42
C4-cactus_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-
netwerk als de storing niet is verholpen.
Als de batterij van de
afstandsbediening leeg is, wordt
Batterij vervangen
Bij een storing in de afstandsbediening kan
de auto niet meer met de afstandsbediening
ontgrendeld, vergrendeld en gelokaliseerd
worden.
F
On
tgrendel of vergrendel de auto eerst met
de sleutel in het slot.
F
Sy
nchroniseer vervolgens de
afstandsbediening.
Storing in de
afstandsbediening
Synchroniseren
F Zet het contact af en neem de sleutel uit
h et contactslot.
F
Dr
uk direct daarna gedurende enkele
seconden op het vergrendelknopje
(gesloten hangslot) van de
afstandsbediening.
F
Ze
t de sleutel in de stand 2
(C
ontact).
F
Ze
t het contact af en ver wijder de sleutel
uit het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer. Batterij ref.: CR2032/3
V
.
F Wi p het deksel met een kleine
schroevendraaier bij het oog.
F
Ve
rwijder het deksel.
F
Ve
rwijder de lege batterij.
F
Pl
aats een nieuwe batterij in de juiste
richting in de houder.
F
Dr
uk het deksel op de afstandbediening
vast. Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speciaal
verzamelpunt.
u gewaarschuwd door dit verklikkerlampje, een
geluidssignaal en een melding op het display.
Toegang tot de auto
71
C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016
Dashboardkastje
Zonneklep
De zonneklep aan de bestuurderszijde is
voorzien van een make-upspiegel met klep en
een kaarthouder (of tickethouder).In het dashboardkastje kunnen een fles mineraalwater,
de boorddocumentatie enz. worden opgeborgen.F Til, wanneer u een accessoire van
1
2 V ( maximaal vermogen: 120 W ) wilt
aansluiten, het deksel op en sluit een
geschikte adapter aan.
12V-aansluiting
F Beweeg de klep omhoog om het
das hboardkastje te openen. Neem het maximale vermogen
van de aansluiting in acht (kans op
beschadiging van uw accessoire).
In het dashboardkastje bevinden zich een
JACK-aansluiting en de schakelaar voor het
uitschakelen van de airbag aan passagierszijde.
Bevestig geen voor werpen aan de
zonneklep aan passagierszijde. Deze
voor werpen kunnen bij het afgaan van
de airbag vóór (in de hemelbekleding)
letsel veroorzaken. Het aansluiten van elektrische
apparatuur die niet door CITROËN is
goedgekeurd, zoals een lader met
USB-aansluitingen, kan leiden tot
storingen in de werking van de
elektrische componenten van de auto,
zoals een slechte radio-ontvangst
of storingen in de weergave van de
displays.
3
Ergonomie en comfort
92
C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met het lampje STOP, een
geluidssignaal en een melding op het
display, duidt dit op een storing in de
elektronische remdrukregelaar waardoor
u tijdens het remmen de controle over
uw auto zou kunnen verliezen.
Werking
Als dit lampje gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en een melding
op het display, duidt dit op een storing in
het ABS-systeem, waardoor u tijdens het
remmen de controle over uw auto zou
kunnen verliezen.
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(REF)Zorg er bij vervanging van de wielen (banden
en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd
die voor uw auto zijn gehomologeerd.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door
het trillen van het rempedaal.
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het
niet los.
Stop onmiddellijk.
Raadpleeg in beide gevallen het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid
93
C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Dynamische stabiliteitscontrole
(ESP) en antispinregeling (ASR)Het CDS-systeem zorgt voor meer
veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder
mag zich echter nooit laten verleiden tot het
nemen van meer risico's of te hard rijden.
De goede werking van het systeem
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de constructeur
met betrekking tot de wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsysteem,
elektronische onderdelen alsmede de
montageprocedure en het uitvoeren van
werkzaamheden door het CITROËN-
netwerk.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Inschakelen
Deze systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
Zodra deze systemen signaleren dat de wielen te
weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt
van de door de bestuurder gewenste richting, grijpen
ze in op de werking van de motor en het remsysteem.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond,
.
..) kan het nuttig zijn het CDS-systeem
uit te schakelen, zodat de wielen kunnen
spinnen en weer grip kunnen krijgen.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel knipperen.
Storing
Het is echter aanbevolen het systeem zo snel
mogelijk weer in te schakelen. F
Dr
uk op de knop of,
afhankelijk van de
uitvoering, zet de
draaiknop in deze stand.
Als het lampje op de (draai)knop gaat
branden, grijpt het CDS-systeem niet
meer in op de werking van de motor.
Opnieuw inschakelen
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf snelheden boven 50 km/h.
F
Druk nogmaals op de
knop of, afhankelijk van
de uitvoering, zet de
draaiknop in deze stand
om het systeem handmatig
weer in te schakelen.
Als dit verklikkerlampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, duidt
dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
5
Veiligheid
97
C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Als de wagensnelheid hoger is
dan 20 km/h, knippert (knipperen)
het pictogram (de pictogrammen)
gedurende twee minuten in
combinatie met een geluidssignaal.
Na deze 2
m
inuten blijft (blijven)
het pictogram (de pictogrammen)
branden zolang de bestuurder of
voorpassagier zijn gordel niet heeft
vastgemaakt.
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s)
losgemaakt/niet vastgemaakt
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s) vóór
Bij het aanzetten van het contact gaat het
pictogram 1 op h
et instrumentenpaneel en de
desbetreffende pictogrammen ( 2 en 3) op het
pictogrammendisplay van de veiligheidsgordels
en airbag vóór aan passagierszijde
rood branden als de bestuurder en/of
de voorpassagier zijn gordel niet heeft
vastgemaakt of weer heeft losgemaakt.
1. Pictogram veiligheidsgordels vóór
los gemaakt/niet vastgemaakt, op het
instrumentenpaneel.
2.
Pi
ctogram veiligheidsgordel links voor.
3.
Pi
ctogram veiligheidsgordel rechts voor.
4.
Pi
ctogram veiligheidsgordel rechts achter.
5.
Pi
ctogram veiligheidsgordel midden achter.
6.
Pi
ctogram veiligheidsgordel links achter.
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s) achter
Het desbetreffende pictogram ( 4 t / m 6)
op het pictogrammendisplay van de
veiligheidsgordels en de airbag vóór
aan passagierszijde gaat rood branden
als een van de achterpassagiers zijn
gordel heeft losgemaakt.
5
Veiligheid
100
C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Uitschakelen airbag aan
passagierszijde
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld.
F
Zet het contact af en steek de sleutel in de schakelaar
voor het uitschakelen van de airbag aan passagierszijde.
F Draai deze in de stand "OFF".
F Ve r wijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.
Bij het aanzetten van het contact
brandt dit waarschuwingslampje in
het display van de veiligheidsgordels.
Het blijft branden zolang de airbag is
uitgeschakeld. Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Opnieuw inschakelen airbag aan
passagierszijde
Als u het met de rug in de rijrichting geplaatste
kinderzitje hebt verwijderd, zet dan met afgezet
contact de schakelaar weer op "ON" om de
airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid
van uw voorpassagier te garanderen.
Frontairbags
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de
airbag aan passagierszijde wanneer deze is
uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding
binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór
(
A),
in de lengterichting van de auto en vanaf de
voorzijde richting de achterzijde van de auto, die
zich op een horizontale ondergrond moet bevinden.
De frontairbag wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd.
De frontairbags beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag is
geïntegreerd in het dak om ruimte vrij te maken
in het dashboardkastje.
Bij het aanzetten van het contact
gaat dit waarschuwingslampje in het
display van de veiligheidsgordels
gedurende ongeveer één minuut
branden om aan te geven dat de
airbag aan passagierszijde weer is
ingeschakeld.
Veiligheid
124
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Parkeerrem
AantrekkenVrijzetten
Draai bij het parkeren van de auto op
een helling de wielen vast tegen het
trottoir, trek de parkeerrem aan, schakel
een versnelling in en zet het contact uit.Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje
en het verklikkerlampje STOP
branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, geeft
dit aan dat de parkeerrem nog (iets) is
aangetrokken.
F
Tr
ek de parkeerremhefboom aan om uw
auto stil te zetten. F
Trek
de parkeerremhefboom licht omhoog,
druk de ontgrendelknop in en duw de
hefboom geheel omlaag.
Rijden
128
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
De aanduiding N op het display knippert in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding als u de motor probeert te starten
zonder dat de toets N is ingedrukt.
Druk op de toets N om de neutraalstand te
selecteren.
Starten van de auto
F Zet het contact aan.
F Se lecteer de neutraalstand (toets N ).
He
t lampje van de toets gaat branden.
F
Houd
het rempedaal volledig ingetrapt.
F
St
art de motor. De aanduiding N wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel.
F
Se
lecteer de stand voorruit (toets D) of
achteruit (toets R ).
He
t desbetreffende lampje gaat branden
op de bedieningsmodule.
De aanduiding D + 1 of R wordt
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Werking van de kruipfunctie
Door deze functie is de auto wendbaarder bij
lage snelheden (inparkeren, files, ...).
Nadat u de toets D of R hebt ingedrukt, begint
de auto zodra u het rempedaal loslaat te
rijden , waarbij de motor stationair draait.
De kruipfunctie kan tijdelijk niet
beschikbaar zijn als de koppeling te
warm is geworden of als de helling te
steil is. Laat bij draaiende motor nooit kinderen
alleen achter in de auto.
Houd bij het starten van de motor altijd
het rempedaal ingetrapt.
Het verklikkerlampje " Voet op het
rempedaal" op het instrumentenpaneel
en het desbetreffende lampje op de
bedieningsmodule knipperen als
het rempedaal niet ingetrapt wordt
gehouden tijdens het starten van de
motor.
Houd het rempedaal steviger ingetrapt.
F
Ze
t de parkeerrem vrij.
F
La
at geleidelijk het rempedaal los.
De a
uto begint direct te rijden.
Rijden