106Instrumenten en bedieningsorganenInfo-Display
Op het Info-Display verschijnt infor‐
matie van het Infotainmentsysteem, de tijd en afhankelijk van de versie de
buitentemperatuur.
Schakel het Infotainmentsysteem
met X in. Het schakelt eventueel
automatisch in wanneer het contact wordt ingeschakeld.
Afhankelijk van het systeem werkt het
Infotainmentsysteem via knoppen en
draaiknoppen op de console van het Infotainmentsysteem, de knoppen op de stuurkolom, het stemherkennings‐systeem (mits beschikbaar) of via hetaanraakschermdisplay.
Bediening met aanraakscherm
Gewenste optie uit de beschikbare
menu's en opties selecteren door het
displayscherm met de vinger aan te
raken.
Raadpleeg voor meer informatie de
handleiding Infotainment.Boordinformatie
Er verschijnen berichten op het Driver
Information Center en wellicht brandt
daarbij controlelamp j of C op de
instrumentengroep.
Informatieberichten
Informatieberichten m.b.t. bijv. start‐
problemen, het Stop/Start-systeem,
het aantrekken van de handrem, de
centrale vergrendeling, het stuurslot
enz. melden de huidige status van
bepaalde boordfuncties en instructies
voor het gebruik.
StoringsmeldingenStoringsmeldingen m.b.t. bijv. het
brandstoffilter, airbags, emissie enz.
verschijnen in combinatie met contro‐
lelamp j. Rijd voorzichtig door en
raadpleeg zo spoedig mogelijk een
werkplaats.
Druk op de knop aan het uiteinde van
de ruitenwisserhendel om storings‐
meldingen, bijv. " CONTROLEER
INSPUITING ", van het display te
wissen. Na enkele seconden
verdwijnt de melding automatisch en
Instrumenten en bedieningsorganen107blijft j in beeld. De storing wordt
daarna opgeslagen in het on board-
systeem.
Waarschuwingsmeldingen
Waarschuwingsberichten m.b.t. bijv.
motor-, accu- of remsysteemstorin‐
gen verschijnen in combinatie met
controlelamp C en kunnen worden
begeleid door een geluidssignaal.
Schakel de motor onmiddellijk uit en
raadpleeg een werkplaats.
Waarschuwingsberichten, bijv.
" STORING LADEN ACCU " verdwij‐
nen automatisch van het display
wanneer de oorzaak van de storing
verholpen is.
Brandstofverbruikberichten
Brandstofverbruikberichten geven
tips voor zuiniger rijden. Ritten
kunnen worden opgeslagen in het
systeemgeheugen, zodat u prestaties kunt vergelijken.
Raadpleeg voor meer informatie de
Handleiding Infotainment.
Brandstofverbruikcijfer 3 108.Geluidssignalen
Als er diverse waarschuwingen tege‐
lijkertijd verschijnen, klinkt er slechts
één waarschuwingssignaal.
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden:
Het geluidssignaal voor niet gedra‐ gen veiligheidsgordels geniet de prio‐
riteit boven alle andere geluidssigna‐
len.
● Als de veiligheidsgordel niet omgedaan is 3 56.
● Wanneer de parkeerhulp een obstakel herkent 3 160.
● Als de snelheid korte tijd een ingestelde limiet overschrijdt
3 157, 3 159.
● Als een deur of de motorkap niet goed gesloten is boven een
bepaalde snelheid.
● Tijdens het in- en uitschakelen van de alarmbewaking van de
kanteling van de auto 3 39.
● Bij een storing in het remsysteem
3 101.
● Als de accu niet oplaadt 3 101.● Als het smeren van de motor
wordt onderbroken 3 103.
● Als er AdBlue moet worden bijge‐
tankt of als er een storing is
3 145.
● Als de elektronische sleutel buiten het detectiebereik is.
Elektronisch sleutelsysteem
3 23.
Aan/Uit-knop 3 136.
Bij het parkeren van de auto en /
of het openen van het
bestuurdersportier:
● Als de sleutel nog in het contact zit.
● Als de elektronische sleutel nog in de kaartlezer zit.
Elektronisch sleutelsysteem
3 23.
Aan/Uit-knop 3 136.
● Als de auto in een Autostop is. Stop-startsysteem 3 140.
● Als de rijverlichting brandt 3 112.
110Instrumenten en bedieningsorganen● dagteller
● bespaarde brandstof in km
Maateenheid De maateenheid veranderen voor de
duur van een rit:
Auto's met Aan/Uit-knop:
Druk met uitgeschakeld contact de
knop aan het uiteinde van de wisser‐
hendel in, houd deze vast en druk op de Aan/Uit-knop 3 136. Het Driver
Information Center knippert gedu‐
rende ongeveer 10 seconden totdat
de nieuwe eenheid verschijnt. Laat
wanneer het display niet meer knip‐
pert de knop aan het uiteinde van de
wisserhendel los.
Auto's zonder Aan/Uit-knop: Druk met uitgeschakeld contact de
knop aan het uiteinde van de wisser‐
hendel in, houd deze vast en schakel
het contact in. Het Driver Information
Center knippert gedurende ongeveer
10 seconden totdat de nieuwe
eenheid verschijnt. Laat wanneer het
display niet meer knippert de knop
aan het uiteinde van de wisserhendel los.Wanneer de motor uitgeschakeld is,keert de tripcomputer automatisch
terug naar de oorspronkelijke maat‐
eenheid.
Stroomonderbreking Als de voeding werd onderbroken ofde accuspanning te laag is gezakt,
zullen de waarden opgeslagen in de
tripcomputer verloren gaan.Tachograaf
De tachograaf is te bedienen zoals
aangegeven in de geleverde gebrui‐
kershandleiding. Voorschriften
omtrent het gebruik aanhouden.
Afhankelijk van de uitrusting kunt u de tachograaf aanbrengen in een
console boven het Infotainmentsys‐
teem op het instrumentenpaneel.
Let op
Wanneer er een tachograaf aange‐ bracht is, verschijnt de totale afge‐legde afstand wellicht alleen op de
Instrumenten en bedieningsorganen111tachograaf en niet op de kilometer‐
teller op het display van het
instrumentenbord.
Kilometerteller 3 94.
Bij een storing licht controlelamp &
3 105 op in de instrumentengroep. De
hulp van een werkplaats inroepen.
116VerlichtingDe mistlampen vóór werken alleenwanneer het contact en de koplam‐
pen zijn ingeschakeld.
Mistachterlicht
Binnenste ring naar ø draaien.
Controlelamp ø op de instrumenten‐
groep gaat branden.
Het mistachterlicht brandt samen met
de mistlampen vóór en werkt alleen
wanneer het contact en de koplam‐
pen zijn ingeschakeld.
Achteruitrijlichten De achteruitrijlichten gaan branden
wanneer het contact is ingeschakeld
en de auto in de achteruitversnelling
staat.
Beslagen lampglazen De binnenkant van de lampafdekkin‐
gen kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt vanzelf. Om dit te bespoe‐
digen kunt u de koplampen inschake‐
len.Binnenverlichting
Regelbare instrumenten‐verlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Draai aan het kartelwieltje b totdat de
gewenste lichtsterkte is bereikt.
Binnenverlichting
Instapverlichting
Bij in- en uitstappen wordt de instap‐
verlichting voor en achter samen met de voetenruimteverlichting automa‐
tisch ingeschakeld en na een
bepaalde periode weer uitgescha‐
keld.
Interieurverlichting voor
Bedien de wipschakelaar:
druk op 7:uitmiddelste stand:automatisch in- en
uitschakelendruk op d:aan
Klimaatregeling127Om een goede prestatie te verzeke‐
ren, moet u de hulpverwarming één
keer per maand laten werken.
Regeleenheden De timer of de afstandsbediening
zetten het systeem aan en uit en
worden gebruikt om specifieke
vertrektijden te programmeren.
Timereenheid (type A)1 Meter:Toont de vooraf inge‐
stelde, de huidige of vooraf
ingestelde tijd, tempera‐
tuur Y en Ö2 l:Hiermee zet u de waarden
hoger3 7:Lang indrukken: verwar‐
ming inschakelen, kort
indrukken: display aanzet‐
ten of selectie bevestigen4 d:Lang indrukken: verwar‐
ming uitschakelen, kort
indrukken: display aanzet‐
ten of menu afsluiten5 k:Hiermee zet u de waarden
lager
Afstandsbediening (type A)
1 Meter:Toont de vooraf inge‐
stelde, de huidige of vooraf
ingestelde tijd, tempera‐
tuur, Z, Ü , Y en Ö2 7:Lang indrukken: verwarming
inschakelen, kort indrukken:
display aanzetten of selectie
bevestigen3 l:Hiermee zet u de waarden
hoger4 d:Lang indrukken: verwarming
uitschakelen, kort indrukken:
display aanzetten of menu
afsluiten5 k:Hiermee zet u de waarden
lager
Als er niet binnen tien seconden op
een knop wordt gedrukt, gaat het
display automatisch uit.
Storingsdisplays afstandsbediening
(type A)
INIT:automatische detectie -
wachten totdat automa‐
tische detectie voltooid
isNO
SIGNAL:geen signaal - zekering
verwarming controlerenZ:zwak signaal -
ga dichterbijÜ:accu bijna leeg -
accu vervangen
128KlimaatregelingY:storing verwarming -
raadpleeg werkplaatsAdd,
AddE:systeem in inleermodus
Afstandsbediening (type A) inleren
Als de voertuigaccu opnieuw is
aangesloten, gaat de LED in het
instrumentenpaneel branden en
configureert het systeem automatisch
het afstandsbedieningsmenu. Selec‐
teer als de LED knippert Add of
AddE en bevestig.
Er kunnen ook bijkomende afstands‐ bedieningen worden geconfigureerd.
Druk op de knop tot de LED gaat knip‐
peren, schakel de afstandsbediening
in, selecteer Add en bevestig.
AddE leert alleen de huidige regel‐
eenheid van de afstandsbediening in
en blokkeert alle eerder geconfigu‐
reerde eenheden. Add leert maximaal
vier afstandsbedieningen in, maar
slechts één afstandsbediening kan
het systeem op hetzelfde moment
doen werken.
Afstandsbediening (type B)1 Meter:Toont de vooraf inge‐
stelde, de huidige of vooraf
ingestelde tijd, tempera‐
tuur, Z, Ü , Y en Ö2 l:Hiermee zet u de waarden
hoger3 UIT:Schakel de verwarming uit of
druk tegelijkertijd op Y en
UIT om de selectie te beves‐
tigen4 Y:Schakel de verwarming in of
druk tegelijkertijd op Y en UIT
om de selectie te bevestigen5 k:Hiermee zet u de waarden
lager
Als er niet binnen 30 seconden op
een knop wordt gedrukt, gaat het
display automatisch uit.
9 Waarschuwing
Schakel tijdens het bijtanken
zowel de afstandsbediening als de verwarming uit!
De afstandsbediening heeft eenmaximaal bereik van 1000 m. Het
bereik kan afnemen door omgevings‐
omstandigheden en wanneer de accu leeg loopt.
Storingsdisplays afstandsbediening
(type B)
Z:zwak signaal -
pas positie aanFAIL:fout tijdens signaaloverdracht
- dichterbij komen of zekering verwarming controlerenÜ:accu bijna leeg -
accu vervangen
Klimaatregeling129Afstandsbediening (type B) inleren
Er kunnen ook vier bijkomende
afstandsbedieningen worden gecon‐
figureerd. Tijdens het extra inleren wordt elke keer de oudste zender
gewist.
Verwarmingszekering gedurende
5 seconden eruit trekken en de zeke‐
ring weer aanbrengen. Druk binnen
2–6 seconden op UIT gedurende
1 seconde. Het inleren is voltooid.
Druk als de afstandsbediening gedu‐
rende langere tijd niet is gebruikt zes
keer op UIT met tussenpozen van
2 seconden, houd deze dan gedu‐
rende nog eens 2 seconden ingedrukt en wacht 2 minuten.Handbediening
Afhankelijk van de versie kan de hulp‐
verwarming ook worden ingescha‐
keld voor de duur van de laatste
periode of standaard gedurende
30 minuten of meteen worden geblok‐ keerd, met behulp van de knop op het
onderste gedeelte van instrumenten‐
paneel, naast het stuurwiel.
De LED in de knop bevestigt dat het
systeem werkt.
Vervangen van de accu
Vervang de accu wanneer het bereik
van de afstandsbediening afgeno‐
men is of wanneer het symbool voor
het opladen van de accu knippert.
Open het klepje en vervang de batterij (type A: CR 2430, type B:
2CR 11108 of gelijkwaardig). Breng
de nieuwe batterij goed aan met de
plus ( <) kant naar de pluscontacten.
Zet de afdekking weer stevig op zijn
plaats.
Verwijder oude accu's volgens de
milieureglementering.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Bediening (type A)
Verwarming Y
Selecteer Y op de menubalk en druk
op G om te bevestigen. De voorafbe‐
paalde verwarmingstijd, v.b. L 30
knippert in de display. De fabrieksin‐
stelling is 30 minuten.