152
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Het resetten van het systeem moet gebeuren
via het touchscreen tablet bij afgezet contact
en stilstaande auto.
F
Be
vestig het resetten door op de toets " Ja"
te drukken. Als het resetten is voltooid,
klinkt een geluidssignaal en wordt een
melding weergegeven.
De nieuw opgeslagen drukwaarden
worden door het systeem beschouwd als
referentiewaarden.
Storing
Als het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning gaat knipperen en vervolgens
blijft branden in combinatie met het lampje
Service, wijst dit op een storing in het systeem.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer na werkzaamheden aan
het systeem altijd de spanning van
de vier banden en reset het systeem
vervolgens.
Het waarschuwingssysteem voor
te lage bandenspanning is alleen
betrouwbaar als de vier banden tijdens
het resetten de juiste spanning hebben.
Sneeuwkettingen
Het systeem mag niet worden gereset
na het aanbrengen of verwijderen van
sneeuwkettingen.
F
Selec
teer " Initialisatie
bandensp.controle " in het
menu " Rijhulpsysteem " van het
touchscreen tablet.
Rijden
188
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
F Activeer de compressor door de
schakelaar B in de stand "I" te zetten, tot
de bandenspanning 2,0 bar bedraagt.
He
t afdichtmiddel wordt onder druk in
de band gespoten; neem gedurende
deze handeling de slang niet los van de
aansluiting (kans op spatten).
Als na vijf tot zeven minuten de
gewenste bandenspanning niet is
bereikt, is de band niet te repareren met
de bandenreparatieset; neem contact
op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om u verder
te helpen. F Ve
r wijder de set en draai de dop van de
witte slang vast.
Zo
rg ervoor dat restanten van de vloeistof
niet op of in de auto terecht kunnen komen.
Houd de set binnen handbereik.
F
Ma
ak direct een rit van ongeveer vijf
kilometer met matige snelheid (tussen 20
en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het
lek kan dichten.
F
Ze
t de auto stil en controleer de reparatie
en de bandenspanning met de set.
Bandenspanningscontrolesysteem
Het verklikkerlampje voor te lage
bandenspanning zal na het repareren
van een wiel blijven branden tot het
systeem is gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
2. Op spanning brengen
F Zet de schakelaar A in de
s
tand " Bandenspanning".
F
Ro
l de zwarte slang H volledig
uit.
F
Sl
uit de zwarte slang aan op
het ventiel van de gerepareerde
band.
Storingen verhelpen
190
C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Controle / aanpassen bandenspanning
U kunt de compressor, zonder inspuiting van
het afdichtmiddel, ook gebruiken om:
-
uw b
andenspanning te controleren of uw
banden op spanning te brengen,
-
an
dere opblaasbare voor werpen op te
pompen (ballen, fietsbanden...).
F
Dr
aai de schakelaar A in de
stand "Op spanning brengen".
F
Ro
l de zwarte slang H volledig
uit. F Sl
uit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting van de auto.
F
St
art de auto en laat de motor draaien.
F
Br
eng de band op spanning met behulp
van de compressor (op spanning brengen:
schakelaar B in stand "I" ; leeg laten lopen:
schakelaar B in stand "O" en druk op de
knop C ), zoals staat aangegeven op de
bandenspanningssticker van de auto of het
opblaasbare voorwerp.
F
Ve
r wijder de set en berg deze op.Als de spanning van een of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem
worden gereset.
Zie de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
F
Sl
uit de zwarte slang aan op het ventiel van
de band of van de accessoire.
Br
eng indien nodig eerst een van de
meegeleverde verloopstukken aan.
Storingen verhelpen
291
C4-cactus_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016
C
DAB (Digital Audio Broadcasting) - Digitale radio ....................................... 244, 245
Dagrijverlichting
........................ 7
9, 83, 197, 198
Dagteller
................
.......................................... 37
Dagteller resetten
........................................... 37
D
ashboardkastje
........................................ 6
9 -71
Dashboardverlichting (dimmer)
................
........................................ 39
Datum (instellen)
............................................. 38
D
atum instellen
............................................... 38
D
erde remlicht
............................................... 203
D
iesel
...............................
.............................15 6
Dieselmotor
............. 1
4, 156, 169, 218, 221, 222
Digitale radio - DAB (Digital Audio Broadcasting) ...............244, 245
Dimlicht
................................................... 78
, 198 Handopvoerpomp
..............................
...........
218
Handrem
...............
................................
12 4 , 174
Handsfree set
...............................
.........
278, 279
Het opslaan van de snelheid
........................ 1
41
Hill Start Assist
.............................................. 13
1
Hoedenplank
............................................. 76
, 77
Hoofdsteunen achter
...................................... 52
Ho
ofdsteunen verstellen
.................................
50
H
oofdsteunen vóór
.......................................... 50
Hulpoproep
............................................ 90
, 226
Hulpoproep gelokaliseerd
............................. 226
F
H
Follow-me-home-verlichting ...........................84
F requentie (radio) ............................... ...242, 243
Functie snelweg (richtingaanwijzers) ....................................... 81
D
CD .................................................................246
CD MP3 ................ ......................................... 246
CD-/MP3 -speler
........................................... 24
6
Centrale vergrendeling
................................... 41
CIT
ROËN
Con
nect
Box
........
..................................................... 226
CITROËN Multicity Connect
......................... 2
73
C
IT
ROËN
No
odoproep
gelocaliseerd
.............................................. 2
26
Claxon
............................................................. 90
C
onfiguratie van
de auto
............................................. 2
8, 30, 33
Contact
................
.................................... 6 4, 123
Controlelampjes
............................ 12
, 13, 16, 17
Controles
............................... 1
68, 169, 173, 174Eco-modus ...............................
.....................160
Eco-rijden (adviezen) ........................................ 9
E
lectronic Brake Force Distribution
(EBD)
...............
.............................................91
Electronic Stability Program (ESC)
...............
.....................16, 18, 91, 93, 94
Elektronische remdrukregelaar (REF)
..............................
..............................91
Elektronisch gestuurde versnellingsbak .... 9, 23,
70, 73, 127, 131, 132, 174
Elektronisch Stabiliteits Programma (ESP) ....................................................... 16, 91
ESP
................................................................. 91
E
SP/ASR
...............................
..........................91
ESP (Elektronisch Stabiliteits Programma)
.... 16
ESP
-systeem
..................................................16G
ordellampje ...................................................97
G
rip control .....................................................94
G
rootlicht
...............................
..........78, 197, 19 9
E
G
Gereedschap ................................ 18 5, 191, 192
Gevarendriehoek .................................... 7
6, 18 4
Gewichten
............................................ 2
20, 222
Gewichten, overzicht
........................... 2
20, 222
Gordel (lampje)
..............................
.................97Identificatie auto
............................................ 224
Identificatiegegevens
.................................... 2
24
Identificatieplaatjes constructeur
................. 2
24
Identificatie (stickers)
.................................... 224
I
nstellen van de uitrustingen ..............
2 8, 30, 33
Instellingen (Menu's) ..................................... 26
4
Instellingen van het systeem ........................ 271
I
nstrumentenpaneel
........................................11
In
teractieve hulp
.........................2
8, 30, 33, 270
Interieurfilter
...............................
...................173
I
.
Trefwoordenregister
293
C4-cactus_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016
Panoramadak ..................................................68
P ark Assist ............................... .....................145
Parkeerhulp achter
....................................... 142
P
arkeerhulp vóór
........................................... 14
3
Parkeerlichten
................... 78
, 83, 197, 198, 202
Passagiersairbag uitschakelen
........................................ 10
0, 107
Plafonnier
...............................
.................6 7, 2 0 4
Portieren
...............
.......................................... 45
Portieren ontgrendelen
...................... 4
0, 44, 46
Portieren openen
............................................ 45R
adio
...............
..............................242, 243, 246
Radiozender
...............................
...........
242, 243
RDS
................
...............................................
243
Regelmatig onderhoud
..................................... 9
R
egeneratie roetfilter
....................................
17
3
Reinigen (adviezen)
...................................... 18
3
Remblokken
.................................................. 1
74
Remlampje
...................................................... 18
R
emlichten
...............................
.....................
202
Remmen
................
..................................
18 , 174
Remschijven .................................................. 174
Remvloeistofniveau
...................................... 171
R
eservewiel
..............................
............
191, 192
Resetten bandenspanningscontrolesysteem ............ 1 51
Richtingaanwijzers ............ 8
1, 83, 197, 199, 202
Rijadviezen ........................................... 11
9 , 12 0
Risicozones (update)
.................................... 2
61
Roetfilter
...............................
.................172 , 173
Ruitbediening
.................................................. 48
R
uitensproeier achter
.....................................87
R
uitensproeierreservoir
................................17
2
Ruitensproeiers vóór ....................................... 87
Ruitensproeiervloeistofniveau
...................... 17
2
Ruitenwisser achter
........................................ 87
R
uitenwisserbladen (vervangen)
............8
9, 163
R
P
Ruitenwisserbladen vervangen ..............89 , 163
Ruitenwissers ...................................... 15
, 86, 88
Ruitenwisserschakelaar
............................ 86
-88
Oliefilter ................
......................................... 173
Oliefilter (vervangen) .................................... 17
3
Olieniveau
...............................
................ 2 7, 17 0
Oliepeilstok
............................................. 2
7, 17 0
Olieverbruik
................................................... 170
O
nderhoud (adviezen)
.......................... 18
2, 183
Onderhoudsadviezen
..................... 68
, 174, 183
Onderhoudscontroles
....................................... 9
O
nderhoudsintervalindicator
.......................... 24
O
nderhoudsintervalindicator
resetten
...............................
.......................... 26
Ontdooien ..................................................65, 66
Ontgrendelen
...............................
................... 40
Ontwasemen
................................................... 65
O
ntwasemen achter
........................................ 65
On
twasemen voor
........................................... 65
O
pbergvak ....................................................... 76
Opbergvakken
...............................
............ 71, 73
Opschakelindicator
....................................... 12
6OPortieren sluiten ............................... ...............45
Portieren vergrendelen ............................. 4
4, 46
Pyrotechnische gordelspanners
............................................. 98
Sc
hakelen elektronisch bediende
versnellingsbak
.......................................... 12
5
SCR (Selective Catalytic Reduction)
.................................................. 175
S
CR-systeem
...............................
...........2 0, 175
Selectiehendel elektronisch gestuurde versnellingsbak
......................... 174
S
erienummer auto
........................................2
24
Sleepoog
......................................................... 76
S
lepen van een auto
.............................21
6, 217
Sleutel met afstandsbediening
........... 40
, 41, 43
Sneeuwkettingen
...............................
...........157
Sneeuwscherm
............................................. 15 8
S
nelheidsbegrenzer
..............................1
3 5 , 141
Snelheidsregelaar
................................. 1
3 8 , 141
Spaarfase
...............................
.......................160
Startblokkering, elektronische
...............................
...........41, 4 3
Starten ........................................................... 213
Starten van de auto............................... 121, 127
Starten van de motor
.................................... 12
1
Stilzetten van de auto
........................... 12
1, 127
Stoelen verstellen
........................................... 49
S
toelverwarming
.............................................50
S
toelverwarming,
schakelaars
.................................................. 50
Stop ...............
..................................................17
S
.
Trefwoordenregister
11
8
Storingen verhelpen
Controle / aanpassen bandenspanning
U kunt de compressor, zonder inspuiting
van het afdichtmiddel, ook gebruiken om uw
bandenspanning te controleren of uw banden
op spanning te brengen.
)
Draai de schakelaar A
in de
stand "Op spanning brengen".
)
Rol de witte slang G
volledig uit.
)
Sluit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting van de auto.
)
Start de auto en laat de motor draaien.
)
Breng de band op spanning met behulp
van de compressor (op spanning brengen:
schakelaar B
in stand "I"
; leeg laten lopen:
schakelaar B
in stand "O"
en druk op de
knop C
), zoals staat aangegeven op de
bandenspanningssticker van de auto.
)
Ver wijder de set en berg deze op.
Als de spanning van een of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem
worden gereset.
Zie de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem
.
)
Sluit de slang aan op het ventiel van de
band.
11
8
Storingen verhelpen
Controle / aanpassen bandenspanning
U kunt de compressor, zonder inspuiting
van het afdichtmiddel, ook gebruiken om uw
bandenspanning te controleren of uw banden
op spanning te brengen.
)
Draai de schakelaar A
in de
stand "Op spanning brengen".
)
Rol de witte slang G
volledig uit.
)
Sluit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting van de auto.
)
Start de auto en laat de motor draaien.
)
Breng de band op spanning met behulp
van de compressor (op spanning brengen:
schakelaar B
in stand "I"
; leeg laten lopen:
schakelaar B
in stand "O"
en druk op de
knop C
), zoals staat aangegeven op de
bandenspanningssticker van de auto.
)
Ver wijder de set en berg deze op.
Als de spanning van een of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem
worden gereset.
Zie de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem
.
)
Sluit de slang aan op het ventiel van de
band.