Rijden en bediening167
Controlelamp Ø brandt op de instru‐
mentengroep en er verschijnt een
bijbehorend bericht op het Driver
Information Center 3 107.
Wanneer de snelheid 50 km/u
bereikt, schakelt het systeem auto‐
matisch van Meer tractie naar
ESP® Plus
. Controlelamp Ø dooft op
de instrumentengroep.
U kunt ESP® Plus
weer activeren door
nogmaals op Ø te drukken. Contro‐
lelampje Ø dooft.
ESP® Plus
wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u het contact de
volgende keer weer inschakelt.
Motorremmomentregeling
De motorremmomentregeling is een
integrale functie van ESP ®Plus
. Bij het
terugschakelen op een glad wegdek
nemen het motortoerental en -koppel
toe om blokkeren van de aandrijfwie‐
len tijdens plotseling vertragen te
voorkomen.
Storing
Als het systeem een storing detec‐
teert, gaat de controlelamp b 3 104
samen met j 3 102 op de instru‐
mentengroep branden en verschijnt
er een bijbehorend bericht op het
Driver Information Center 3 107.
Het elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP® Plus
) werkt niet.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Boordinformatie 3 108.
Achteras met gedeeltelijke
blokkering
Auto's met achterwielaandrijving
kunnen zijn uitgerust met een auto‐
matisch blokkerend achterdifferenti‐eel dat het koppel op elk achterwiel
aanstuurt en daardoor meer tractie
levert bij een zachte ondergrond of
een met modder of sneeuw bedekt
wegdek.9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Wanneer de rijsnelheid 30 km/u
bereikt of zodra de achterwielen weer
normaal grip hebben, bijv. op een
verhard wegdek, schakelt het
systeem automatisch uit, soms bege‐ leid met een geluid (zonder gevolgenvoor het rijgedrag).
De bestuurder kan het systeem ook zelf deactiveren door bij terugkeer
van normale grip even de voet van het gaspedaal te nemen.
182Rijden en bedieningTrekhaak
Algemene informatie Alleen trekhaken gebruiken die voor
uw auto zijn goedgekeurd. Trekhaken
later door een werkplaats laten inbou‐
wen. Zo nodig wijzigingen in de auto
aanbrengen, zoals in het koelsys‐
teem, de hitteschilden of andere
uitrusting.
Rijgedrag en aanhangertips
Bij beremde aanhangers/caravans de losbreekkabel bevestigen.
Alvorens een aanhangwagen aan te
koppelen, de kogel van de trekhaak
smeren. Bij gebruik van een trillings‐ demper die slingerbewegingen
dempt en op de koppelingskogel
inwerkt, mag de kogel niet worden
gesmeerd. Voor aanhangers met een
geringe rijstabiliteit wordt het gebruik
van een trillingsdemper aanbevolen.
Niet sneller rijden dan 80 km/u, ook al
zijn hogere snelheden toegestaan in
het land waar u rijdt.Als de aanhanger begint te slingeren, langzamer gaan rijden, niet tegenstu‐
ren en zo nodig krachtig remmen.
Bergafwaarts dezelfde versnelling
inschakelen als bergopwaarts en
ongeveer dezelfde snelheid aanhou‐
den.
Bandenspanning instellen op de
waarde voor maximale belading
3 256.
Aanhanger trekken
Trekgewicht Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht hangt specifiek af van de auto
en de motor en mag niet worden over‐
schreden. Het werkelijke trekgewicht
is het verschilt tussen het werkelijke
totaalgewicht van de aanhanger en het werkelijke kogelgewicht in aange‐
koppelde toestand.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht staat in de autopapieren
vermeld. Het geldt normaal bij
hellingspercentages tot maximaal
12 %.Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht geldt tot aan het aangegeven
hellingspercentage en tot een hoogte van 1000 m boven de zeespiegel.
Omdat het motorvermogen bij toene‐
mende hoogte door de ijlere lucht
daalt en het klimvermogen daardoor
afneemt, moet het maximaal toelaat‐ bare treingewicht voor iedere 1000 m
aan hoogtetoename met 10 %
worden verminderd. Bij het rijden op
wegen met een gering hellingsper‐
centage (minder dan 8 %, bijv. snel‐
wegen) hoeft het maximaal toelaat‐
bare treingewicht niet te worden
verminderd.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht mag niet worden overschreden.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht staat op het typeplaatje 3 237
vermeld.
Kogeldruk
De kogeldruk is de kracht waarmee de aanhanger op de koppelingskogel drukt. De gewichtsverdeling bij hetladen van de aanhanger is van
invloed op de kogeldruk.
Rijden en bediening183De maximaal toelaatbare kogeldruk
staat op het typeplaatje van de trek‐
haak en in de autopapieren vermeld.
Altijd de maximale kogeldruk nastre‐
ven, vooral bij zware aanhangers. Nooit rijden met een kogeldruk lager
dan 25 kg.
Wanneer de aanhanger met meer
dan 1200 kg beladen is, een minimale
kogeldruk van 50 kg aanhouden.
Achterasbelasting Bij een aangekoppelde aanhanger en een maximale belading van de auto
(inclusief alle inzittenden), mag de
toelaatbare achterasbelasting (zie
typeplaatje of autopapieren) niet
worden overschreden.
TrekhaakVoorzichtig
Bij het rijden zonder aanhanger, de kogelstang demonteren.
Akoestisch
waarschuwingssignaal
trekhaaksysteem
Wanneer een auto met een trekhaak‐ systeem aangesloten is op een cara‐
van of aanhangwagen, dan verandert
de toonhoogte van het akoestische
waarschuwingssignaal wanneer de
richtingaanwijzers worden gebruikt.
De toonhoogte van het akoestische
waarschuwingssignaal verandert, als
een richtingaanwijzer op de caravan/
aanhangwagen of op de auto kapot
gaat.
Aanhangerstabilisatie Als het systeem een sterke slinger‐
beweging registreert, dan wordt het
motorvermogen verlaagd en de auto/
aanhangercombinatie afgeremd
totdat de slingerbeweging stopt.
Wanneer het systeem actief is, moet
u het stuurwiel zo stil mogelijk
houden.
Aanhangerstabilisatie (TSA) maakt
deel uit van het elektronisch stabili‐
teitsprogramma (ESP) 3 166.Extra functies
PTO (krachtafnemer)
Activering
PTO (krachtafnemer) activeren met
stilstaande auto en stationair draai‐
ende motor:
● De keuzehendel in neutraal plaatsen (auto's met geautomati‐
seerde versnellingsbak: keuze‐
hendel in stand N).
● Het koppelingspedaal intrappen.
Verzorging van de auto229Vogeluitwerpselen, dode insecten,boomhars en stuifmeel e.d. onmid‐
dellijk verwijderen. Hierin zitten
agressieve bestanddelen bevatten
die lakschade kunnen veroorzaken.
Bij een bezoek aan een autowas‐ straat de aanwijzingen van de uitba‐
ter opvolgen. De voorruitwissers
moeten uitgeschakeld zijn en de
buitenspiegels moeten ingeklapt zijn.
Antenne en accessoires op de buiten‐
kant van de auto zoals een dakdrager verwijderen.
Bij handmatig wassen erop letten dat
ook de binnenkant van de wielkasten
grondig schoongespoten wordt.
Randen en naden van geopende
deuren, achterklep en motorkap en
de gebieden die erdoor bedekt
worden reinigen.
Reinig de glanzende metalen sierlijs‐
ten met een voor aluminium
geschikte reinigingsoplossing om
schade te voorkomen.Voorzichtig
Gebruik altijd een reinigingsmid‐
del met een pH-waarde van
vier tot negen.
Gebruik reinigingsmiddelen niet
op warme oppervlakken.
Alle scharnieren in een werkplaats
laten smeren.
De motorruimte niet met een stoom-
of hogedrukreiniger schoonmaken.
Daarna de auto grondig afspoelen en afzemen. Zeemlap vaak uitspoelen.
Voor de carrosserie en de ruiten
verschillende zeemlappen gebruiken:
wasresten op de ruiten belemmeren het zicht.
Teervlekken niet met harde voorwer‐
pen verwijderen. Op gelakte opper‐
vlakken een spray voor het verwijde‐
ren van teervlekken gebruiken.
Buitenverlichting
De afdekkingen van de koplampen en de andere verlichting zijn gemaaktvan kunststof. Geen schurende,
bijtende of agressieve middelen of
ijskrabbers gebruiken en ze niet
droog reinigen.
Polijsten en in de was zetten Auto regelmatig in de was zetten
(uiterlijk wanneer het water niet meer
"parelt"). Anders droogt het lakwerk
uit.
Polijsten is alleen nodig als de laklaag
mat geworden is of aanslag vertoont.
Autopolish met siliconen vormt een
vuilwerende laag, waardoor in de was
zetten overbodig is.
Ongelakte kunststof carrosseriedelen mogen niet met autowas of polijstmid‐
delen worden behandeld.
Matgelakte carrosserieonderdelen of
sierstrippen mogen niet worden
gepolijst, om glanzen te voorkomen.
Gebruik als de auto is uitgerust met deze onderdelen in wasstraten geen
programma's met hete was.
270Elektrisch systeem...................... 205
Elektronische rijprogramma's ....161
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............124
Elektronisch sleutelsysteem .........23
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP) .......104, 166, 183
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma uit ............................. 104
Event Data Recorders (EDR) .....262
F
Fleshouders .................................. 78
FlexOrganizer .............................. 81
Frontaal airbagsysteem ...............66
G Geautomatiseerde versnellingsbak .................17, 158
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..262
Geluidssignalen .........................109
Gereedschap ............................. 209
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................84
Geveerde stoel ............................. 51
Gloeilamp vervangen ................196
Gordels ......................................... 59
Gordelverklikker ......................... 101
Grille schutbord cabine .................84Groothoekspiegel ...................43, 46
Grootlicht ........................... 106, 115
Grootlichtassistentie ...........106, 115
H Handbediende ruiten ...................44
Handgeschakelde modus ..........160
Handgeschakelde versnellingsbak .................17, 158
Handgrepen .................................. 80
Handmatige dimfunctie ................43
Handmatig verstellen ...................41
Handrem .................................... 163
Handschoenenkastje ...................78
Handzender ................................. 22
Hellingrem ................................. 164
Hoofdsteunen .............................. 48
Hoofdsteunverstelling ....................8
Hoogte van veringssysteem .......147
Hulpverwarming.......................... 130
I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 72
Info-Display................................. 108
Info-Displays ............................... 107
Infotainmentsysteem ..................108
Inhouden ................................... 255
Inklapbare spiegels .....................42
Inklapbare stoel ............................ 78
Inleiding ......................................... 3Instapverlichting achter..............119
Instrumentengroep ......................95
Instrumentenverlichting .............204
Interieurverlichting ......................119
ISOFIX .......................................... 69
K Katalysator ................................. 150
Kentekenverlichting ...................203
Keuzehendel ............................. 159
Kilometerteller .............................. 95
Kindersloten ................................. 31
Kinderveiligheidssystemen ..........69
Kledinghaken ................................ 78
Klimaatregeling ............................ 16
Klimaatregelsystemen ................122
Klok .............................................. 92
Knoppen op stuurkolom ...............89
Koeling handschoenenkastje ....137
Koelvloeistof .............................. 189
Koelvloeistof en antivries ............234
Koelvloeistoftemperatuur ...........104
Koelvloeistoftemperatuurmeter ...97
Koelvloeistofverwarming............. 130
Kogelstang.................................. 183
Koplampen ................................ 196
Koplampinstelling in het buitenland .............................. 117
Koplampverstelling ....................116
Krik ............................................. 209