Navigatie83Plaats een lege USB-geheugenstick
in de USB-poort van het navigatie‐ systeem. Raak 7 aan en selecteer
dan yNAVI / ýNav , gevolgd door
Opties en dan Kaartupdate .
Selecteer Opties en Update om er
zeker van te zijn dat alle informatie in
het geheugen van het navigatiesys‐
teem is opgeslagen. Wacht tot de
update is voltooid voordat u de USB-
geheugenstick verwijdert.
Plaats de USB-geheugenstick vervol‐
gens in de USB-poort van uw compu‐ ter met internetverbinding. Wanneer
de online-toepassing wordt gestart en
de USB-geheugenstick wordt
herkend, verschijnt de naam van het
systeem (of de software) in het
toepassingsvenster. Het navigatie‐
systeem wordt in uw gebruikersprofiel
geregistreerd.
Na de eerste installatie wordt de
USB-geheugenstick automatisch
herkend door het navigatiesysteem
en de online-toepassing.USB-geheugenstick en
navigatiesysteem updaten
Er komen regelmatig updates uit, bijv. voor revisies van kaarten en flits‐
locaties.
Let op
In bepaalde landen is het downloa‐
den en inschakelen van de camera‐
waarschuwingsoptie illegaal en kan
dat resulteren in een vervolging.
Deze updates zijn alleen beschikbaar
via de catalogus met online-toepas‐
singen, die toegankelijk is via de
USB-geheugenstick.
Met de online-toepassing is het
mogelijk om:
● het navigatiesysteem (kaarten, flitslocaties enz.) bij te werken
● te upgraden naar premium content voor nuttige plaatsen
● gegevens toe te voegen of te verwijderen
● het systeem aan te passen
De menu's van de online-toepassing
leiden u stap voor stap door deze
handelingen.Systeem bijwerken
Voer regelmatig updates uit om het
beste uit uw navigatiesysteem te
halen.
Plaats de USB-geheugenstick in de USB-poort van het navigatiesysteem.
Het navigatiesysteem detecteert of er
updates op de USB-geheugenstick
beschikbaar zijn en het 'Update'-
scherm verschijnt dan automatisch.
Selecteer Update om de updates in
het navigatiesysteem te gaan instal‐
leren.
Let op
Het navigatiesysteem kan tijdens
het bijwerken automatisch opnieuw
starten.
Let op
Raak r aan om naar het vorige
scherm terug te gaan.
Of raak 7 aan, gevolgd door yNAVI /
ý Nav , Opties en dan Kaartupdate .
Selecteer vervolgens Opties, gevolgd
door Update om updates in het navi‐
gatiesysteem te installeren.
Wacht tot de update is voltooid voor‐ dat u een andere handeling uitvoert of
de USB-geheugenstick verwijdert.
84NavigatieSD-kaart (NAVI 80 IntelliLink)
Bij het navigatiesysteem wordt een
SD-kaart geleverd die, onder meer,
een digitale kaart van de steden en wegen in uw land bevat.
Raadpleeg een werkplaats om een
nieuwe SD Card met een bijgewerkte digitale kaart te kopen.
Let op
Gebruik alleen een compatibele SD-
kaart om het navigatiesysteem te
gebruiken, dit om eventuele techni‐
sche problemen te voorkomen.
Plaats de SD-kaart niet in een ander apparaat (zoals een digitale camera
of mobiele telefoon) of in een ander
voertuig.
Gebruik
USB-geheugenstick
NAVI 50 IntelliLinkUSB-geheugenstick plaatsen
Schakel het navigatiesysteem uit en
plaats de USB-geheugenstick in de
USB-poort op het paneel van het Info‐tainmentsysteem. De USB-geheu‐
genstick is kwetsbaar. Ga er daarom
voorzichtig mee om.USB-geheugenstick verwijderen
Schakel het navigatiesysteem uit en
verwijder de USB-geheugenstick uit
de USB-poort op het paneel van het
Infotainmentsysteem.
SD Card
NAVI 80 IntelliLink
SD-kaart aanbrengen
Schakel het Infotainmentsysteem uit
en steek de SD Card in de sleuf op het instrumentenpaneel. De SD-kaart is breekbaar; buig hem niet.
Zorg ervoor dat de SD-kaart juist is
geplaatst. De oriëntatie kan verschil‐
lend zijn, afhankelijk van de locatie
van de SD-kaart in de sleuf.SD-kaart verwijderen
Om de SD Card op de startpagina uit
het Infotainmentsysteem te verwijde‐
ren, raakt u MENU aan, gevolgd door
Systeem en SD Card verwijderen . De
SD Card kan nu veilig uit de sleuf op
het instrumentenpaneel worden
uitgeworpen.
Om de SD-kaart uit zijn sleuf te verwij‐ deren, drukt u op de kaart en laat hem vervolgens los. De kaart springt iets
uit de sleuf, waardoor deze kan
worden verwijderd.
Let op
Gebruik alleen een compatibele SD-
kaart om het navigatiesysteem te
gebruiken en bij te werken, dit om eventuele technische problemen tevoorkomen. Plaats de SD-kaart niet
in een ander apparaat (zoals een
digitale camera of mobiele telefoon)
of in een ander voertuig.
96Navigatieverhogen of te verlagen. Ze wordengrijs weergegeven wanneer de maxi‐
mumstand wordt bereikt.
Weergave snelweg : Selecteer
Weergave snelweg om de weergave
van verkeersknooppunten in of uit te
schakelen voor routebegeleiding.
Raadpleeg (NAVI 50 IntelliLink)
"Displayweergave", "Kaartscherm"
hierboven voor meer informatie.
NP-markeringen : Selecteer l naast
NP-markeringen om een lijst van de
typen nuttige plaatsen (NP) weer te
geven.
Gebruik dit scherm om markeringen
voor bepaalde NP-typen op de kaart
in of uit te schakelen (tonen of verber‐
gen op de kaart), zoals verblijf, lucht‐
haven, café of bar.
Selecteer een NP-type om een lijst
met subcategorieën ervan te openen
en afzonderlijke subcategorieën in of
uit te schakelen.
Let op
Afhankelijk van het zoomniveau
zullen de nuttige plaatsen op de
kaart zichtbaar zijn.Steminstellingen
Selecteer Steminstellingen om de
taal van de stembegeleiding te wijzi‐
gen.
Blader door de lijst met talen door R/
S aan te raken, selecteer vervolgens
een taal en raak OK aan om de selec‐
tie te bevestigen.Notatie coördinaten
Selecteer Notatie coördinaten om de
notatie van coördinateninvoer te wijzi‐ gen in een van de volgende opties:
● DD.DDDDD
● DD MM.MMM
● DD MM SS.SGPS
Selecteer GPS om de GPS-informa‐
tie te bekijken, bijv. beschikbare
satellieten, hun locatie en signaal‐
sterkte.Kaartupdate
Selecteer Kaartupdate om de
volgende digitale kaartinhoud en de
nieuwste update-informatie weer te
geven:
● Aandachtspunten
● Weergave kruispunten●Kaarten
● Plaatsen
● Verkeersinformatie
● Adrespunten
Het is mogelijk om specifieke content of alle content voor kaarten bij te
werken. Selecteer eerst een van de opties of raak Opties aan, gevolgd
door Update . Wacht tot de update is
voltooid.
Raadpleeg "USB-geheugenstick"
(NAVI 50 IntelliLink), "USB-geheu‐ genstick en navigatiesysteem upda‐
ten" in het hoofdstuk "Algemene infor‐
matie" 3 81.Verkeer
Selecteer Verkeer om de volgende
instellingen voor verkeersinformatie
te wijzigen:
● Verkeersinfo (Aan/Uit)
● Omleiding
● Gebeurtenistypen
Verkeersinfo : Er worden waarschu‐
wingen gegeven voor incidenten die
zich langs de route voordoen.
Telefoon1199Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn
veiligheidsvoorschriften opgesteld waarvan u zich op de hoogte moet stellen voordat u de telefoon
gebruikt.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
vindt u op internet op http://www.blue‐
tooth.com
Telefoonbedieningselementen Bedieningslementen op het infotain‐
mentsysteem of de stuurkolom:
● 6 TEL
- of -
● TEL
- of -
● yTELEFOON op het 7 startpa‐
ginascherm (NAVI 50 IntelliLink)
- of -
g TELEFOON op het startmenu‐
scherm (NAVI 80 IntelliLink)
Selecteer Telefoon om het menu
te openen.
Bedieningselementen op de stuurko‐
lom:
● 7, 8 : Gesprek aannemen,
gesprek beëindigen/weigeren.
- of -
● MODE/OK : Gesprek aannemen,
gesprek beëindigen/weigeren,
een handeling bevestigen.
● 5: Stemherkenning activeren/
deactiveren.
Afhankelijk van het Infotainmentsys‐
teem kunnen sommige functies van het handsfree-telefoonsysteem ook
met stemherkenning worden bediend 3 116.Bediening van displayscherm
R15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Bediening van displayscherm
● In het display omhoog/omlaag bewegen: Draai OK.
● Handelingen bevestigen: Druk op OK .
● Handelingen annuleren (en terug
naar vorige menu): Druk op /.
NAVI 50 IntelliLink - Bediening van
displayscherm
Om naar het scherm Telefoonmenu
te gaan selecteert u 7, gevolgd door
y Telefoon .
De volgende submenu's zijn beschik‐ baar:
● Telefoonboek
● Gesprekkenlijsten
● Bellen
Raak S in de linkerbovenhoek aan
om tussen submenu's te wisselen.
120Telefoon● In het display omhoog/omlaagbewegen: Tip R of S aan.
● Handelingen bevestigen: Selec‐ teer OK.
● Handelingen annuleren (en terug
naar vorige menu/startpagina):Raak r/7 aan.
Ga voor meer informatie naar "Bedie‐ ning met aanraakscherm" 3 41.
NAVI 80 IntelliLink - Bediening van
displayscherm
Om vanuit de startpagina naar het
menu "Telefoon" te gaan, selecteert u
MENU , gevolgd door gTelefoon .
De volgende submenu's zijn beschik‐ baar:
● Telefoonboek
● Gesprekkenlijsten
● Een nummer kiezen
● Voicemail
● Instellingen● In het display omhoog/omlaag
bewegen: Raak ↑ of ↓ aan.
● Handelingen annuleren (en/of terug naar vorige menu): Raak
r aan.
● Pop-upmenu openen (bijv. om contactpersonen toe te voegen
aan een favorietenlijst): Raak <
aan.
Let op
U hebt op elk moment toegang tot de
favorieten door op de startpagina op
f te drukken.
Ga voor meer informatie naar "Bedie‐
ning met aanraakscherm" 3 41.
Toetsenborden in het display
bedienen
R15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Toetsenborden op het display
bedienen
Binnen het numerieke toetsenbord op
het displayscherm bewegen en
tekens erop invoeren: Draai aan en
druk op OK.Ingevoerde gegevens kunnen
worden gecorrigeerd met het toets‐
enbordteken ←.
Druk op / om niet meer met het toet‐
senbord te werken en terug naar het
vorige scherm te gaan.
NAVI 50 IntelliLink,
NAVI 80 IntelliLink - Toetsenborden
op het display bedienen
Gebruik de aanraaktoetsen op het
displayscherm om tekens in te voeren
en tussen tekens te bewegen met het
numerieke toetsenbord.
Ingevoerde gegevens kunnen
worden gecorrigeerd met het toets‐
enbordteken k.
Raak r aan om niet meer met het
toetsenbord te werken en terug naar
het vorige scherm te gaan.
Ga voor meer informatie naar "Bedie‐ ning met aanraakscherm" 3 41.
Verbinding
Een mobiele telefoon moet op het
handsfree-telefoonsysteem zijn
aangesloten om de functies ervan te
regelen via het infotainmentsysteem.
Telefoon121Er kan geen telefoon op het systeem
zijn aangesloten tenzij deze eerst
gekoppeld is. Raadpleeg het
gedeelte Bluetooth-verbinding
( 3 123) voor het koppelen van een
mobiele telefoon aan het handsfree-
telefoonsysteem via Bluetooth.
Bij ingeschakeld contact zoekt het
handsfree-telefoonsysteem naar
gekoppelde telefoons in de omge‐
ving. Bluetooth moet geactiveerd zijn
op de mobiele telefoon; anders
herkent het handsfree-telefoonsys‐
teem de telefoon niet. Het zoeken
gaat door tot een gekoppelde tele‐
foon is gevonden. Een displaybericht
geeft aan dat de telefoon is aange‐
sloten.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt bij gebruik van het
handsfree-telefoonsysteem de
batterij van de mobiele telefoon
sneller ontladen.
Automatische verbinding
Uw telefoon wordt wellicht alleen
automatisch verbonden terwijl het
systeem ingeschakeld is, als de auto‐matische Bluetooth-verbindingsfunc‐
tie op uw mobiele telefoon geacti‐
veerd is; raadpleeg de bedieningsin‐
structies van de mobiele telefoon.
Let op
Afhankelijk van het Infotainmentsys‐ teem wordt, wanneer een gekop‐
pelde telefoon opnieuw wordt
verbonden of wanneer twee gekop‐
pelde telefoons zich binnen het
bereik van het handsfree-telefoon‐ systeem bevinden, ofwel de telefoon met voorrang (indien gedefinieerd)
ofwel de laatst verbonden telefoon
automatisch verbonden, zelfs als
deze telefoon zich buiten de auto
maar nog binnen het bereik van het
handsfree-telefoonsysteem bevindt.
Tijdens een automatisch verbinding
schakelt de conversatie automatisch
naar de microfoon en luidsprekers
van de auto als een gesprek reeds
aan de gang is.Als de verbinding mislukt:
● controleer of de telefoon inge‐ schakeld is
● controleer of de batterij van de telefoon niet leeg is
● controleer of de telefoon reeds gekoppeld is
De Bluetooth-functie van de mobiele telefoon en van het handsfree-tele‐
foonsysteem moet ingeschakeld zijn
en de mobiele telefoon moet geconfi‐
gureerd zijn om het verbindingsver‐
zoek van het systeem te accepteren.
Handmatige verbinding
R15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Handmatige verbinding
Om de op het handsfree-telefoonsys‐
teem aangesloten telefoon te veran‐
deren, drukt u op TEL en selecteert u
het menu Selecteer apparaat . De
apparatenlijst toont de telefoons die
al gekoppeld zijn.
Selecteer de gewenste telefoon uit de lijst en bevestig door op OK te druk‐
ken. Een displaybericht bevestigt de telefoonaansluiting.
122TelefoonNAVI 50 IntelliLink - Handmatige
verbinding
Om de op het handsfree-telefoonsys‐ teem aangesloten telefoon te veran‐
deren, raakt u 7 aan, gevolgd door
ÿ INSTELLING(EN) en dan
Bluetooth (of selecteer Telefoon op
de startpagina).
Selecteer vervolgens Bluetooth-
apparatenlijst bekijken . De appara‐
tenlijst toont de telefoons die al
gekoppeld zijn.
Selecteer de gewenste telefoon uit de lijst en bevestig door OK aan te raken.
Afhankelijk van de versie verschijnt
J naast de geselecteerde telefoon
om de verbinding aan te geven.
NAVI 80 IntelliLink - Handmatige
verbinding
Om vanuit de startpagina de telefoon
te wijzigen die met het handsfree-
telefoonsysteem is verbonden, raakt
u MENU aan, gevolgd door
g Telefoon en Instellingen .
Selecteer vervolgens Apparaten
beheren . De apparatenlijst toont de
telefoons die al gekoppeld zijn. Kies de gewenste telefoon uit de lijst.Telefoon ontkoppelen
Wanneer de mobiele telefoon uitge‐
schakeld wordt, wordt de telefoon van
het handsfree-telefoonsysteem
ontkoppeld.
Als tijdens het ontkoppelen een
gesprek reeds aan de gang is, wordt
de conversatie automatisch naar de
mobiele telefoon geschakeld.
R15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Telefoon ontkoppelen
Voor het ontkoppelen van een tele‐ foon van het Infotainmentsysteemdrukt u op TEL (of SETUP ) en selec‐
teert u Bluetooth-verbinding . Selec‐
teer het gewenste apparaat uit de
apparatenlijst en selecteer vervol‐
gens Apparaat loskoppelen door aan
OK te draaien en deze in te drukken.
Een displaybericht bevestigt het
ontkoppelen van de telefoon.
NAVI 50 IntelliLink - Telefoon
ontkoppelen
Om een telefoon van het Infotain‐
mentsysteem te ontkoppelen raakt u,
afhankelijk van de versie, 7 aan,gevolgd door ÿINSTELLING(EN) en
dan Bluetooth (of selecteer
y Telefoon op de startpagina).
Selecteer vervolgens Bluetooth-
apparatenlijst bekijken . Selecteer in
de weergegeven lijst de verbonden
telefoon die u wilt ontkoppelen; I
verschijnt naast de telefoon ter indi‐ catie dat deze wordt ontkoppeld.
NAVI 80 IntelliLink - Telefoon
ontkoppelen
Om vanuit de startpagina een tele‐
foon te ontkoppelen van het Infotain‐
mentsysteem, raakt u MENU aan,
gevolgd door gTelefoon en
Instellingen .
Selecteer vervolgens Apparaten
beheren . Selecteer in de getoonde
lijst de verbonden telefoon die
ontkoppeld moet worden.
Telefoon met voorrang definiëren
R15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Telefoon met voorrang definiëren
De telefoon met voorrang is de laatst
verbonden telefoon.
Telefoon123Na het inschakelen van het contact
zal het handsfree-telefoonsysteem eerst naar de telefoon met voorrangs‐
koppeling gaan zoeken. Het zoeken
gaat door tot een gekoppelde tele‐
foon is gevonden.
Bluetooth-verbinding
Bluetooth is een radiografische norm
voor het draadloos verbinden van
bijv. een telefoon met andere appa‐
ratuur.
Informatie zoals een contactlijst voor de mobiele telefoon en gesprekken‐
lijsten kunnen worden overgedragen. Welke functies er beschikbaar zijn,hangt af van het model telefoon.
Voorwaarden
Aan de volgende voorwaarden moet
worden voldaan om een Bluetooth-
compatibele mobiele telefoon via het
Infotainmentsysteem te regelen:
● De Bluetooth-functie van het info‐
tainmentsysteem moet geacti‐
veerd zijn.● De Bluetooth-functie van de Bluetooth-compatibele mobiele
telefoon moet worden geacti‐
veerd (zie gebruiksaanwijzing
van de mobiele telefoon).
● Afhankelijk van de mobiele tele‐ foon kan het nodig zijn om het
apparaat op "zichtbaar" in te stel‐
len (zie de bedieningsinstructies
van de mobiele telefoon).
● De mobiele telefoon moet aan/op
het Infotainmentsysteem gekop‐
peld en aangesloten zijn.
Bluetooth-functie van het
Infotainmentsysteem activeren
R15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Bluetooth activeren
Om het Infotainmentsysteem een
Bluetooth-compatibele mobiele tele‐ foon te laten herkennen en bedienen
moet de Bluetooth-functie eerst geac‐
tiveerd zijn. Deactiveer de functie als
deze niet nodig is.
Druk op TEL en selecteer Bluetooth
door aan OK te draaien en deze in te
drukken.Selecteer AAN of UIT en bevestig
door op de knop te drukken.
NAVI 50 IntelliLink - Bluetooth
activeren
Raak 7 aan, gevolgd door
ÿ INSTELLING(EN) .
Selecteer Bluetooth voor de volgende
opties:
● Bluetooth-apparatenlijst bekijken
● Bluetooth-apparaat zoeken
● Extern apparaat goedkeuren
● Wachtwoord wijzigen
● Smartphone
Beschikbaar afhankelijk van de
versie. Voor hulp met activeren
en bedienen van stembediening
kunt u "Stemherkenning" raad‐
plegen 3 114.
Als het Bluetooth -scherm wordt weer‐
gegeven, kunnen apparaten met
ingeschakelde Bluetooth worden
gekoppeld met het Infotainmentsys‐
teem.