Kort en bondig111Elektrische ruitbediening .......31
2 Buitenspiegels ......................28
3 Cruise control .....................227
Snelheidsbegrenzer ............229
Adaptieve cruise control .....231
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 237
4 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie .................................. 138
Omgevingsverlichting ......... 142
Parkeerlichten .....................139
Knoppen voor Driver
Information Center ..............120
5 Instrumenten ...................... 105
6 Driver Information Center .... 120
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 99
8 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor,
koplampsproeiers, achter‐
ruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter ...........1009Info-Display ........................ 124
10 Centrale vergrendeling .........21
Alarmknipperlichten ...........138
SPORT-modus ................... 226
Tour-modus ........................ 226
Brandstofkeuzeschakelaar . 107
Controlelamp airbag-
deactivering ........................ 114
11 Status-LED alarmsysteem ...26
12 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 201
13 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 201
14 Handschoenenkastje ...........68
15 Verwarming en ventilatie ....195
16 USB-ingang ........................... 10
12 V-aansluiting ..................103
17 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................220
Automatische
versnellingsbak ..................21618Traction Control-systeem ...223
Elektronische stabiliteits‐
regeling .............................. 224
Lane Departure Warning ...253
19 Elektrische handrem ...........221
20 Handbediende handrem .....221
21 Parkeerhulpsystemen .........243
Eco-knop voor Stop/Start- systeem ............................... 208
22 Contactslot met stuurslot ...205
23 Claxon ................................ 100
Bestuurdersairbag ...............57
24 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 270
25 Zekeringenkast ..................288
Opbergvak ............................ 70
26 Lichtschakelaar ..................133
Instellen koplampreikwijdte 135
Mistlampen ......................... 139
Mistachterlicht ....................139
Instrumentenverlichting ......140
27 Stuurwiel instellen ................99
Sleutels, portieren en ruiten273. Portieren sluiten.
4. Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
Het statusbericht verschijnt op het
Driver Information Center.
Status-LED
De status-LED is geïntegreerd in de
sensor boven op het instrumentenpa‐
neel.
Status tijdens de eerste
30 seconden na het activeren van het alarmsysteem:Led
aan:test, inschakelvertragingLed
knip‐
pert
snel:portieren, achterklep of
motorkap niet goed dicht,
eventuele systeemstoring
Status nadat systeem is geactiveerd:
Led knip‐
pert lang‐
zaam:systeem is geactiveerd
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Uitschakelen
Bij het ontgrendelen van de auto wordt het diefstalalarmsysteem
gedeactiveerd.
AlarmBij het activeren klinkt de alarmclaxon
en gaan de alarmknipperlichten tege‐ lijkertijd knipperen. Het aantal en de
duur van de alarmsignalen zijn voor‐
geschreven door de wetgever.
Het alarm kan worden afgezet door
het indrukken van een willekeurige
knop op de handzender of door het
aanzetten van het contact.
U kunt het alarmsysteem alleen deac‐ tiveren door c in te drukken of door
het contactslot in te schakelen.
Wanneer het alarm is afgegaan
zonder dat de bestuurder het heeft uitgeschakeld, geven de alarmknip‐perlichten dat aan. Ze lichten bij de
volgende keer ontgrendelen van de
auto met de handzender driemaal
kort achtereen op. Bovendien
verschijnt er na inschakeling van het
contact een waarschuwingsbericht
op het Driver Information Center.
Boordinformatie 3 125.
Als de accu van de auto moet worden
ontkoppeld (bijv. voor onderhouds‐
werkzaamheden), moet de alarmsi‐
rene als volgt worden gedeactiveerd:
schakel het contact in en uit en
ontkoppel de accu van de auto binnen
15 seconden.
Infotainmentsysteem149
Om naar een andere audiomodus te
gaan, drukt u op een van de opties van de interactieve selectiebalk.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van:
● Radiofuncties 3 157
● Externe apparaten 3 165
Gallery
Selecteer Gallery om het afbeeldin‐
gen- en filmmenu te openen voor de
opgeslagen bestanden van een
extern apparaat, zoals een USB-
apparaat of smartphone.
Selecteer l of m om het afbeeldin‐
gen- of filmmenu weer te geven. Selecteer de gewenste afbeelding of
het filmbestand voor weergave op het display.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van:
● Afbeeldingsfuncties 3 166
● Filmfuncties 3 168
Telefoon
Voordat u de telefoonfunctie kunt
gebruiken moet er een verbinding zijn gemaakt tussen het Infotainmentsys‐
teem en de mobiele telefoon.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het opzetten en het tot stand
brengen van een Bluetooth-verbin‐
ding tussen het Infotainmentsysteem
en een mobiele telefoon 3 185.
Als de mobiele telefoon is verbonden,
selecteer dan Telefoon om het hoofd‐
menu weer te geven.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de werking van de mobiele tele‐
foon via het Infotainmentsysteem
3 189.
Weergave
Maak verbinding met uw smartphone
om smartphone-specifieke apps weer
te geven op het Infotainmentsysteem.
Infotainmentsysteem157Er verschijnt een pop-upvenster.
Bevestig het pop-upbericht.
Navigatie-instellingen
Selecteer om alle navigatieparame‐
ters en instellingen van het navigatie‐
systeem te resetten Navigatie-
instellingen herstellen . Er verschijnt
een submenu.
Selecteer afhankelijk van welke set
parameters u wilt resetten Navigatie‐
geschiedenis wissen (recente
bestemmingen), Favorieten voor
navigatie wissen (favorieten) of
Navigatie-opties en -instellingen
resetten (bijv. instellingen voor kaart‐
weergave, gesproken instructies of
routeopties).
Er verschijnt een pop-upvenster.
Bevestig het pop-upbericht.
Systeemversie Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Blader door de lijst en selecteer
Software informatie .
Als een USB-apparaat is aangeslo‐
ten, kunt u de voertuiginformatie op
dit USB-apparaat opslaan.Selecteer Systeemupdate en vervol‐
gens Voertuiginfo opslaan op USB .
Neem contact op met uw garage voor
een systeemupdate.
Voertuiginstellingen
De Voertuiginstellingen worden in de
Gebruikershandleiding beschreven.Radio
GebruikRadio activeren
Druk op ; en selecteer dan Audio.
Het laatst geselecteerde hoofdmenu audio verschijnt.
Druk op Bron in het radiohoofdmenu
om de interactieve selectiebalk te
openen.
Selecteer het gewenste frequentiebe‐
reik.
Infotainmentsysteem163Let op
De beschikbare content is afhanke‐
lijk van de zender en regio.
Kies Menu in het hoofdmenu DAB-
radio om het desbetreffende golf‐ bandspecifieke submenu te openen.
Blader door de lijst en selecteer
Intellitext .
Selecteer één van de categorieën en
kies een specifieke optie om gedetail‐
leerde informatie weer te geven.
EPG De elektronische programmagids
verschaft informatie over het huidige
en komende programma van de
desbetreffende DAB-zender.
Selecteer Menu in het hoofdmenu
DAB-radio en selecteer vervolgens
Zenderlijst .
Druk op het pictogram naast de
zender om het programma van de
gewenste zender weer te geven.Externe apparaten
Algemene informatie
Er zit een USB-poort voor het aanslui‐ ten van externe apparaten op de
middenconsole.
Let op
U moet de USB-poort altijd schoon
en droog houden.
USB-poort
Op de USB-poort kunt u een mp3-
speler, USB-apparaat, SD Card (via
USB-stekker / adapter) of smart‐ phone aansluiten.
Er kunnen maximaal twee USB-appa‐
raten tegelijk op het infotainmentsys‐
teem aangesloten zijn.
Let op
Voor het verbinden van twee USB-
apparaten hebt u een externe USB-
hub nodig.
Het Infotainmentsysteem kan audio‐
bestanden afspelen, afbeeldingsbe‐
standen weergegeven of filmbestan‐
den afspelen vanaf USB-apparaten.Na het aansluiten op de USB-poort
werken diverse functies van het
bovenvermelde apparaat via de
knoppen en menu's van het infotain‐
mentsysteem.
Let op
Niet alle aanvullende apparaten
worden ondersteund door het Info‐
tainmentsysteem. In de lijst op onze
website kunt u controleren welke
modellen geschikt zijn.
Een apparaat aansluiten/loskoppelen
Sluit een van bovenstaande appara‐
ten aan op de USB-poort. Gebruik zo
nodig de daartoe bestemde aansluit‐
kabel. De muziekfunctie start auto‐
matisch.
Let op
Bij het verbinden van een niet-lees‐
baar USB-apparaat verschijnt er een bijbehorende foutmelding en scha‐
kelt het Infotainmentsysteem auto‐
matisch terug naar de vorige functie.
Ontkoppel het USB-apparaat door
een andere functie te selecteren en
dan het USB-apparaat te verwijderen.
164InfotainmentsysteemVoorzichtig
Koppel het toestel tijdens het
afspelen niet los. Hierdoor kan het toestel of het Infotainmentsysteem beschadigd raken.
USB automatisch starten
Standaard verschijnt het USB-audio‐ menu automatisch zodra een USB-
apparaat is aangesloten.
Indien gewenst kunt u deze functie
deactiveren.
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen om het instellingenmenu
te openen.
Selecteer Radio, blader naar USB
automatisch starten en druk op de
schermtoets naast de functie.
Druk nogmaals op de schermtoets
om de functie weer te activeren.
Bluetooth
Apparaten die de Bluetooth-muziek‐
profielen A2DP en AVRCP onder‐
steunen kunnen draadloos met het
Infotainmentsysteem worden verbon‐ den. Het infotainmentsysteem kan de
muziekbestanden afspelen die op
deze apparaten staan.
Een apparaat aansluiten
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het tot stand brengen van een
Bluetooth-verbinding 3 186.
Bestandsindelingen en mappen
De maximale capaciteit van een door
het infotainmentsysteem onder‐
steund apparaat is 5000 muziekbe‐
standen, 5000 afbeeldingsbestan‐
den, 500 filmbestanden,
5000 mappen en 15 niveaus
mappenstructuur. Alleen apparaten
met een formattering in het
FAT16 / FAT32-bestandssysteem
worden ondersteund.
Als de audio-metagegevens afbeel‐ dingen bevatten, verschijnen deze
afbeeldingen op het scherm.Let op
Sommige bestanden worden
wellicht niet goed afgespeeld. Dit
wordt wellicht veroorzaakt door een
ander opnameformaat of de staat
van het bestand.
Bestanden van online-winkels met
digitaal rechtenbeheer (DRM)
kunnen niet worden afgespeeld.
Het infotainmentsysteem kan de
volgende audio-, afbeeldings- en film‐ bestanden op externe apparaten
afspelen/weergeven.
Audiobestanden
De afspeelbare audiobestandsinde‐
lingen zijn MP3 (MPEG-1 layer 3,
MPEG-2 layer 3), WMA, AAC, AAC+,
ALAC OGG WAF (PCM), AIFF, 3GPP
(alleen audio), Audio Books en
LPCM. iPod ®
en iPhone ®
apparaten
spelen ALAC, AIFF, Audio Books en
LPCM af.
Bij het afspelen van een bestand met
ID3 tag-informatie kan het Infotain‐
mentsysteem informatie weergeven,
bijv. over de titel van de track en de
artiest.
Infotainmentsysteem165Afbeeldingsbestanden
De weergeefbare afbeeldingsbe‐
standsindelingen zijn JPG, JPEG,
BMP, PNG en GIF.
JPG-bestanden moeten 64 tot
5000 pixels breed en 64 tot
5000 pixels hoog zijn.
BMP-, PNG- en GIF-bestanden
moeten 64 tot 1024 pixels breed en
64 tot 1024 pixels hoog zijn.
De bestandsgrootte van de afbeeldin‐
gen mag niet meer dan 1MB zijn.
Filmbestanden
De afspeelbare videobestandsinde‐ lingen zijn AVI en MP4.
De maximale resolutie is 1280 x
720 pixels. De herhalingsfrequentie moet minder dan 30 fps zijn.
De bruikbare codec is H.264/MPEG-4
AVC.
De afspeelbare audio-indelingen zijn
MP3, AC3, AAC en WMA.
De weergeefbare ondertitelingsinde‐
ling is SMI.Audio afspelen
Muziekfunctie activeren
Als het apparaat nog niet met het Info‐ tainmentsysteem verbonden is,
verbind het apparaat dan 3 163.
Doorgaans wordt het desbetreffende
audiohoofdmenu automatisch weer‐
gegeven.
Als het afspelen niet automatisch
wordt gestart, bijvoorbeeld omdat
USB automatisch starten is gedeacti‐
veerd 3 163, moet u de volgende
stappen ondernemen:
Druk op ; en selecteer vervolgens
Audio om het laatst geselecteerde
audiohoofdmenu te openen.
Selecteer Bron in de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens
de gewenste audiobron om het
desbetreffende audiohoofdmenu te
openen.
Het afspelen van de audiotracks start automatisch.
Functietoetsen
Afspelen onderbreken en hervatten
Druk op = om het afspelen te onder‐
breken. De knop op het scherm
verandert in l.
Druk op l om het afspelen te hervat‐
ten.
Volgende of vorige track afspelen
Druk op v om de volgende track af
te spelen.
Raak, zodra de track wordt afge‐
speeld, binnen twee seconden t
aan om terug te gaan naar de vorige
track.
166InfotainmentsysteemTerug naar het begin van de huidige
track gaan
Raak, wanneer de track wordt afge‐
speeld, na twee seconden t aan.
Snel vooruit en achteruit gaan
Houd t of v ingedrukt. Laat de
toets los om naar de normale afspeel‐
modus terug te keren.
Ook kunt u de schuifbalk die de posi‐ tie van de huidige track aangeeft naarlinks of rechts verplaatsen.
Tracks in willekeurige volgorde
afspelen
Druk op n om de tracks in willekeu‐
rige volgorde af te spelen. De
schermtoets verandert in o.
Druk nogmaals op o om de functie
Willekeurige volgorde te deactiveren
en terug te gaan naar de normale
afspeelmodus.
Muziek doorbladeren-functie
Druk op het scherm om het blader‐
scherm weer te geven. U kunt ook
Menu op het hoofdscherm Audio
selecteren om het desbetreffendeaudiomenu weer te geven, en vervol‐
gens Muziek doorbladeren selecte‐
ren.
Er verschijnen verschillende catego‐
rieën waarin de tracks gesorteerd
zijn, bijv. Playlists, Artiesten of
Albums .
Selecteer de gewenste categorie,
subcategorie (indien beschikbaar) en
kies dan een track.
Selecteer de track om de weergave te
starten.
Afbeeldingen weergeven
U kunt afbeeldingen van een USB-
apparaat bekijken.
Let op
Uit veiligheidsoverwegingen zijn bepaalde functies uitgeschakeld tijdens het rijden.
Afbeeldingsfunctie activeren
Als het apparaat nog niet met het Info‐tainmentsysteem verbonden is,
verbind het apparaat dan 3 163.
Druk op ; en selecteer vervolgens
Gallery om het mediahoofdmenu te
openen.
Druk op l om het afbeeldingshoofd‐
menu te openen en een lijst met opgeslagen afbeeldingen op het
USB-apparaat weer te geven. Selec‐
teer de gewenste afbeelding. Als
deze in een map is opgeslagen, moet
u eerst de desbetreffende map selec‐
teren.