, hetgeen tot ernstigletsel kan leiden.
Houd handen, kleding en
gereedschap uit de buurt van
de draaiende bladen van de
koelventilator.
WAARSCHUWING

7-23
7
Onderhoud
• Wanneer de auto gedurendelangere tijd niet wordt gebruikt
in een gebied met lage
temperaturen, verwijder dan de
accu en bewaar deze binnen.
• Laad de accu altijd volledig op om te voorkomen dat de
accubak beschadigd raakt in
een gebied met lagetemperaturen.
Als u niet-toegestane elektronische
apparaten aansluit, raakt de accu
mogelijk ontladen. Gebruik nooit
niet-toegestane apparaten.
Voor een optimale werking van de accu
• Zorg ervoor dat de accu altijd goed vastzit.
• Houd de bovenzijde van de accu schoon en droog.
• Houd de accupolen en de accupoolklemmen schoon, zorg
ervoor dat ze goed vastzitten en
bescherm ze met vaseline.
• Spoel gemorst elektrolyt direct af met een oplossing van water
en natriumbicarbonaat (dubbel
koolzure soda).
• Neem de accukabels los als u de auto gedurende een langere
periode niet gaat gebruiken.
AANWIJZING
AANWIJZING
Accu’s bevattenzwavelzuur dat uitermate
corrosief is. Laataccuzuur niet in contact
komen met uw ogen,
huid of kleding.
Spoel uw ogen gedurende ten
minste 15 minuten en roep
onmiddellijk medische hulp in
wanneer u zuur in uw ogen
krijgt. Was uw huid grondig
wanneer deze in aanraking
komt met zuur. Roep
onmiddellijk medische hulp inwanneer u pijn of een brandend
gevoel hebt.
•Bij het optillen van een accu met een kunststof behuizingkan door de druk accuzuur
naar buiten komen. Houd bijhet optillen uw handen aan de
zijkant van de accu.
•Probeer uw auto niet met een
hulpaccu te starten als de
lege accu bevroren is.
•Laad NOOIT een accu bij terwijl de accukabels nog
aangesloten zijn.
•Het ontstekingssysteem werkt
met hoogspanning. Raak deze
onderdelen NOOIT aan als demotor draait of als het contactin stand ON staat.
OOS077020