Verlichting115Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Bij krachtig remmen kunnen de
alarmknipperlichten automatisch
gaan werken. Uitschakelen door op
¨ te drukken.
Richtingaanwijzershendel omhoog:richtingaanwijzer
rechtshendel omlaag:richtingaanwijzer
links
Wanneer de hendel wordt verplaatst,
voelt u een weerstandspunt.
De richtingaanwijzer knippert onon‐
derbroken, wanneer de hendel voor‐
bij het weerstandspunt haalt. Het
knipperen stopt wanneer u het stuur‐
wiel in tegengestelde richting draait of
wanneer u de hendel met de hand
terugzet in de neutraalstand.
U kunt kortstondig knipperen door de hendel net voor het weerstandspunt
vast te houden. De richtingaanwijzers
knipperen dan totdat u de hendel
loslaat.
Om drie knippersignalen te geven,
moet u kort op de hendel drukken
zonder het weerstandspunt te passe‐
ren.
Mistlampen voor
Binnenste ring naar > draaien.
Controlelamp > op de instrumenten‐
groep gaat branden.
144Rijden en bedieningvoorwielen naar de stoeprand
toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel
verdraaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
● Vergrendel de auto door e op de
handzender in te drukken 3 27.
Activeer het alarmsysteem 3 39.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 172.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Auto stallen 3 171.
Uitlaatgassen9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij
inademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de
passagiersruimte dringen, de
ruiten openen. Oorzaak van de
storing door een werkplaats laten
verhelpen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte
binnen kunnen dringen.
Roetfilter
Het roetfilter verwijdert schadelijke
roetdeeltjes uit de uitlaatgassen. Het
systeem heeft een zelfreinigende
functie die tijdens het rijden automa‐
tisch wordt geactiveerd, zonder dat hier een bericht over verschijnt.
Het filter wordt geregenereerd door
achtergebleven roetdeeltjes perio‐
diek bij een hoge temperatuur te
verbranden. Dit proces vindt automa‐
tisch plaats onder bepaalde rijom‐
standigheden. Autostop is niet
beschikbaar en het brandstofverbruik ligt mogelijk hoger. Enige geur- enrookontwikkeling tijdens deze proce‐
dure is normaal.
Onder bepaalde rijomstandigheden,
bijv. bij korte ritten, kan het systeem
zichzelf niet automatisch reinigen.
Wanneer het filter gereinigd moet
worden en als de recente rijomstan‐
digheden geen automatische reini‐
ging toelieten, gaat controlelampen
j 3 101 en Z 3 101 op de instru‐
mentengroep branden. Onmiddellijk
de hulp van een werkplaats inroepen.
Verzorging van de auto191Nr.Stroomkring1Reserveaccu (met elektronisch
sleutelsysteem)2Aanpassingen3Aanpassingen4Accu (met elektronisch sleutel‐
systeem)5Extra verwarming en ventilatie/
airconditioning6Aanvullend verwarmings- en
ventilatiesysteem7Elektrische buitenspiegels/extra aanpassingen8Verwarmbare buitenspiegels9Radio/multimedia/elektrische
buitenspiegels/diagnoseaan‐
sluiting10Multimedia/trekhaak11Interieurverlichting/ontlaadbe‐
veiliging accu12Grootlicht rechts/dimlicht links/
zijmarkeringslichten/dagrijlicht
rechtsNr.Stroomkring13Alarmknipperlichten/richting‐
aanwijzers14Centrale vergrendeling15Grootlicht links/dimlicht rechts/
achterlichten/dagrijlicht links16Mistlampen voor/mistachter‐
lichten/kentekenverlichting17Alarm/claxon/verlichting/wisser18Instrumentengroep19Verwarmings- en recirculatie‐
systeem20Achterruitwisser/sproeierpomp
voorruit/claxon21Accu algemeen22Achteruitrijlichten23Remschakelaar24Brandstofinspuiting/startmotor25Airbag/stuurslot26Elektrisch verstelbare passa‐
giersruit27Stuurbekrachtiging28RemlichtenNr.Stroomkring29Reserveaccu (met elektronisch
sleutelsysteem)30Servicedisplay31Aansteker/elektrische aanslui‐
ting32Verwarmings- en recirculatie‐
systeem33Remlichten/ABS/startbeveili‐
ging34Interieurverlichting/airco35Starten met elektronisch sleutel‐
systeem36Achterruitwisser37Waarschuwingssignalen3812V-aansluiting bagageruimte39Elektrisch verstelbare bestuur‐
dersruit4012V-aansluiting achterin41Starten/carrosserieregelmodule42Stoelverwarming43Tachograaf
Verzorging van de auto207Voorzichtig
Sleep de auto niet vanaf de
achterkant. Het sleepoog vooraan mag alleen worden gebruikt om teslepen. Het is niet geschikt om een
voertuig te bergen.
Voorzichtig
Activeer de kindersloten in de
achterportieren als de zitplaatsen achterin bezet zijn.
Kindersloten 3 33.
Contact inschakelen zodat de
remlichten, claxon en voorruitwissers
kunnen werken en het stuurwiel een klein beetje draaien om het stuurslot
te ontgrendelen.
Let op
Afhankelijk van de versie moet u
wellicht de motor starten om de
remlichten te laten werken.
Zet de keuzehendel in neutraal.
De handrem loszetten.
Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten
kunnen de auto beschadigen.
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk
zwaarder.
Alarmknipperlichten inschakelen
3 115.
Recirculatiesysteem 3 121 inschake‐
len en ruiten sluiten, zodat geen
uitlaatgassen van de slepende auto
kunnen binnendringen.
De hulp van een werkplaats inroepen. Na het wegslepen, sleepoog
losdraaien en kapje terugplaatsen.
Andere auto slepen
Het vaste sleepoog bevindt zich
onder de achterbumper, links op de
auto.
Sleepkabel – beter is een sleepstang – aan het achterste sleepoog beves‐
tigen, nooit aan de achteras of achter‐
wielophanging.
Achterste sleepoog alleen gebruiken
om de auto weg te slepen en niet om deze te bergen.
238TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ......................... 18, 136
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............213, 217
Aanduidingen op banden ..........193
Aanhangerkoppeling ..................168
Aanhangerstabilisatie ................169
Aanhanger trekken ....................168
Aanraakscherm .......................... 106
Aansteker .................................... 92
Absorptive Glass Mat-accu......... 177
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 171
Accu ................................... 177, 205
Accu, starthulp gebruiken ...........205
Achterdeuren .......................... 26, 34
Achterdeur handmatig vergrendelen ............................. 26
Achterklep..................................... 36
Achterlichten .............................. 182
Achterruitverwarming ................... 46
Achterste binnenverlichting ........116
Achterste zijruiten ........................45
Achteruitkijkcamera ...................163
Achteruitrijlichten ...............116, 185
AdBlue ................ 103, 108, 145, 213
AdBlue-tank ................................ 226
Afmetingen auto ........................223
Afstandsbediening ........................22
Afstand tot onderhoudsbeurt ........96AGM-accu................................... 177
Airbag deactiveren ....................... 66
Airbag-deactivering .................... 100
Airbag en gordelspanners .........100
Airbaglabel.............................. 61, 66
Airbagsysteem ............................. 61
Airconditioning ........................... 121
Airconditioning achterin .............125
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 133
Alarmknipperlichten ...................115
Algemene informatie .................. 168
Algemene richtlijnen voor het rijden ............................... 134, 135
Andere auto slepen ...................207
Antiblokkeersysteem .................152
Antiblokkeersysteem (ABS) .......102
Antidiefstalbouten .......................201
Anti-vries..................................... 175
Armsteun ..................................... 51
Asbakken ..................................... 92
Autogegevens ............................ 217
Autokrik....................................... 192 Automatisch blokkering brandstof ................................. 139
Automatische dimfunctie .............44
Automatische verlichting ............ 113
Automatisch vergrendelen ...........33
Auto ontgrendelen .........................6
Auto reinigen .............................. 208
239Auto slepen ................................ 206
Auto stallen ......................... 171, 177
Autostop ............................. 138, 140
Auto wassen ............................... 208
B Bagageruimte ........................ 36, 80
Bagageruimte-afdekking .............81
Bagageruimteverlichting .............118
Bak op instrumentenbord .............75
Banden ...................................... 193
Banden- en wielmaat, verwisselen ............................. 197
Bandenreparatieset ...................198
Bandenspanning .......................194
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ................................ 103, 195
Bandenspanningswaarden ........228
Banden verwisselen ...................201
Bedieningselementen telefoon .....87
Bedieningsorganen ......................87
Bekerhouders .............................. 77
Bekleding .................................... 210
Beladingsinformatie .....................84
Beslagen lampglazen ................116
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 157
Beveiliging van de auto ................38
Binnenspiegels ............................. 43
Binnenverlichting ...............116, 186BlueInjection ............................... 145
Bochtverlichting .......................... 114
Bolle vorm .................................... 42
Boordgereedschap .............192, 206
Boordinformatie .........................106
Brandstofbesparingsmodus ........104
Brandstofblokkeersysteem .........139
Brandstofmeter ............................ 94
Brandstoftank ............................. 226
Brandstofverbruikcijfer ........106, 108
Brandstofverbruikmeter ................95
Brandstof voor dieselmotoren ...165
Buitenspiegels .............................. 42
Buitentemperatuur .......................89
Buitenverlichting .........................112
Bijrijdersbank ................................ 78
C Car Pass ...................................... 22
Centrale vergrendeling ................27
Claxon ................................... 15, 87
Compact reservewiel ..................203
Conformiteitsverklaring ...............229
Contactslotstanden ....................136
Controlelampen ......................93, 96
Controle over de auto ................135
Controles .................................... 172
Cruise control ....................105, 157D
Dagrijlicht ............................ 113, 114
Dagteller ...................................... 94
Dakbelasting ................................. 84
Dakdrager .................................... 84
Dashboard .................................... 11
De belangrijkste informatie voor uw eerste rit................................. 6
DEF ............................................ 145
De functie Meer tractie .......154, 155
Derde remlicht ........................... 184
Diefstalalarmsysteem ..................39
Diefstalvergrendeling ....................26
Dieselbrandstof........................... 165
Dieselbrandstoffilter ...................179
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 179
Dieseluitlaatvloeistof ...................145
Dimlicht of grootlicht ...........112, 113
Documentenbak ........................... 77
DPF (Diesel Particle Filter, roetfilter) .................................. 144
Draairichtingsgebonden banden ............................ 193, 203
Driepuntsgordel ........................... 58
Driver Information Center ...........105
Dubbele cabine ............................ 78