Zekeringenkast in motorruimtefig. 83
STROOMVERBRUIKERZEKERING AMPÈRE
Stroomtoevoer pomp koplampsproeier F09 30
ClaxonF10 15
AC-compressorF19 7,5
A
chterruitverwarmingF20 30
BrandstofpompF21 15
Aansteker/stopcontactF85 20
12V stopcontact kofferbakF86 20
IBS Sensor laadtoestand accu voor Start&Stop systeem F87 5
Verwarming buitenspiegelsF88 7,5
117
Zekeringenkast in de bagageruimtefig. 86
STROOMVERBRUIKERZEKERING AMPÈRE
Stoelverstelling linker voorstoel F1 15
Stoelverstelling rechter voorstoel F2 15
Elektrisch
schuifdakF3 15
Stoelverwarming voorF5 15
BOSE versterker + Subwoofer F6 20
BELANGRIJK
33)Vervang een doorgebrande zekering nooit door metalen draden of ander materiaal.
34)Als de motorruimte moet worden gewassen, zorg er dan voor dat de waterstraal niet rechtstreeks op de zekeringenkast en de motortjes van
de ruitenwissers terechtkomt.
BELANGRIJK
110)Als de zekering opnieuw doorbrandt, neem dan contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
111)Vervang een zekering nooit door een exemplaar met een hogere stroomsterkte (ampère); BRANDGEVAAR
112)Als een hoofdzekering (MAXI-FUSE, MEGA-FUSE, MIDI-FUSE) doorbrandt, neem dan contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
113)Voordat u een zekering vervangt, zorg ervoor dat de startinrichting op STOP staat, dat de sleutel, indien mechanisch, verwijderd is en dat alle
apparatuur uit is geschakeld en/of afgesloten is.
114)Als een hoofdzekering van een veiligheidssysteem (airbags, remmen), transmissiesysteem (motor, versnellingsbak) of stuurinrichting
doorbrandt, neem dan contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
118
NOODGEVALLEN
verwijder de dop van het ventiel van de
lekke band en sluit de transparante
leiding voor de afdichtingsvloeistof 4 aan
en maak deze goed vast fig. 95. Indien
een busje van 250 mm aanwezig is, is de
behuizing van de transparante leiding
voorzien van een verwijderbare ring om
het uitnemen te vergemakkelijken. Zorg
ervoor dat de AAN-UIT-knop 5 fig. 98 in
de uit-stand staat (knop niet ingedrukt);
steek de stekker 6 fig. 97 in het
12V-stopcontact van het voertuig en
start de motor;
schakel de compressor in door te
drukken op de AAN-UIT-knop 5 fig. 98.
Zodra de spanning die vermeld wordt in
de paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens" of op het
daarvoor bestemde label op de meter
7 verschijnt, schakel de compressor dan
weer uit met de AAN-UIT-knop 5;
verwijder het busje 1 van de
compressor door op knop 8 te drukken en
het busje 1 voorzichtig omhoog te
trekken fig. 99.Als de meter 7 fig. 98 een spanning van
minder dan 1,8 bar / 26 psi weergeeft
15 minuten nadat de compressor
ingeschakeld werd, schakel dan de
compressor uit, ontkoppel de vulleiding
4 van het ventiel van de band en
verwijder het busje 1 van de compressor
fig. 99.
Verplaats het voertuig circa 10 m voor
een betere verdeling van het
afdichtmiddel; stop het voertuig op een
veilige wijze, schakel de handrem in en
herstel de spanning met de zwarte
vulleiding 9 fig. 100 tot de vereiste
waarde is bereikt. Als ook dan na
15 minuten na de inschakeling van de
compressor de spanning minder dan
1,8 bar / 26 psi is, rijd dan niet verder,
maar neem contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
97A0K1303C
98A0K1304C
99A0K1305C
100A0K1307C
124
NOODGEVALLEN
STARTEN MET HULPACCU
STARTEN MET HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor gestart
worden met een hulpaccu met dezelfde
of een iets hogere capaciteit dan de lege
accu.
38) 39)123)
Ga als volgt te werk om de auto te
starten:
Sluit de plusklem (+) fig. 101 van de
hulpaccu alleen aan op het aangeduide
punt op de accu van de auto (door "OK" te
schrijven) en nergens anders;
sluit met een tweede startkabel de
minklem(−)vandehulpaccu aan op een
massapunt
op de motor of de
versnellingsbak/transmissie van de auto
die gestart moet worden;
start de motor, maak als de motor
gestart is, de kabels in omgekeerde
volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, contact opnemen met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
STARTEN MET HULPACCU
(Voor versies met Start&Stop-systeem)
Wanneer men met een hulpaccu moet
starten, mag de minkabel (–) vanaf de
hulpaccu nooit in verbinding worden
gebracht met de minpool 1 fig. 102 van
de accu in de auto. Sluit de minkabel aan
op een massapunt op de motor of op de
versnellingsbak.
124)
ROLLEND STARTEN
Probeer, onder geen enkele
omstandigheid, de motor te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden.
BELANGRIJK
38)Verbind de minklemmen van de twee
accu’s nooit rechtstreeks met elkaar! Als de
hulpaccu in een andere auto is geïnstalleerd,
moet accidenteel contact tussen de metalen
delen van beide auto's vermeden worden.
39)Gebruik nooit een accusnellader om de
motor te starten, aangezien deze de
elektronische systemen kan beschadigen,
met name de regeleenheden van de
ontsteking en de brandstoftoevoer.
BELANGRIJK
123)Deze startprocedure moet door
ervaren personeel verricht worden,
aangezien verkeerde handelingen
elektrische ontladingen van aanzienlijke
kracht kunnen veroorzaken. Bovendien is
accuvloeistof giftig en corrosief: vermijd
contact met huid en ogen. Houd open vuur en
brandende sigaretten uit de buurt van de
accu en veroorzaak geen vonken.
101A0K0247C
102A0K0755C
126
NOODGEVALLEN
DE MOTOR STARTEN
Als het pictogramconstant aan blijft
op het display van het
instrumentenpaneel, neem dan
onmiddellijk contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
SLEPEN VAN DE AUTO
Het bij de auto geleverde sleepoog
bevindt zich in de gereedschapshouder in
de bagageruimte.
MONTAGE VAN HET SLEEPOOG
126) 127) 128)
Slepen vanaf de voorkant
Haal dop 1 uit zijn zitting met een
schroevendraaier of soortgelijk
gereedschap in de onderste sleuf. Zorg
ervoor de verf niet te beschadigen. Neem
het sleepoog 2 uit zijn zitting in de
gereedschapshouder en draai het stevig
op de schroefdraadpen (fig. 113 ).Slepen vanaf de achterkant
Andere versies dan "VELOCE" en zonder
"Pack sport": haal dop 1 uit zijn zitting
met een schroevendraaier of soortgelijk
gereedschap in de bovenste sleuf. Zorg
ervoor de verf niet te beschadigen. Neem
het sleepoog 2 uit zijn zitting in de
gereedschapshouder en draai het stevig
op de schroefdraadpen (fig. 114 ).
"VELOCE" versies of versies met "Pack
sport": koppel plug 1 los door op de
bovenkant te drukken, neem sleepoog
2 uit zijn behuizing in de
gereedschapshouder en schroef deze
volledig schroefdraadpen (fig. 114 ).
BELANGRIJK
126)Bij versies met sleutel zonder
afstandsbediening, moet deze, alvorens het
voertuig te slepen, naar MAR en vervolgens
naar STOP worden gedraaid, zonder de
sleutel uit het contactslot te nemen. Als de
sleutel uit het contactslot wordt genomen,
wordt automatisch het stuurslot
ingeschakeld waardoor het voertuig niet kan
worden bestuurd. Controleer ook of de
versnellingsbak in de vrijstand staat (bij
versies uitgerust met automatische
versnellingsbak controleren of de pook in de
N-stand staat). Voor versies met
elektronische sleutel, moet de
contactsleutel op MAR en vervolgens op
STOP worden gezet, zonder het portier te
openen.
127)Onthoud dat tijdens het slepen de
rembekrachtiging en de elektrische
stuurbekrachtiging niet werken. Om die
reden is meer kracht benodigd voor de
bediening van het rempedaal en het stuur.
Gebruik voor het slepen geen soepele kabels
en vermijd bruuske bewegingen. Zorg tijdens
het slepen dat er geen onderdelen door de
sleepverbinding kunnen worden beschadigd.
Neem bij het slepen in elk geval de wettelijke
voorschriften in acht van het land waarin
wordt gereden en pas uw rijgedrag aan.
Start de motor niet wanneer de auto wordt
gesleept. Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad zorgvuldig
schoon. Controleer of het sleepoog volledig
op de schroefdraadpen is gedraaid alvorens
de auto te slepen.
113A0K0623C114A0K0898C
130
NOODGEVALLEN
de acculader aan te sluiten. Gebruik geen
"snellader" voor de levering van
startspanning. De kabels van het
elektrische systeem moeten weer
correct worden aangesloten op de accu,
d.w.z. de pluskabel (+) op de plusklem en
de minkabel (–) op de minklem. De
accuklemmen zijn gemarkeerd met de
symbolen plus (+) en min (–), en zijn
weergegeven op het deksel van de accu.
De kabelklemmen moeten ook
corrosievrij zijn en stevig aan de
klemmen bevestigd worden.
VERSIES ZONDER
START&STOPSYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
maak de klem van de minpool van de
accu los;
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit voordat deze wordt
losgekoppeld van de accu;
sluit de klem weer op de minpool van
de accu aan.
VERSIES MET START&STOPSYSTEEM(voor bepaalde versies/markten)
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
Koppel de stekker 1 fig. 119los van de
accusensor 3 op de minklem 4 (–) van de
accu los (door op de knop 2 te drukken);
sluit de pluskabel (+) van de acculader
aan op de plusklem 5 van de accu en de
minkabel (–) op de klem van de sensor
4 zoals aangegeven in de figuur fig. 120;
schakel de acculader in. Schakel na het
opladen de acculader uit;
sluit na de acculader te hebben
afgekoppeld de stekker 1 terug op de
sensor 3 aan zoals aangegeven in de
figuur.
119A0K0530AC
120A0K0530BC
149
SYSTEEM IN-/UITSCHAKELEN
Het systeem wordt in-/uitgeschakeld
door het indrukken van de
(ON/OFF)
toets/knop.
Draai de toets/knop respectievelijk
rechtsom/linksom om het radiovolume te
verhogen/verlagen.
RADIO (TUNER) MODUS
Druk op de RADIO-toets op het
voorpaneel om de radio in te schakelen.
Selecteer de golfband door te drukken op
de overeenkomende toets: “AM”, “FM” of
“DAB”.
Keuze golfband
Druk kort op de "AM/FM"-toets om over
te schakelen van AM naar FM en
andersom.
Als de DAB-tuner beschikbaar is, druk
dan kort op de "AM/FM", "AM/DAB",
"FM/DAB" toetsen om de gewenste
golfband te kiezen.
Aanwijzingen op het display
Nadat het gewenste radiostation is
gekozen, wordt de volgende informatie
op het display weergegeven:
Bovenaan: de lijst van opgeslagen
(voorkeuzes) radiostations wordt
weergegeven; het station dat momenteel
beluisterd wordt, is gemarkeerd.In het midden: weergave van de naam
van het huidige radiostation en de
toetsen om het vorige of het volgende
radiostation te selecteren.
Onderaan:radiostationselectie,
radioband, afstelling, informatie over
nummers and audio-instellingen.
Selectie van het volgende/vorige
radiostation
Om het gewenste radiostation te zoeken,
draai aan de BROWSE ENTER knop, druk
op de
ofknoppen of gebruik
de stuurwielknoppen
.
Als tijdens het vooruit zoeken het
systeem het einde van de band bereikt,
zal het automatisch stoppen bij het
station waar het zoeken is gestart.
Snel vorige/volgende radiostation
zoeken
Houd de toetsen
of
ingedrukt om het snel zoeken te
starten: wanneer de toets wordt
losgelaten, hoort men het eerste
radiostation waarop afgestemd kan
worden.De radio afstemmen (AM/FM)
Druk op de "Afstem." toets op het display
en geef de frequentie van het
radiostation in met het toetsenbord op
het display.
In deze modus kunnen de toetsen + en –
gebruikt worden voor de fijnafstelling
van de frequentie.
Om een onjuist nummer te wissen (en het
correcte nummer van het station in te
voeren) op de toets
(Wissen)
drukken.
Na het laatste cijfer van het station te
hebben ingevoerd, wordt het scherm
uitgeschakeld en stemt het systeem
automatisch op het gekozen station af
(het nummer van het radiostation wordt
in het tekstvak "Afstem." getoond).
Het scherm verdwijnt automatisch na
5 seconden of handmatig, door op de
toetsen "OK" of "X" te drukken.
Afsluiten van het scherm "Direct
afstem."
Druk op de toets "Afsluit." of "Radio" op
het display om naar het hoofdscherm van
het systeem terug te keren.
DAB-Radio
(voor bepaalde versies/markten)
Zodra de DAB-radiomodus is
geselecteerd, wordt op het display
informatie over het beluisterde station
getoond.
191
Spraakopdrachten.......197 ,212
Telefoonmodus.........194 ,206
Uconnect™ LIVE-Services . .196 ,209
Niveaus controleren...........143
Officiële typegoedkeuringen.....213
Onderhoudsprocedures
Koplampsproeiers..........150
Sproeiers................150
Parkeerlichten...............18
Parkeersensoren..............99
Pollenfilter................150
Portieren..................12
Centrale portiervergrendeling....12
Kinderslot................12
Pre-Fill-systeem (RAB - Ready
Alert Brake)...............64
Prestaties.................179
Radio................191 ,204
Regensensor................22
Reiniging en onderhoud
Auto-interieur.............154
Carrosserie..............153
Koplampen...............153
Kunststof en gecoate
interieurdelen.............155
Lederen interieurdelen.......155
Lederen stoelen............154
Stoelen en stoffen bekleding. . . .154Remmen
Remvloeistofniveau.........147
Richtingaanwijzers.............20
"Lane change"-functie.........20
Lamp vervangen........110 ,111
Ruiten (reinigen).............153
Ruitensproeier
Vloeistofniveau ruitensproeier . . .147
Ruitenwisser/-sproeier..........21
Automatische wis-/wasregeling . . .22
Ruitenwisser/achterruitwisser.....21
Safe Lock (systeem)............9
SBR-systeem (Seat Belt Reminder) . .67
Schemersensor...............18
Service en onderhoud
Periodieke controles.........142
Zwaar Gebruik Van De Auto.....142
Set-up-menu................40
Slepen van de auto............130
Slepen van het voertuig
Montage van het sleepoog.....130
Sleutels
Sleutel met afstandsbediening....8
Smart bag systeem (meertraps
frontairbags)..............81
Stadslicht/dimlicht............18
Stadslichten/dagrijlichten (DRL)
Lamp vervangen...........110
Stadslichten/remlichten
Lamp vervangen...........111Standaard velgen en banden......166
Start&Stop systeem...........96
Starten met hulpaccu..........126
Stoelen....................14
Achterstoelen..............15
Voorstoelen . . .............14
Stuurslot...................10
Stuurwiel..................16
Tankcapaciteit . .............103
Tankdop..................103
Tanken.............102 ,103 ,172
Technische gegevens..........158
Tijdens parkeren..............91
Trip Computer...............42
Universeel kinderzitje monteren....72
USB-bron..............194 ,206
Veiligheidsgordels............66
Gebruik..................66
Veranderingen/wijzigingen aan het
voertuig..................4
Vloeistoffen en smeermiddelen. . . .176
Vooraanspanners.............69
Krachtbegrenzers...........69
Wielen...................166
Wielen en banden
Bandenspanning . ..........167
Een wiel vervangen..........119
Zekeringen (vervangen)........113
Zijairbags (zijairbag - hoofdairbag) . . .85