162Verzorging van de autoSelecteer:● Lo voor een comfortabele span‐
ning tot 3 inzittenden.
● Eco voor een Eco-spanning tot
3 inzittenden.
● Hi voor volledige belading.
Koppelingsprocedure
bandenspanningssensor
Elke bandenspanningsensor heeft
een unieke identificatiecode. De iden‐
tificatiecode moet aan de positie van
een nieuwe band of nieuw wiel
worden gekoppeld wanneer de
banden onderling zijn verwisseld, als
alle wielen zijn vervangen of als een
of meerdere bandenspanningssen‐ soren zijn vervangen. De banden‐
spanningssensoren moeten ook
worden gekoppeld als een reserve‐
wiel is vervangen door een reguliere
band met een bandenspanningssen‐
sor.
Bij de volgende contactcyclus moeten
de storingslamp w en het waarschu‐
wingsbericht of de waarschuwings‐
code doven/verdwijnen. De sensoren worden met een inleergereedschap inde volgende volgorde gekoppeld aan de wielposities: voorwiel linkerzijde,
voorwiel rechterzijde, achterwiel
rechterzijde en achterwiel linkerzijde. De richtingaanwijzer op de momen‐
teel actieve positie brandt totdat de
sensor gekoppeld is.
Roep de hulp in van een werkplaats.
U hebt 2 minuten voor het koppelen
van de positie van het eerste wiel en
5 minuten voor het koppelen van de positie van alle vier wielen. Bij het
overschrijden van deze tijd stopt het
koppelen en moet u opnieuw begin‐
nen.
De koppelingsprocedure voor de
bandenspanningssensoren is als
volgt:
1. Handrem aantrekken.2. Schakel het contact in.
3. Bij auto's met handgeschakelde versnellingsbak: selecteer
Neutraalstand.
4. Gebruik MENU op de hendel om
Informatiemenu voertuig op het
Driver Information Center te
selecteren.5. Draai het stelwieltje om naar het bandenspanningsmenu te schui‐
ven.
6. Druk op SET/CLR om het koppe‐
len van de sensoren te starten. Er moet een bericht met een vraag
om acceptatie van het proces
verschijnen.
7. Druk nogmaals op SET/CLR om
de selectie te bevestigen. De
claxon piept twee keer om aan te
geven dat de ontvanger in de
inleermodus staat.
8. Begin met de voorwiel aan de linkerzijde.
9. Zet de inleertool bij het ventiel tegen de wang van de band. Drukdaarna op de toets om de banden‐
spanningssensor te activeren. De claxon piept ter bevestiging dat de sensoridentificatiecode aan de
positie van dit wiel is gekoppeld.
10. Ga verder met het voorwiel rechts
en herhaal de procedure zoals
beschreven in stap 9.
11. Ga verder met het achterwiel rechts en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 9.
Service en onderhoud177Service en
onderhoudAlgemene informatie ..................177
Service-informatie ...................177
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............178
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................178Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Neem voor het gedetailleerde, bijge‐
werkte onderhoudsschema contact
op met uw werkplaats.
Service-display 3 69.
Europese service-intervallen Aan de auto moet om de 30.000 km
of na één jaar onderhoud worden
verricht, wat het eerst voorkomt. Extra verversen van de olie en vervangen
van het filter wordt aangegeven door
het controlesysteem oliekwaliteit, als
dit eerder dan het onderhoud nodig is.
Bij een zwaardere belasting, bijv. bij
taxi's en politievoertuigen, geldt
wellicht een korter onderhoudsinter‐
val.
De Europese service-intervallen
gelden voor de volgende landen:Andorra, België, Bosnië-Herzego‐
vina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Groenland, Groot-Brit‐
tannië, Hongarije, Ierland, IJsland,
Italië, Kroatië, Letland, Liechtenstein,
Litouwen, Luxemburg, Macedonië,
Malta, Monaco, Montenegro, Neder‐
land, Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Roemenië, San Marino,
Servië, Slovenië, Slowakije, Spanje,
Tsjechische Republiek, Zweden,
Zwitserland.
Service-display 3 69.
Internationale service-intervallen Aan de auto moet om de 15.000 km
of na één jaar onderhoud worden
verricht, wat het eerst voorkomt. Extra
verversen van de olie en vervangen
van het filter wordt aangegeven door
het controlesysteem oliekwaliteit, als
dit eerder dan het onderhoud nodig is.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomt-/
en: Koude starts, vaak stoppen en
optrekken, rijden met een aanhanger,
rijden in de bergen, rijden op slechte
203Slepen........................................ 173
Sleutel, opgeslagen instellingen ...21
Sleutels ........................................ 19
Sleutels, sloten ............................. 19
Sneeuwkettingen .......................164
Snelheidsbegrenzer .............78, 128
Snelheidsmeter ............................ 66
Spiegels ....................................... 27
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................143
Stadsmodus................................ 125
Startbeveiliging ......................26, 77
Starten en bediening ..................111
Starthulp gebruiken ...................172
Stoelpositie .................................. 34
Stoelverstelling ........................7, 35
Stoelverwarming ........................... 36
Stop/Start-systeem .....................113
Storing ....................................... 121
Storingsindicatielamp ..................74
Sturen ......................................... 111
Stuurbedieningsknoppen .............61
Stuurbekrachtiging........................ 75
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 61
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 134
Te laag brandstofpeil ...................77Toerenteller ................................. 66
Traction Control .........................123
Traction Control-systeem UIT....... 76 Typeplaatje ................................ 182
U Uitlaatgassen ............................. 117
Uitrol-brandstofafsluiter .............113
Uitstapverlichting .........................99
Ultrasoonparkeerhulp ..................75
Uw autogegevens ..........................3
V Valetmodus................................... 83
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 163
Vaste luchtroosters ....................108
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................37
Velgen en banden .....................157
Ventilatie ..................................... 101
Verbanddoos ............................... 58
Versnellingsbak ........................... 15
Versnellingsbakdisplay ..............118
Verstelbare luchtroosters ........... 108
Vertraagde uitschakeling stroom 112
Verwarmde spiegels ....................28
Verwarmd stuurwiel .....................61
Verwarming ................................. 36
Verwarmings- en ventilatiesysteem .................... 101Verwerking van sloopauto .........140
Verzorging .................................. 174
Verzorging exterieur ..................174
Verzorging interieur ...................176
Vloerplaat bagageruimte .............57
Voertuiggewicht .........................186
Voertuigidentificatienummer ......181
Voertuigkrik................................. 157
Voordat u wegrijdt ........................ 16
Voorportieren ................................ 24
Voorruit ......................................... 29
Voorstoelen .................................. 34
W
Waarschuwingslampen ................66
Werkzaamheden uitvoeren .......140
Wieldoppen ................................ 163
Wiel verwisselen ........................167
Winterbanden ............................ 157
Wis-/wasinstallatie .......................13
Wis- en wasinstallatie achterruit ..63
Wis- en wasinstallatie voorruit .....62
Wisserblad vervangen ...............145
Z
Zekeringen ................................. 152 Zekeringenkast in motorruimte ..153
Zekeringenkast instrumentenpaneel ...............155
Zonnedak ..................................... 31
Zonnekleppen .............................. 31