44SpraakherkenningSpraakherkenningAlgemene informatie....................44
Gebruik ........................................ 45Algemene informatie
Geïntegreerde spraakherkenning Met de geïntegreerde spraakherken‐ning van het Infotainmentsysteem
kunt u diverse functies van het Info‐
tainmentsysteem met uw stem bestu‐
ren. De spraakbesturing herkent
commando's en cijferreeksen, onge‐
acht de desbetreffende spreker. De
instructies en cijferreeksen kunnen
zonder pauze tussen de afzonderlijke woorden worden uitgesproken.
Bij onjuist gebruik of onjuiste
commando's geeft de spraakherken‐
ning visuele en / of akoestische feed‐
back en wordt u gevraagd het gewen‐ ste commando te herhalen. Boven‐
dien bevestigt de spraakherkenning
belangrijke instructies en stelt indien
nodig een vraag hierover.
Er zijn verschillende manieren om
commando's voor het uitvoeren van
de gewenste acties uit te spreken.Let op
Om te voorkomen dat gesprekken in de auto onbedoeld de systeemfunc‐ties beïnvloeden, start de stemher‐
kenning pas nadat deze is geacti‐
veerd.
OpmerkingenOndersteunde talen ● Niet alle talen die voor het display
van het Infotainmentsysteem
beschikbaar zijn, zijn ook
beschikbaar voor de spraakher‐ kenning.
● Wordt de momenteel geselec‐ teerde displaytaal niet onder‐
steund door de spraakherken‐
ning, dan is deze niet beschik‐
baar.
In dat geval moet u een andere
taal selecteren voor het display
als u het Infotainmentsysteem via spraakcommando's wilt bedie‐
nen. Om van displaytaal te wijzi‐ gen 3 18.
Spraakherkenning45Adresinvoer van bestemmingen in
het buitenland
Als u het adres van een bestemming
in het buitenland via spraakcomman‐
do's wilt invoeren, moet u de taal van
het infodisplay in de taal van het
desbetreffende land wijzigen.
Bv. als het display op dit moment op
Engels staat en u de naam van een
stad in Frankrijk wilt invoeren, moet u
de displaytaal naar Frans wijzigen.
Zie voor het wijzigen van de display‐
taal "Taal" in het hoofdstuk "Systeem‐ instellingen" 3 18.Invoervolgorde voor bestemmings‐
adressen
De volgorde waarin de delen van een adres met het spraakherkennings‐systeem moeten worden ingevoerd is
afhankelijk van het land waarin de
bestemming ligt.
Als de spraakherkenning het door u ingevoerde adres niet herkent, kunt u het commando herhalen met de
delen van het adres in een andere
volgorde.Spraakdoorschakeling
Via de spraakdoorschakeling van het
Infotainmentsysteem hebt u toegang
tot de spraakherkenningscomman‐
do's op uw smartphone.
Spraakdoorschakeling is beschik‐ baar bij telefoonprojectie via Apple
CarPlay en Android Auto 3 31.
Gebruik Geïntegreerde spraakherkenning Spraakherkenning activeren Let op
Tijdens een actief telefoongesprek is
spraakherkenning niet beschikbaar.Activeren door de knop w op het stuur
in te drukken
Druk op w op het stuurwiel.
Het audiosysteem wordt onderdrukt,
u wordt gevraagd een commando te
geven en op het display verschijnen
hulpmenu's met de belangrijkste
commando's die beschikbaar zijn.De spraakherkenning is klaar voor
spraakcommando's, nadat er een pieptoon klinkt.
U kunt nu een spraakcommando geven om een systeemfunctie te star‐ ten (bijvoorbeeld een vooraf inge‐
stelde radiozender afspelen).
Volume van gesproken vragen
aanpassen
Druk de volumeknop op het stuurwiel
omhoog (hoger volume) À of
omlaag (lager volume) Á.
Een gesproken vraag onderbreken
Als ervaren gebruiker kunt u een
gesproken vraag onderbreken door
even op w op het stuurwiel te drukken.
U kunt ook "Dialoogmodus instellen
op ervaren".
Er klinkt meteen een pieptoon en u
kunt zonder te wachten een
commando uitspreken.
Een dialoogreeks annuleren
Druk op v op het stuurwiel om een
dialoog te annuleren en de spraak‐
herkenning te deactiveren.
48Telefoonmobiel telefoneren verboden is,
als de mobiele telefoon interferen‐
tie veroorzaakt of als er zich
gevaarlijke situaties kunnen voor‐
doen.
Bluetooth
De telefoonfunctie is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
kunt u op internet op http://www.blue‐
tooth.com vinden.
Bluetooth-verbinding
Bluetooth is een standaard voor het
draadloos verbinden van bijvoorbeeld mobiele telefoons, smartphones of
andere apparaten.
Een apparaat koppelen
Tijdens het koppelen wordt de
pincode uitgewisseld tussen Blue‐
tooth-apparaten en Infotainmentsys‐
teem waarna een verbinding wordt
gemaakt tussen de apparaten en het
Infotainmentsysteem.
Opmerkingen
● Twee gekoppelde Bluetooth- apparaten zijn tegelijkertijd te
verbinden met het Infotainment‐
systeem. Het ene apparaat in de
handsfreemodus en het andere
in de audiostreamingmodus, zie
beschrijving van de Bluetooth-
profielinstellingen verderop.
Het is echter niet mogelijk om
twee apparaten te gebruiken die
allebei in de handsfree-modus
staan.
● Koppelen is slechts één keer noodzakelijk, tenzij het apparaat
van de lijst met gekoppelde
apparaten wordt gewist. Als het
apparaat eerder verbonden was,
brengt het Infotainmentsysteem
de verbinding automatisch tot
stand.
● Bij werken via Bluetooth wordt de
accu van het apparaat aanzienlijk
belast. Sluit het apparaat daarom aan op een USB-poort, zodat het
wordt opgeladen.Een nieuw apparaat koppelen
1. Activeer de Bluetooth-functie van het Bluetooth-apparaat. Voor
nadere informatie verwijzen we u
naar de gebruiksaanwijzing van
het Bluetooth-apparaat.
2. Als er al een Bluetooth-apparaat is aangesloten:
Druk op v, selecteer OPTIES,
selecteer Bluetooth-verbinding en
tik vervolgens op o Zoeken .
Als er geen Bluetooth-apparaat is
aangesloten:
Druk op v en tik vervolgens op
Bluetooth zoeken .
Er wordt gezocht naar alle Blue‐
tooth-apparaten in de naaste
omgeving.
3. Selecteer het te koppelen Blue‐ tooth-apparaat in de getoonde
lijst.
4. Bevestig de koppelprocedure: ● Als SSP (secure simple pairing) wordt ondersteund:
Telefoon49Bevestig de berichten op het
Infotainmentsysteem en het
Bluetooth-apparaat.
● Als SSP (secure simple pairing) niet wordt onder‐
steund:
Op het Infotainmentsysteem:
er verschijnt een bericht
waarin u wordt gevraagd om
een pincode op uw Blue‐ tooth-apparaat in te voeren.
Op het Bluetooth-apparaat: voer de pincode in en beves‐ tig de ingevoerde gegevens.
5. Activeer de functies die de gekop‐
pelde smartphone moet hebben
en bevestig uw instellingen. U
kunt de Bluetooth-profielinstellin‐
gen te allen tijde wijzigen, zie
onder.
Het Infotainmentsysteem en het
apparaat zijn gekoppeld.
6. Het telefoonboek wordt automa‐ tisch naar het Infotainmentsys‐
teem gedownload. Afhankelijk
van de telefoon moet het Infotain‐ mentsysteem toegang verkrijgen
tot het telefoonboek. Bevestigindien nodig de berichten op het
Bluetooth-apparaat.
Als deze functie niet door het
Bluetooth-apparaat wordt onder‐
steund, verschijnt er een bijbeho‐
rend bericht.
Handeldingen op gekoppelde
apparaten
Druk op v, selecteer OPTIES gevolgd
door Bluetooth-verbinding .
Er verschijnt een lijst met alle gekop‐
pelde apparaten.
Bluetooth-profielinstellingen wijzigen
Tik op † naast het gekoppelde appa‐
raat van uw keuze.
Activeer of deactiveer de gewenste
profielinstellingen en bevestig uw
instellingen.
Een gekoppeld apparaat verbinden Apparaten die gekoppeld zijn maar
niet zijn verbonden worden aange‐
duid met een —.
Selecteer het gewenste apparaat om
een verbinding te maken.Een apparaat loskoppelen
Het apparaat dat op dat moment is
verbinden wordt aangeduid met “.
Selecteer het apparaat waarvan u de verbinding wilt verbreken.
Een gekoppeld apparaat
verwijderen
Tik op e in de linker bovenhoek van
het scherm om prullenbakpictogram‐
men e naast de gekoppelde appara‐
ten te tonen.
Tik op e naast het Bluetooth-appa‐
raat dat u wilt verwijderen en bevestig
het getoond bericht.
Noodoproep9 Waarschuwing
Het tot stand brengen van de
verbinding kan niet onder alle
omstandigheden worden gega‐
randeerd. Daarom is het belangrijk
50Telefoondat u bij gesprekken van levens‐
belang (bijv. bij het inroepen van
medische hulp) niet alleen op een
mobiele telefoon vertrouwt.
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste
manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.9 Waarschuwing
Let erop dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Noodoproepen zijn niet onder alle
omstandigheden en in alle mobie‐ letelefoonnetwerken mogelijk: er
kunnen problemen optreden,
wanneer bepaalde netwerkdien‐ sten en/of telefoonfuncties actief
zijn. U kunt hierover uw lokale
netwerkexploitant raadplegen.
Het alarmnummer kan per land en regio variëren. We adviseren u het
juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te
vragen.
Een noodoproep doen
Vorm het noodnummer (bijv. 112).
De telefoonverbinding met de alarm‐
centrale wordt tot stand gebracht.
Antwoord als het dienstdoende
personeel u vragen stelt over het
noodgeval.9 Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het
Infotainmentsysteem tot stand is
gebracht, kunt u tal van functies van
uw mobiele telefoon via het Infotain‐
mentsysteem bedienen.
Let op
In de handsfree-modus is bediening
van de mobiele telefoon nog steeds
mogelijk, bijv. een gesprek beant‐
woorden of het volume regelen.
Na het tot stand brengen van een verbinding tussen de mobiele tele‐
foon en het Infotainmentsysteem
worden er gegevens van de mobiele
telefoon naar het Infotainmentsys‐
teem verstuurd. Afhankelijk van de
mobiele telefoon en de hoeveelheid
over te dragen gegevens kan dit
enige tijd in beslag nemen. Tijdens
deze periode is het bedienen van de
mobiele telefoon via het Infotainment‐ systeem slechts beperkt mogelijk.
Let op
Niet alle mobiele telefoons bieden
volledige ondersteuning van de tele‐ foonfunctie van de auto. Daaromkan het bereik aan hieronder
beschreven functies afwijken.
Hoofdmenu telefoon
Druk op v om het hoofdmenu tele‐
foon weer te geven.
52TelefoonEen contact aanpassen of verwijde‐
ren
Selecteer ð naast het contact gevolgd
door de gewenste optie.
Doe het volgende, als u een foto wilt
toevoegen aan het contact:
Sluit een USB-apparaat met de
gewenste foto erop aan op de USB-
poort 3 28, tik op het fotokader en
selecteer daarna de gewenste foto.
Bevestig uw keuze om de bewuste
foto te downloaden naar het systeem.
Belhistorie gebruiken
Alle ontvangen, uitgaande of gemiste oproepen worden vastgelegd.
Selecteer Oproepen gevolgd door de
gewenste lijst.
Selecteer de gewenste lijstvermel‐
ding aan om een telefoongesprek te
starten.
Inkomend telefoongesprek
Als er bij een inkomende oproep een
audiomodus, zoals de radio- of USB-
modus, actief is, wordt het geluid vande audiobron onderdrukt en blijft dit
zo totdat het gesprek wordt beëin‐
digd.
Er verschijnt een melding met het
telefoonnummer of de naam van de beller.
Tik op v om het gesprek aan te
nemen.
Tik op @ om het gesprek af te
wijzen.
Tik op / om het gesprek in de wacht
te zetten. Tik op l om het gesprek te
hervatten.
Tijdens een lopend telefoongesprek
wordt het volgende menu getoond.
Tik op Micro. OFF om de microfoon
van het Infotainmentsysteem te deac‐ tiveren.
Tik op ý Privé om het gesprek voort
te zetten via de mobiele telefoon
(ruggespraakstand). Tik op ÿ Privé
om het telefoongesprek weer voort te
zetten via het Infotainmentsysteem.
Let op
Als u wanneer u een telefoonge‐
sprek in de ruggespraakstand voert
uit de auto stapt en deze vergren‐
delt, blijft het Infotainmentsysteem
mogelijk aanstaan totdat u buiten
het Bluetooth-bereik bent van het
Infotainmentsysteem.
54TrefwoordenlijstAAdresboek .................................... 37
Afbeeldingen weergeven ..............30
Afbeeldingsbestanden ..................28
Afbeelding via USB activeren .......30
Algemene aanwijzingen ...27, 32, 47
Bluetooth ................................... 28
DAB ........................................... 24
Infotainmentsysteem ...................6
Navigatie ................................... 32
Smartphone-applicaties ............28
Telefoon .................................... 47
USB ........................................... 28
Algemene informatie ..............28, 44
Audio afspelen .............................. 29
Audiobestanden ........................... 28
Audio via USB activeren ...............29
Automatisch volume .....................18
B Balans........................................... 17
Basisbediening ............................. 14
Bediening...................................... 50 CD ............................................. 27
Externe apparaten ....................28
Menu ......................................... 14
Navigatiesysteem ......................33
Radio ......................................... 22
Telefoon .................................... 50Bedieningselementen
Infotainmentsysteem ...................8
Stuurwiel ..................................... 8
Bedieningspaneel Infotainment ......8
Beeldscherm helderheid aanpassen ...............18
taal wijzigen............................... 18
Begeleiding .................................. 41
Bel Beltoon ...................................... 50
Functies tijdens het gesprek .....50
Inkomend gesprek ....................50
Telefoongesprek starten ...........50
Beltoon ......................................... 50
Beltoonvolume .......................... 18
Bestandsformaten ........................28
Afbeeldingsbestanden ..............28
Audiobestanden ........................28
Bluetooth Algemene aanwijzingen ............28
Apparaat aansluiten ..................28
Bluetooth-verbinding .................48
Koppelen ................................... 48
Menu Bluetooth-muziek ............29
Telefoon .................................... 50
Bluetooth-muziek activeren ..........29
Bluetooth-verbinding ....................48
55CCd-speler ...................................... 27
Cd-speler activeren ......................27
Contacten ............................... 37, 50
D DAB FM-DAB-links ............................ 24
Datum instellen ..................................... 18
Digital Audio Broadcasting ...........24
Display-instellingen....................... 30
Displaytaal wijzigen ......................18
E Equalizer....................................... 17
F
Fabrieksinstellingen ......................18
Fader ............................................ 17
G
Gebruik ................. 10, 22, 27, 33, 45
Bluetooth ................................... 28
CD ............................................. 27
Menu ......................................... 14
Navigatiesysteem ......................33
Radio ......................................... 22
Telefoon .................................... 50
USB ........................................... 28Geluidsinstellingen.......................17
Gesproken begeleiding ................33
I
Infotainmentsysteem inschakelen 10
Invoer van de bestemming ..........37
K Kaarten ......................................... 33
Koppelen ...................................... 48
L
Lijst met afslagen.......................... 41
M Menubediening ............................. 14
Mobiele telefoons en CB- zendapparatuur ........................53
Mute.............................................. 10
N
Navigatie Actuele locatie ........................... 33
Bestemmingsinvoer................... 37
Contacten .................................. 37
Kaart manipuleren .....................33
Kaartupdate .............................. 32
Kaartvenster .............................. 33
Lijst met afslagen ......................41
Recente bestemmingen ............37
Reis met viapunten ...................37
Routebegeleiding ......................41TMC-zenders...................... 32, 41
Verkeersincidenten ...................41
Navigatiesysteem activeren.......... 33
Noodoproep .................................. 49
Nuttige plaatsen............................ 37
O Oproepenhistorie ..........................50
Overzicht bedieningselementen .....8
P
Persoonlijke instellingen ...............18
Profielinstellingen .........................18
R Radio Afstemmen op zender ...............22
DAB configureren ......................24
DAB-berichten ........................... 24
Digital Audio Broadcasting
(DAB) ........................................ 24
Gebruik...................................... 22
Golfbereik selecteren ................22
Inschakelen ............................... 22
Radio Data System (RDS) ........24
RDS configureren...................... 24
Regio-instelling.......................... 24
Regionaal .................................. 24
Voorkeuren................................ 22
Zender zoeken .......................... 22