Instrumenten en bedieningsorganen105Waarschuwingslam‐
pen, meters en
controlelampen
Instrumentengroep Bij sommige uitvoeringen draaien denaalden van de instrumenten even tot tegen de eindaanslag wanneer het
contact wordt ingeschakeld.
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Kilometerteller
De totale geregistreerde afstand
wordt weergegeven in km.
Dagteller
De opgenomen snelheid wordt sinds
de laatste reset weergegeven.
De dagteller telt tot 9999 km en begint
dan weer bij 0.
De auto is uitgevoerd met twee
dagtellerpagina's voor verschillende
tochten.
Selecteer ; door op Menu op de
richtingaanwijzerhendel te drukken. Draai het stelwiel op de richtingaan‐
wijzerhendel en selecteer ;1
of ; 2. Elke dagtellerpagina kan
apart worden teruggesteld door de
toets SET/CLR op de richtingaanwij‐
zerhendel enkele seconden in te
drukken op het betreffende menu.
Instrumenten en bedieningsorganen1159Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Licht op wanneer de handmatige handrem is geactiveerd en het
contact is ingeschakeld 3 221.
Pedaal intrappen - brandt of knippert geel.
Brandt
Rempedaal moet worden ingetrapt
om de elektrische handrem los te
zetten 3 221
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in de stand Autostop te starten. Stop-startsysteem 3 208.
Knippert
Trap het koppelingspedaal in om de
motor met de sleutel te starten 3 16,
3 206.
Bij sommige versies verschijnt er een
aanwijzing om het koppelingspedaal
in te trappen op het Driver Information
Center 3 125.
Elektrische handrem
m brandt of knippert rood.
Brandt
Elektrische handrem is aangetrokken
3 221.
Knippert
Elektrische handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Schakel de ontsteking in, trap het rempedaal in
en probeer het systeem te resetten
door de elektrische handrem eerst los
te zetten en daarna aan te trekken.
Blijft m knipperen, rijd dan niet door
en roep de hulp van een werkplaats
in.
Storing elektrische handrem
j brandt of knippert geel.Brandt
Elektrische handrem werkt niet opti‐
maal 3 221.
Knippert
Elektrische handrem staat in de servi‐ cemodus. Stop de auto, trek de elek‐
trische handrem aan en zet deze los
om de rem te resetten.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als tijdens de rit gaat branden, dan zit er een storing in het
ABS-systeem. Het remsysteem blijft
normaal werken, maar zonder ABS-
regeling.
Instrumenten en bedieningsorganen121
Draai aan het stelwiel om een
submenu van het hoofdmenu te
selecteren of om een numerieke
waarde in te stellen.
Druk op SET/CLR om een functie te
selecteren en te bevestigen.
Eventueel verschijnt er boord- en
onderhoudsinformatie op het Driver Information Center. Bevestig berich‐
ten door op SET/CLR te drukken.
Boordinformatie 3 125.
Informatiemenu dagteller/
brandstof ;
Mogelijke pagina's zijn: ● digitale rijsnelheid
● dagteller
● gemiddeld brandstofverbruik
● gemiddelde snelheid
● actueel brandstofverbruik
● actieradius brandstof
● actieradius brandstof, bi-fuelmo‐ tor
● brandstofpeil, bi-fuelmotor
● timer
Digitale rijsnelheid
Digitale weergave van de huidige
snelheid.Dagteller
De dagteller geeft de huidige afstand vanaf een bepaalde reset weer.
De dagteller telt tot 9999 km en begint
dan weer bij 0.
Draai het stelwiel om dagtellerpagina
1 of 2 te selecteren.
Druk enkele seconden op SET/CLR
terwijl u naar de pagina kijkt, om te
resetten.
De informatie van ritpagina 1 en 2 kan
apart worden gereset terwijl het
betreffende display actief is.
Gemiddeld brandstofverbruik
Weergave van het gemiddelde
verbruik. De meting kan altijd
opnieuw worden ingesteld en begint
met een standaardwaarde.
Druk enkele seconden op SET/CLR
terwijl u naar de pagina kijkt, om te
resetten.
De informatie van ritpagina 1 en 2 kan
apart worden gereset terwijl het
betreffende display actief is.
122Instrumenten en bedieningsorganenBij auto's met bi-fuelmotoren: Het
gemiddelde verbruik wordt aangege‐
ven voor de momenteel geselec‐
teerde modus: LPG, CNG of benzine.
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment opnieuw worden gestart.
Druk enkele seconden op SET/CLR
terwijl u naar de pagina kijkt, om te
resetten.
De informatie van ritpagina 1 en 2 kan
apart worden gereset terwijl het
betreffende display actief is.
Actueel brandstofverbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Bij auto's met bi-fuelmotoren: Het
huidige verbruik wordt aangegeven
voor de momenteel geselecteerde
modus: LPG, CNG of benzine.
Actieradius brandstof
De actieradius wordt op basis van het aanwezige tankpeil en het momen‐
tane verbruik berekend. Op het
display verschijnen gemiddelde
waarden.Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Wanneer het brandstofpeil in de tank
laag is, verschijnt er een bericht op
het display en gaat controlelampje Y
op de brandstofmeter branden.
Wanneer er onmiddellijk moet
worden bijgetankt, verschijnt er een
waarschuwingsbericht dat op het
display blijft staan. Ook knippert
controlelamp Y op de brandstofmeter
3 118.
Actieradius brandstof, bi-fuelmotorWeergave van de totale actieradius
brandstof bij benadering en voor elke brandstoftank (LPG of CNG en
benzine). Een te laag brandstofpeil in
een van de tanks wordt aangegeven
door GERING in het betreffende
gedeelte.
Brandstofpeil, bi-fuelmotor
Weergave van het brandstofpeil in
procenten voor de momenteel gese‐
lecteerde modus: LPG, CNG of
benzine.
Timer
Volg voor de bediening de aanwijzin‐
gen op het display.
Boordinformatie ?
Mogelijke pagina's zijn: ● eenheid
● snelheidswaarschuwing
● aanduiding resterende levens‐ duur van de motorolie
● bandenspanning
● bandbelasting
● afstand tot voorligger
● verkeersbordherkenning
156Infotainmentsysteem
Activeer Tekst bladeren als u wilt dat
de tekst continu doorloopt.
Deactiveer de instelling als wilt dat de
tekst bloksgewijs wordt doorlopen.
Display uitzettenAls u het display niet wilt zien, bijvoor‐beeld in de nachtelijke uren, kunt u
het display uitzetten.
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Blader door de lijst en selecteer
Display uitschakelen . Het display
dooft. De audiofuncties blijven actief.
Raak om het display weer in te scha‐ kelen het scherm aan of druk op een
knop.
Fabrieksinstellingen
(R 4.0 IntelliLink)
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Blader door de lijst en selecteer Terug
naar fabrieksinstellingen .
Selecteer Voertuiginstellingen
herstellen om alle persoonlijke instel‐
lingen terug te zetten.
Selecteer Alle privégegevens wissen
om de gekoppelde Bluetooth-appara‐ ten en de opgeslagen contactenlijst
en voicemailnummers te verwijderen.
Selecteer Radio-instellingen
herstellen om de geluids- en volume-
instellingen te resetten, alle favorie‐
ten te verwijderen en de gekozen
beltoon te wissen.
In elk van deze gevallen verschijnt er
een waarschuwing. Selecteer
Doorgaan om de instellingen te reset‐
ten.Fabrieksinstellingen
(Navi 4.0 IntelliLink)
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Blader door de lijst en selecteer Terug
naar fabrieksinstellingen .
Voertuiginstellingen
Selecteer Boordinstellingen
terugzetten om alle persoonlijke
instellingen te herstellen.
Er verschijnt een pop-upvenster.
Bevestig het pop-upbericht.
Telefooninformatie
Selecteer Wis alle telefoongegevens
om de gekoppelde Bluetooth-appara‐ ten en de opgeslagen contactenlijst
en voicemailnummers te verwijderen.
Er verschijnt een pop-upvenster.
Bevestig het pop-upbericht.
Radio-instellingen
Selecteer om de geluids- en volume-
instellingen te resetten en alle favor‐
ieten te verwijderen Radio-
instellingen herstellen .
Infotainmentsysteem157Er verschijnt een pop-upvenster.
Bevestig het pop-upbericht.
Navigatie-instellingen
Selecteer om alle navigatieparame‐
ters en instellingen van het navigatie‐
systeem te resetten Navigatie-
instellingen herstellen . Er verschijnt
een submenu.
Selecteer afhankelijk van welke set
parameters u wilt resetten Navigatie‐
geschiedenis wissen (recente
bestemmingen), Favorieten voor
navigatie wissen (favorieten) of
Navigatie-opties en -instellingen
resetten (bijv. instellingen voor kaart‐
weergave, gesproken instructies of
routeopties).
Er verschijnt een pop-upvenster.
Bevestig het pop-upbericht.
Systeemversie Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Blader door de lijst en selecteer
Software informatie .
Als een USB-apparaat is aangeslo‐
ten, kunt u de voertuiginformatie op
dit USB-apparaat opslaan.Selecteer Systeemupdate en vervol‐
gens Voertuiginfo opslaan op USB .
Neem contact op met uw garage voor
een systeemupdate.
Voertuiginstellingen
De Voertuiginstellingen worden in de
Gebruikershandleiding beschreven.Radio
GebruikRadio activeren
Druk op ; en selecteer dan Audio.
Het laatst geselecteerde hoofdmenu audio verschijnt.
Druk op Bron in het radiohoofdmenu
om de interactieve selectiebalk te
openen.
Selecteer het gewenste frequentiebe‐
reik.
252Rijden en bediening
Druk wanneer de pagina met de
verkeersbordherkenning wordt
getoond, op SET/CLR op de richting‐
aanwijzer.
Selecteer Waarschuw. AAN of
Waarschuw. UIT met het stelwiel en
druk op SET/CLR .
De pop-upwaarschuwing wordt onge‐
veer acht seconden lang weergege‐
ven op het Driver Information Center.
Systeem terugstellen
De inhoud van het verkeersbordge‐
heugen kan in het menu Instellingen van de pagina Verkeersbordherken‐
ning worden gewist door
Terugstellen te selecteren en te
bevestigen door SET/CLR op de rich‐
tingaanwijzerhendel langere tijd in te
drukken.
U kunt ook SET/CLR drie seconden
indrukken om de inhoud van de
pagina te wissen.
Na een reset hoort u een geluidssig‐
naal en het volgende “Standaard‐
bord” wordt weergegeven totdat het
volgende verkeersbord wordt gede‐
tecteerd.
In sommige gevallen wordt verkeers‐
bordherkenning automatisch door het
systeem gewist.
Wissen van verkeersborden
Er zijn verschillende scenario's waar‐
bij de op dit moment getoond
verkeersborden worden gewist. Na
het wissen verschijnt het “Standaard‐ bord” op het Driver Information
Center.
342KlantinformatieDe volgende informatie wordt,
bijvoorbeeld, opgeslagen:
● bedieningsstatus van systeem‐ componenten (bijv. vloeistofpeil,
bandenspanning, accustatus),
● ladingsgraad van de hoogspan‐ ningsaccu, geschatte actieradius
(bij elektrische voertuigen),
● storingen en gebreken in belang‐
rijke systeemcomponenten (bijv.
verlichting, remmen),
● systeemreacties in bepaalde rijs‐
ituaties (bijv. triggering van een
airbag, activering van de stabili‐ teitsregelingen),
● informatie over gebeurtenissen die tot schade aan de auto
hebben geleid.
In speciale gevallen (bijv. als de auto
een storing heeft gedetecteerd),
moeten mogelijk gegevens worden
opgeslagen die anders vluchtig van
aard zijn.
Wanneer u gebruikmaakt van dien‐
sten, zijn de bedieningsgegevens
samen met het chassisnummer uit te
lezen en indien nodig te gebruiken.
Personeel werkzaam binnen hetservicenetwerk (bijv. garages, fabri‐
kanten) of derde partijen (bijv. pech‐
hulpverleners) kunnen de gegevens
uitlezen aan de auto. Tot dergelijke
services worden gerekend reparatie‐
werkzaamheden, onderhoudsproce‐
dures, garantieafwikkeling en kwali‐
teitsborgingsmaatregelen.
Gegevens worden doorgaans uitge‐
lezen in de auto via de OBD-aanslui‐
ting (On-Board Diagnostics) zoals
wettelijk voorgeschreven. De uitgele‐
zen bedieningsgegevens documen‐
teren de technische conditie van de
auto of afzonderlijke componenten en
helpen om storingen op te sporen, te
voldoen aan garantievoorwaarden en de kwaliteit te verhogen. Deze gege‐
vens, in het bijzonder informatie over
de belasting van componenten, tech‐ nische gebeurtenissen, bedienings‐fouten en andere storingen, worden
samen met het chassisnummer door‐ gegeven aan de fabrikant, als dat
nodig mocht zijn. De fabrikant is
tevens onderworpen aan produc‐
taansprakelijkheid. De fabrikant heeft
mogelijk ook bedieningsgegevens
van auto's nodig voor terugroepac‐
ties.Foutcodegeheugens in de auto zijn te
resetten door een servicebedrijf in het
kader van onderhoud of reparatie.
Comfort- en Infotainmentfuncties
Comfortinstellingen en persoonlijke
instellingen zijn in de auto op te slaan en op ieder gewenst moment te wijzi‐
gen.
Afhankelijk van het desbetreffende
uitrustingsniveau, zijn dergelijke
gegevens:
● instellingen voor de positie van stoelen en stuurwiel,
● instelling van het chassis en de airconditioning,
● persoonlijke instellingen zoals die voor de binnenverlichting.
U kunt uw eigen gegevens invoeren
in de Infotainmentfuncties van uw
auto bij het gebruik van bepaalde
functies.