72
Voetenruimte.
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten.
Toevoer van buitenlucht/
recirculatie interieurlucht
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de recirculatie van interieurlucht .
Automatische
airconditioning
De airconditioning werkt bij draaiende motor en
bij auto's met een Stop & Start-systeem ook in de
STOP-stand.
Automatische werking
1.Automatisch comfortprogramma
2. Regeling van de temperatuur
3. Automatisch programma "zicht"
4. Airconditioning aan/uit
5. Toevoer van buitenlucht/recirculatie
interieurlucht
6. Regeling van de luchtverdeling
7. Regeling van de luchtopbrengst
Automatisch comfortprogramma
Druk op de toets AUTO . Het symbool
AUTO wordt weergegeven.
Wij raden u
aan deze stand te gebruiken. In deze
stand worden automatisch en op optimale wijze
de interieurtemperatuur, de luchtopbrengst en de
luchtverdeling geregeld overeenkomstig het door
u
ingestelde comfortniveau.
Airconditioning aan/uit
De airconditioning functioneert, als de ruiten
gesloten zijn, optimaal in elk seizoen.
Dit systeem maakt het mogelijk om:
-
d
e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3 °C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Inschakelen
F Druk op de toets A/C : het lampje
van de toets gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de knop voor
de regeling van de luchtopbrengst 2
in de
stand 0
staat.
Om sneller koele lucht te verkrijgen, kunt
u
gedurende enige tijd de recirculatie van
interieurlucht inschakelen. Schakel daarna de
toevoer van buitenlucht weer in.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op de toets A/C :
het lampje van de toets gaat uit.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld, wordt
het thermische comfort niet meer geregeld (vocht,
beslagen ruiten).
03
Ergonomie en comfort
73
Voor uw comfort worden de instellingen van de
airconditioning de volgende keer dat de auto
wordt gestart, gehandhaafd.
Om bij koude motor de toevoer van te veel
koude lucht te beperken wordt de ventilatie
geleidelijk op het optimale niveau gebracht.
Regeling van de temperatuur
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op
een temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.Druk op de toetsen 5
en 6
om deze
waarde te wijzigen. Een waarde van
rond de 21
zorgt voor een optimaal
comfort. Desgewenst kunt u
echter een
andere waarde instellen; een waarde
tussen 18
en 24 is gebruikelijk.
Dit systeem functioneert, als de ruiten gesloten zijn,
optimaal in elk seizoen.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen
erg laag of erg hoog is, heeft het geen zin
om voor een optimaal comfort de ingestelde
waarde te wijzigen. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
Automatisch programma "Zicht"
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het ontdooien/ontwasemen van
de voorruit .
Handmatig instellen
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen terwijl de
overige functies automatisch worden geregeld.
Het symbool AUTO verdwijnt.
Druk op de toets AUTO om terug te keren naar de
volledige automatische regeling.
In de handbediende stand kunnen
onaangename verschijnselen optreden
(temperatuur, vocht, stank, beslagen ruiten) en
is het comfort niet optimaal.
Om het interieur maximaal te koelen of te
ver warmen is het mogelijk de minimale
waarde 14
of de maximale waarde 28 te
overschrijden.
F
D
ruk op de blauwe toets 2
tot "LO" wordt
weergegeven of op de rode toets 2
tot "HI"
wordt weergegeven.
Airconditioning aan/uit
Bij het indrukken van deze toets wordt
de airconditioning uitgeschakeld.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, condens).
Druk nogmaals op de toets om de automatische
werking van de airconditioning weer in te schakelen.
Het symbool A/C wordt weergegeven.
Toevoer van buitenlucht/recirculatie
interieurlucht
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de recirculatie van interieurlucht .
Regeling van de luchtverdeling
Druk herhaaldelijk op deze toets om de
luchtstroom te verdelen naar:
-
d
e voorruit en de zijruiten (ontwasemen of
ontdooien),
-
d
e voorruit, de zijruiten en de ventilatieroosters,
-
d
e voorruit, de zijruiten, de ventilatieroosters en
de voetenruimte,
-
d
e voorruit, de zijruiten en de voetenruimte,
-
d
e voetenruimte,
-
d
e ventilatieroosters en de voetenruimte,
-
d
e ventilatieroosters.
03
Ergonomie en comfort
74
Uitschakelen van het systeem
Druk op de toets "ventilator
met lege schoepen " van de
luchtopbrengstregeling 7
tot het
symbool van de ventilator is verdwenen.
Alle functies van het airconditioningssysteem zijn
dan uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer geregeld.
Tijdens het rijden blijft er een kleine luchtstroom
gehandhaafd.
Druk op de toets " ventilator met gevulde
schoepen " van de luchtopbrengstregeling 7
of op
AUTO om het systeem weer met de laatstingestelde
waarden in te schakelen.
Rijd niet te lang met een uitgeschakelde
airconditioning (kans op beslaan van de ruiten
en vermindering van de luchtkwaliteit).
Recirculatie van
interieurlucht
De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan
van de voorruit en zijruiten.
De recirculatie van interieurlucht dient om de
toevoer van buitenlucht bij stank (bijvoorbeeld van
uitlaatgassen) en rook af te sluiten.
Deze functie kan ook worden gebruikt om sneller
het gewenste temperatuurniveau in het interieur te
bereiken.
Met schuifknop
F Schuif de knop naar links om de recirculatie van interieurlucht in te
schakelen.
F
S
chuif de knop naar rechts om de
toevoer van buitenlucht weer in te
schakelen.
Met toets
F Druk op deze toets om de recirculatie van interieurlucht in
te schakelen. Het lampje gaat
branden.
F
D
ruk nogmaals op de toets om de toevoer van
buitenlucht weer in te schakelen. Het lampje van
de toets gaat uit.
Met automatische airconditioning
F Druk op deze toets om de recirculatie van interieurlucht in te
schakelen. Het symbool van de
recirculatie van interieurlucht wordt
weergegeven.
F
D
ruk nogmaals op dezelfde toets of op de toets
AUTO om de toevoer van buitenlucht weer in te
schakelen. Het symbool verdwijnt.
Laat de lucht in het interieur niet te lang
recirculeren om te voorkomen dat de ruiten
beslaan en de luchtkwaliteit vermindert.
Ontwasemen – ontdooien
voorruit en zijruiten
Deze opdruk op het bedieningspaneel
geeft aan in welke stand de knoppen
moeten staan om de voorruit en de
zijruiten snel te ontwasemen of te
ontdooien.
Met verwarmings-/
ventilatiesysteem
F Zet de knoppen voor de regeling van de temperatuur en de luchtopbrengst in de met de
desbetreffende opdruk weergegeven stand.
Regeling van de luchtopbrengst
Druk op de toets met de " ventilator
met gevulde schoepen " om de
aanjagersnelheid te verhogen.
Het symbool van de luchtopbrengst (ventilator)
wordt geleidelijk opgevuld, afhankelijk van de
gewenste aanjagersnelheid.
Druk op de toets met de " ventilator
met lege schoepen " om de
aanjagersnelheid te verlagen.
03
Ergonomie en comfort
75
Met handbediende
airconditioning
F Zet de knoppen voor de regeling van de temperatuur en de luchtopbrengst in de met de
desbetreffende opdruk weergegeven stand.
F
Z
et de knop van de luchttoevoer in de stand
"Toevoer van buitenlucht"
(knop naar rechts geschoven of lampje van
toets uit).
F
Z
et de knop voor de regeling van de
luchtverdeling in de stand "Voorruit".
F
S
chakel de airconditioning in door de toets A /C
in te drukken; het groene lampje in de toets gaat
branden.
Als bij auto's met Stop & Start deze
functies - ontwaseming, airconditioning en
luchtopbrengst - zijn ingeschakeld, is de
STOP-stand niet beschikbaar.
Met automatische
airconditioning
Automatisch programma "zicht"
Druk op deze toets om de voorruit en
de zijruiten snel te ontwasemen of te
ontdooien. Het lampje gaat branden.
Het systeem werkt volledig automatisch en regelt
de luchttemperatuur, de aanjagersnelheid en de
luchttoevoer; het stelt de luchtverdeling zodanig
in dat de voorruit en de zijruiten zo snel mogelijk
schoon worden.
Druk nogmaals op de toets of op AUTO om het
programma uit te schakelen; het lampje in de toets
gaat uit en dat van de toets AUTO gaat branden.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt
dat zolang de voorruitontwaseming in werking
is, de STOP-functie niet beschikbaar is.
F
Z
et de knop van de luchttoevoer in de stand
"Toevoer van buitenlucht"
(knop naar rechts geschoven of lampje van
toets uit).
F
Z
et de knop voor de regeling van de
luchtverdeling in de stand "Voorruit".
Ontwasemen - ontdooien
achterruit
De achterruitverwarming kan worden
ingeschakeld met de toets op het
bedieningspaneel van de verwarming of
de airconditioning.
Inschakelen
De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
F
D
ruk op deze toets om de achterruit en,
afhankelijk van de uitvoering, de buitenspiegels
te ontwasemen. Het verklikkerlampje van de
toets gaat branden.
Uitschakelen
De ver warming wordt automatisch uitgeschakeld
om overmatig stroomverbruik te voorkomen.
F
U k
unt de achterruitver warming ook eerder
uitschakelen door nogmaals op de toets te
drukken. Het lampje van de knop gaat uit.
Als de motor wordt afgezet voordat de
achterruitverwarming automatisch wordt
uitgeschakeld, wordt de achterruitverwarming
weer ingeschakeld als de motor weer wordt
gestart. Schakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit, omdat een
geringer stroomverbruik leidt tot een
verlaging van het brandstofverbruik.
03
Ergonomie en comfort
76
Parfumeur
De par fumeur verspreidt een par fum in het interieur
via de middelste ventilatieroosters.
Regelknop
Met behulp van de regelknop op het dashboard kunt
u de sterkte van de geur instellen.
F
D
raai de knop naar rechts om de geur in de auto
te verspreiden.
F
D
raai de knop naar links om de par fumeur af te
sluiten.
De middelste ventilatieroosters moeten geopend
zijn.
De geursterkte is mede afhankelijk van
de instellingen van de ventilatie en de
airconditioning.
Par fumpatroon
De patroon kan eenvoudig worden vervangen.
Ver vang, als u de par fumeur voor het eerst gebruikt,
de dop door een patroon.
U kunt de patroon op elk moment ver wisselen
en buiten de auto bewaren, dankzij de houder
waarmee de patroon kan worden afgesloten als
deze reeds is gebruikt.
Bij het netwerk van het merk of een gekwalificeerde
werkplaats zijn patronen met verschillende geuren
l eve r b a a r.
Gooi de oorspronkelijke patroon niet weg.
Deze patroon dient als afsluiter als de
par fumeur niet wordt gebruikt.
Draai de knop voor een langere levensduur
van de patroon volledig naar links zodra de
sterkte van de geur in het interieur voldoende
is.
Voer om veiligheidsredenen handelingen met
de patroon uitsluitend uit bij stilstaande auto
Haal een patroon nooit uit elkaar.
Probeer de par fumeur en de patronen niet bij
te vullen.
Vermijd elk contact met de huid en de ogen.
Houd de patronen buiten het bereik van
kinderen en huisdieren.
Verwijderen van de patroon
Plaatsen van de patroon
F Ver wijder de dop van de patroon.
F P laats de patroon (met de bloem links boven).
F
D
ruk de knop in en draai hem een kwart
omwenteling rechtsom.
F
D
ruk op de knop en draai hem een kwart
omwenteling linksom.
F
V
erwijder de patroon.
F
P
laats de dop.
03
Ergonomie en comfort
133
Voor uw gebruiksgemak tijdens
parkeermanoeuvres zal het systeem
enkele seconden na het schakelen uit de
achteruitversnelling niet werken.
Het Stop & Start-systeem heeft geen invloed
op andere componenten, zoals de remmen en
de stuurbekrachtiging; deze blijven normaal
functioneren.
Tank nooit als de motor door het Stop &
Start-systeem is afgezet; zet in dat geval
altijd het contact af en neem de sleutel uit het
contactslot.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- het bestuurdersportier is geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder niet is
vastgemaakt,
-
d
e auto sinds de laatste start met de sleutel niet
sneller dan 10
km/h heeft gereden,
-
d
e klimaatregeling in het interieur dit niet toelaat,
-
d
e ruitontwaseming is ingeschakeld,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.) zijn
die dat niet toelaten. Het lampje ECO knippert een paar
seconden en gaat vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Overgang naar de START-
stand
Het lampje ECO gaat uit en de motor
wordt automatisch gestart:
-
b
ij een handgeschakelde versnellingsbak ,
als u
het koppelingspedaal intrapt,
-
b
ij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak/automatische transmissie :
•
m
et de stand A/D of M geselecteerd,
wanneer u
het rempedaal loslaat,
•
m
et de selectiehendel in de stand N en het
rempedaal niet ingetrapt, wanneer u
de
selectiehendel in de stand A/D of M zet,
•
o
f als u
de achteruitversnelling inschakelt.
Als u bij een auto met een handgeschakelde
v ersnellingsbak in de STOP-stand een versnelling
inschakelt, maar daarbij het koppelingspedaal
niet helemaal intrapt, gaat er een lampje branden
of verschijnt er een melding met het verzoek het
koppelingspedaal helemaal in te trappen, omdat
anders de motor niet gestart kan worden.
Bijzonderheden: De START-stand
wordt automatisch geactiveerd
Uit veiligheids- of comfortover wegingen wordt de
START-stand automatisch geactiveerd als:
-
he
t bestuurdersportier wordt geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder los wordt
gemaakt,
-
d
e rijsnelheid van de auto hoger is dan 11 km/h
bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling airconditioning…)
waarbij de motor nodig is voor de regeling van
een systeem of van de auto.
Het lampje ECO knippert een paar
seconden en gaat vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Handmatig uit-/inschakelen
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld om het
thermische comfort in het interieur op peil te
houden, kan het nuttig zijn het Stop & Start-systeem
uit te schakelen.
Het systeem kan bij aangezet contact op elk
gewenst moment worden uitgeschakeld.
06
Rijden
152
Trekhaak
Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het ver voer
van personen en bagage, maar is tevens geschikt
voor het trekken van een aanhanger.Wij raden u
aan gebruik te maken van
een speciaal door de fabrikant geteste en
goedgekeurde trekhaak inclusief bedrading
en deze door het dealernetwerk of een
gekwalificeerde werkplaats te laten monteren.
Als de trekhaak wordt gemonteerd door
een bedrijf dat niet tot het dealernetwerk
behoort, moet de montage altijd volgens
de voorschriften van de fabrikant worden
uitgevoerd. Het rijden met een aanhanger heeft veel
invloed op het rijgedrag van de auto en vergt
daarom extra aandacht van de bestuurder.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer
rijadviezen voor het trekken van een
aanhanger.
Houd u aan de maximaal toegestane
aanhangergewichten die staan vermeld op het
kentekenbewijs en het constructeursplaatje
van uw auto en in de rubriek Technische
gegevens van dit boekje.
Om te voldoen aan de maximaal
toelaatbare kogeldruk moet ook rekening
worden gehouden met het gebruik van
accessoires (fietsendragers, op de
trekhaak gemonteerde koffers, enz.).
De maximaal toelaatbare kogeldruk
is niet afhankelijk van het type (met of
zonder gereedschap afneembare of vaste)
trekhaakkogel.
Houd u
aan de regelgeving in het land waar
u
zich bevindt.
Trekhaak PERFORMANCE-
uitvoeringen
Uw auto is niet geschikt voor de montage
van een trekhaak. Door de uitvoering van het
sportuitlaatsysteem is de montage er van niet
mogelijk.
Spaarfase
De spaar fase regelt het gebruik van bepaalde
elektrische functies van de auto om het ontladen
van de accu te voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming,…) tijdelijk
worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch ingeschakeld
zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat.
07
Praktische informatie
158
Luchtfilter
Als de omgeving (veel stof…) en het
gebruik (veel stadsverkeer…) daartoe
aanleiding geven, moet het twee keer
zo vaak worden ver vangen.
Interieurfilter
Als de omgeving (veel stof…) en het
gebruik (veel stadsverkeer…) daartoe
aanleiding geven, moet het twee keer
zo vaak worden ver vangen.
Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter verzadigd is, wordt
u hierop geattendeerd door het tijdelijk
branden van dit lampje in combinatie
met de weergave van een melding.
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de
omstandigheden het toelaten, met een snelheid van
minimaal 60
km/h rijden tot het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden, is het minimale
brandstofadditiefniveau bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het controleren van de niveaus .
Bij een nieuwe auto kunt u
de eerste paar keer
dat het roetfilter geregenereerd wordt een
brandlucht ruiken; dit is volkomen normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt
gereden of de motor langdurig stationair
draait, kan bij gasgeven soms waterdamp uit
de uitlaat komen. Dit heeft geen invloed op de
prestaties en heeft geen gevolgen voor het
milieu.
Handgeschakelde
versnellingsbak
De versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Elektronisch gestuurde
versnellingsbak
De elektronisch gestuurde
versnellingsbak is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Automatische transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag
heeft of als het systeem minder goed
werkt, moet de parkeerrem, zelfs tussen
twee onderhoudsbeurten door, worden
afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
dealernetwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
07
Praktische informatie