Rijden en bediening173vliegt. De bestuurder is verantwoor‐
delijk voor het verlagen van de snel‐
heid bij het ingaan van een bocht en
in het algemeen voor het aanpassen
van de snelheid aan het wegtype en
de geldende maximumsnelheid.
Snelwegen
Op snelwegen moet u de ingestelde
snelheid aanpassen aan de omstan‐
digheden en het weer. Bedenk altijd
dat de adaptieve cruisecontrol een
beperkt zichtbereik, een beperkte
remkracht en een bepaalde reactietijd
heeft waarin wordt geverifieerd of een voertuig zich al dan niet voor u
bevindt. De adaptieve cruisecontrol is
mogelijk niet in staat om de auto tijdig af te remmen, om aanrijdingen tevoorkomen met veel langzamer
rijdende voorliggers of na een rijst‐
rookwissel. Dit geldt met name bij
hoge snelheden of als het zicht door
de weersomstandigheden beperkt is.
Bij het oprijden of verlaten van een
snelweg kan de adaptieve cruisecon‐
trol de voorligger uit het zicht verlie‐
zen en naar de instelde snelheid
accelereren. Verlaag daarom de snel‐ heid voor het oprijden of verlaten van
de snelweg.
Koersveranderingen
Als een ander voertuig voor u invoegt, zal de adaptieve cruisecontrol pas
rekening met dit voertuig houden
wanneer het voertuig zich volledig op uw pad bevindt. Wees alert en gereed
om te remmen als sneller remmen
noodzakelijk is.
Aandachtspunten in heuvelachtig
gebied9 Waarschuwing
Gebruik de adaptieve cruise
control niet op steile en heuvel‐
achtige wegen.
De systeemprestaties onder heuvel‐
achtige omstandigheden hangen af
van de rijsnelheid, de belading, de
verkeersomstandigheden en het
hellingspercentage. In heuvelachtige
omstandigheden worden voorliggers
mogelijk niet gedetecteerd. Op steile
hellingen moet u mogelijk gas bijge‐
ven om de rijsnelheid te handhaven.
Bij het omlaagrijden kan het nodig zijn
om te remmen om uw snelheid te
handhaven of te verlagen.
Let erop dat u door te remmen het
systeem deactiveert.
279Prestaties ................................... 259
Profieldiepte ............................... 231
Q
Quickheat ................................... 135
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 275
REACH ....................................... 267
Regelbare instrumentenverlichting ...........123
Regensensor .............................. 101
Registreren van autogegevens en privacy ................................ 272
Remassistentie .......................... 158
Rem- en koppelingssysteem .......97
Rem- en koppelingsvloeistof ......250
Remmen ............................ 155, 214
Remvloeistof .............................. 215
Reparatie ongevalsschade .........267
Reservewiel ............................... 237
Richtingaanwijzers ............... 95, 122
Rolschermen ............................... 43
Ruiten ........................................... 40
Rijgedrag en aanhangertips ......204
Rijverlichting ........................ 12, 101
S Schakelen ..................................... 98
Schakel motor uit ..........................97Selectieve katalysatorreductie ....148
Selective Ride Control ................160
Service ............................... 137, 248
Service-display ............................ 94
Service-indicatie ..........................97
Service-informatie ...................... 248
Sjorogen ...................................... 75
Sleutels ........................................ 21
Sleutels, sloten ............................. 21
Sneeuwkettingen .......................232
Snelheidsbegrenzer ...........102, 165
Snelheidsmeter ............................ 92
Software-update .........................271
Spiegelverstelling ..........................9
Sportmodus ............................... 161
Sproeiervloeistof ........................214
Startbeveiliging ............................ 38
Starten en bedienen ...................139
Starthulp gebruiken ...................241
Stoelpositie .................................. 47
Stoelverstelling .............................. 7
Stoelverwarming ........................... 52
Stoelverwarming, achter ...........53
Stop/Start-systeem .....................144
Storing ....................................... 153
Storingsindicatielamp ..................96
Stroomonderbreking ..................154
Stroomspaarmodus ....................141
Sturen ......................................... 139
Stuurbedieningsknoppen .............81Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 81
Symbolen ....................................... 4 Systeemcontrole ........................... 97
T
Tanken ....................................... 202
Te laag brandstofpeil .................100
Toerenteller ................................. 92
Trekhaak .................................... 205
Trekken............................... 204, 242
Trekstang.................................... 204
Typeplaatje ................................ 252
U Uitlaatfilter............................. 99, 147
Uitlaatgassen ............................. 147
Uitrol-brandstofafsluiter .............143
Uitstapverlichting .......................125
Ultrasoonparkeerhulp .................181
Uw autogegevens ..........................3
V Valetmodus................................. 104
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 232
Vaste luchtroosters ....................136
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................53
Veiligheidsnet .............................. 75
Velgen en banden .....................228