107
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming, ...)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat.
Eco-modus
De eco-modus bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het audio-
en telematicasysteem, de ruitenwissers,
dimlichten, interieurverlichting, enz.
gecombineerd maximaal veertig minuten
gebruiken.
Inschakelen van de eco-
modus
Als deze tijd is verstreken, geeft een melding
op het display aan dat de eco-modus is
ingeschakeld en worden de actieve functies in
de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-modus wordt
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan
het gesprek nog ongeveer 10 minuten worden
voortgezet met de handsfree set van het
audiosysteem.
Uitschakelen van de modus
Deze functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart wordt.
F
S
tart om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze minstens
vijf minuten draaien. Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden (zie de desbetreffende
paragraaf).
7
Praktische informatie
133
Zekeringnr.StroomsterkteFuncties
F02 5
A Koplamphoogteverstelling, diagnoseaansluiting, bedieningspaneel airconditioning.
F09 5
A Alarmsysteem (af fabriek of inbouw achteraf).
F11 5
A Extra verwarming.
F13 5
A Parkeerhulp (af fabriek of inbouw achteraf).
F14 10
A Bedieningspaneel airconditioning.
F16 15
A Aansteker, 12V-aansluiting.
F17 15
A Audiosysteem (af fabriek of inbouw achteraf).
F18 20
A Audiosysteem (af fabriek of inbouw achteraf) / Bluetooth.
F19 5
A Monochroom display C.
F23 5
A Plafonniers, kaartleeslampjes.
F26 15
A Claxon.
F27 15
A Ruitensproeierpomp.
F28 5
A Stuurslot.
8
Storingen verhelpen
136
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
Toegang tot de accuStarten van de motor
met een hulpaccu en
startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster.
Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een
nominale spanning van 12
V en een
capaciteit minimaal gelijk aan die van de
ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet
in de buurt van bewegende delen van de
motor (ventilator, riem enz.) bevinden.
Maak de klem van de pluspool (+) niet los
bij draaiende motor. F
S
tart de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Toegang:
F
O
pen de motorkap via hendel in het
interieur en gebruik ver volgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde.
F
Be
vestig de motorkapsteun.
F
V
erwijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de pluspool (+). De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar.
Op de motor is een afzonderlijk massapunt
aangebracht.
F
B
eweeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog.
F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en ver volgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op een massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
Storingen verhelpen
137
F Wacht tot de motor stationair draait.
F N eem ver volgens de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van
de accu op een correct peil te krijgen.
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
De accu opladen met een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op voldoende capaciteit te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
A
ls u voornamelijk korte ritten maakt.
-
V
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12
V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van
de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
F
Z
et het contact af.
F
S
chakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, verlichting, ruitenwissers
e n z .) u i t . F
S
chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt aan:
-
D
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A .
-
D
e zwarte minkabel (-) op het massapunt
C van de auto.
F
S
chakel na afloop van het laden eerst
acculader B uit voordat u de kabels
losneemt van accu A .
Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt.
Anders kan de elektrische uitrusting
van het Stop & Start-systeem ernstig
beschadigd raken.
8
Storingen verhelpen
138
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden – Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het CITROËN-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur).
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet gaat
gebruiken, koppel dan de 12V-accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Alvorens de accu los te koppelen moet u de
volgende handelingen uitvoeren:
F
S
luit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, kofferdeksel, ruiten).
F
S
chakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
e n z .) u i t .
F
Z
et het contact uit en wacht vier minuten.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
Accupoolklem met
snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
Weer aansluiten van de plusklem
(+)
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem niet
kan worden vergrendeld als deze niet
correct is geplaatst; herhaal de procedure.
Na het opnieuw aansluiten
van de accu
F Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de accupoolklem B te ontgrendelen.
F
B
eweeg de accupoolklem B omhoog om
hem te verwijderen.
F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F
Plaats de geopende accupoolklem B op de pluspool (+).F Druk op de accupoolklem B tot hij stuit.
F
B eweeg de hendel A omlaag om de
accupoolklem B vast te zetten. Na opnieuw aansluiten van de accu moet u
het contact aanzetten en ver volgens 1
minuut
wachten alvorens de motor te starten, om de
elektronische systemen te initialiseren.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
het zelf opnieuw initialiseren van bepaalde
systemen/functies zoals:
-
D
e sleutel met afstandsbediening.
-
D
e datum en de tijd.
-
D
e voorkeuzezenders.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal
8 uur), niet is gebruikt.
Storingen verhelpen
1
CITROËN Connect Nav
GPS-navigatie – Applicaties
– Multimedia-autoradio –
Bluetooth
®-telefoon
Inhoud
De eerste stappen
2
St
uurkolomschakelaars
3
M
enu's
4
G
esproken commando's
5
N
avigatie
1
1
Online navigatie
1
5
Applicaties
1
8
Radio
2
3
DAB-radio (Digital Audio Broadcasting)
25
M
edia
26
T
elefoon
2
8
Configuratie
3
3
Veelgestelde vragen
3
7De beschreven functies en instellingen
kunnen afwijken van die van het systeem
in uw auto.
Om veiligheidsredenen mag de bestuurder
handelingen die de volle aandacht
vragen, zoals het koppelen van een
Bluetooth-telefoon aan het Bluetooth-
handsfreesysteem van het audiosysteem,
uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto
en ingeschakeld contact.
Het systeem is zodanig beveiligd dat het
uitsluitend in uw auto functioneert.
De overgang naar de waakfase wordt
aangekondigd door de melding Eco-
modus.
Hieronder vindt u de link naar de OSS
(Open Source Software) -broncodes voor
het systeem.
https://www.groupe-psa.com/fr/oss/
https://www.groupe-psa.com/en/oss/
.
CITROËN Connect Nav
3
Via het menu "Instellingen" kunt
u een profiel voor één persoon
of voor een groep personen met
gemeenschappelijke instellingen
aanmaken, waarbij vele instellingen
mogelijk zijn (voorkeuzezenders radio,
audio-instellingen, navigatiegeschiedenis,
favoriete contacten, enz.). De instellingen
worden automatisch aangepast.
Onder zeer warme onstandigheden
kan het volume worden beperkt om het
systeem te beschermen. Het systeem kan
gedurende ten minste 5
minuten stand-by
(scherm en geluid uitgeschakeld) worden
gezet.
Zodra de temperatuur in het interieur is
gezakt, zal de oorspronkelijke instelling
weer worden gebruikt.Stuurkolomschakelaars
Afhankelijk van het model.
Gesproken commando's :
Deze knop bevindt zich op het stuur wiel
of op het uiteinde van de lichtschakelaar
(afhankelijk van de uitvoering).
Kort indrukken: gesproken commando's
van het systeem.
Lang indrukken: gesproken
commando's smartphone via het
systeem.
of Geluidsvolume verhogen.
of Geluid onderbreken/herstellen.
Of
Geluidsweergave onderbreken
door gelijktijdig indrukken van de
volumetoetsen.
Geluid weer inschakelen: druk op
één van de twee volumetoetsen.
of Geluidsvolume verlagen. of
Media
(kort indrukken): veranderen
van multimediabron.
Telefoon (kort indrukken): start
telefoongesprek.
Tijdens telefoongesprek (kor t
indrukken): toegang tot het
telefoonmenu.
Telefoon (lang indrukken): inkomend
gesprek weigeren, einde gesprek;
als de telefoon niet wordt gebruikt,
toegang tot het telefoonmenu.
of Radio
(draaien): automatisch
zoeken naar vorige/volgende
zender.
Media (draaien): vorige/volgende
nummer, scrollen door lijsten.
Kort indrukken : bevestigen van een
selectie. Indien niets geselecteerd:
toegang tot voorkeuzezenders.
Radio : weergeven van de
zenderlijst.
Media : weergeven van de tracklijst.
Radio (ingedrukt houden):
weergeven van de lijst met
beschikbare radiozenders.
.
CITROËN Connect Nav
16
Met online navigatie beschikt u over de
volgende diensten.
Een pakket online ser vices:
-
We e r,
-
Tankstations,
-
Parkeren,
-
Verkeer,
-
P
OI lokaal zoeken.
Een pakket " Gevarenzone " (optioneel).
Werkingsprincipes en normen zijn
permanent aan verandering onderhevig.
Om te zorgen voor een optimale
communicatie tussen de smartphone
en het systeem, adviseren wij u om
het besturingssysteem van uw
smar tphone en de datum en tijd op
zowel de smar tphone als het systeem
up to date te houden.Specifieke instellingen voor
de online navigatie
Via het menu " Instellingen" kunt
u een profiel voor één persoon
of voor een groep personen met
gemeenschappelijke instellingen
aanmaken, waarbij vele instellingen
mogelijk zijn (voorkeuzezenders radio,
audio-instellingen, navigatiegeschiedenis,
favoriete contacten, enz.). De instellingen
worden automatisch aangepast.
of Druk op Navigatie
om de
hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " Menu" om de secundaire
pagina weer te geven.
Selecteer " Instellingen ".
Selecteer " Kaart". Inschakelen of uitschakelen:
-
"
Waarschuwingen voor
gevarenzones toestaan ".
- "
Adviesroute om
eindbestemming te voet te
bereiken "
-
"Versturen van gegevens
toestaan "
Dit moet per profiel worden
ingesteld.
Selecteer " Config. waarsch. ".
Schakel " Waarschuwen voor
gevarenzones " in of uit.
Selecteer deze knop.
Activeren: Geluidssignaal
Als u gebruik wilt maken van online
navigatie, moet u de optie " Versturen van
gegevens toestaan " aanvinken.
De weergave van gevarenzones is
afhankelijk van de lokale wetgeving en
het afsluiten van een abonnement op de
dienst.
CITROËN Connect Nav