238Verzorging van de autoLet op
De rijeigenschappen van de
herstelde band zijn veel minder
goed, daarom deze band laten
vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke
verhitting van de compressor, moet
u deze minimaal 30 min. lang
uitschakelen.
Het ingebouwde veiligheidsventiel
opent bij een druk van
700 kPa (7 bar).
Let op de vervaldatum van de set. Na deze datum is niet meer gega‐
randeerd dat het middel nog goed
afdicht. Let op de bewaarinstructies op de fles met afdichtmiddel.
Vervang de gebruikte fles met
afdichtmiddel. Voer de fles af
volgens de geldende wettelijke voor‐ schriften.
De compressor en het afdichtmiddel zijn vanaf ca. -30 °C te gebruiken.Wiel verwisselen
De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Parkeer de auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond.
Draai de voorwielen in de recht‐ uitstand.
● Zet zo nodig een stopblok onder het wiel schuin tegenover het te
vervangen wiel.
● Zet de parkeerrem aan en scha‐ kel de eerste versnelling, achter‐
uitversnelling of P in.
● Leg bij een zachte ondergrond, een stevige plank (max. 1 cm dik)onder de krik.
● Haal vóór het opkrikken alle zware voorwerpen uit de auto.
● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren
bevinden.
● Kruip nooit onder een opgekrikte auto.
● Start een opgekrikte auto niet. ● Reinig de wielbouten voordat u ze erin schroeft.9Waarschuwing
Smeer de wielbouten niet.
Aanhaalmomenten
Er zijn twee verschillende soortenwielen met uiteenlopende bouten enaanhaalmomenten.
Het aanhaalmoment voor aluminium
wielen is 100 Nm.
Het aanhaalmoment voor stalen
wielen is 115 Nm.
Gebruik de juiste wielbouten voor het
soort wielen.
240Verzorging van de autovleugelmoer zo ver mogelijk vast
te draaien en de vloerplaat te
laten zakken.
5. Leg, nadat het normale wiel weer is teruggeplaatst, het compacte
reservewiel met de buitenkant
omhoog in de kuip en zet het vast met de vleugelmoer.
Slechts één compact reservewiel
monteren. De toegestane maximum‐
snelheid op het label op het tijdelijke
reservewiel geldt alleen voor de
bandenmaat af fabriek.
Als uw auto achteraan een lekke
band krijgt wanneer u een ander voer‐ tuig trekt, moet u het compacte reser‐
vewiel vooraan plaatsen en een
volwaardig wiel achteraan.
Sneeuwkettingen 3 234.
Reservewiel monteren
De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Parkeer de auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond.
Draai de voorwielen in de recht‐
uitstand.● Zet zo nodig een stopblok onder het wiel schuin tegenover het te
vervangen wiel.
● Zet de parkeerrem aan en scha‐ kel de eerste versnelling, achter‐
uitversnelling of P in.
● Verwijder het reservewiel 3 239.
● Vervang nooit meerdere wielen tegelijk door een reservewiel.
● Gebruik de krik alleen om een wiel te wisselen in geval van
bandenpech en niet voor de jaar‐
lijkse montage van winter- of
zomerbanden.
● De krik is onderhoudsvrij.
● Leg bij een zachte ondergrond, een stevige plank (max. 1 cm dik)onder de krik.
● Haal vóór het opkrikken alle zware voorwerpen uit de auto.
● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren
bevinden.
● Kruip nooit onder een opgekrikte auto.
● Start een opgekrikte auto niet.● Reinig de wielbouten voordat u ze erin schroeft.9Waarschuwing
Breng geen smeervet aan op de
schroefdraad van de wielbout.
9 Waarschuwing
Zorg ervoor dat u altijd de juiste
wielbouten gebruiken bij het
verwisselen van de wielen. Bij
montage van het reservewiel kunt u ook de bouten voor lichtmetalen wielen gebruiken.
Service en onderhoud249Service en
onderhoudAlgemene informatie ..................249
Service-informatie ...................249
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............251
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................251Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomen:
Koude starts, frequent stoppen en
optrekken zoals bij taxi's en politie‐
voertuigen, ritten met een aanhanger, ritten in de bergen, ritten op slechte
en rulle wegdekken, ernstige lucht‐
vervuiling, zand en veel stof in de
lucht, ritten op grote hoogte en grote
temperatuurschommelingen.
In deze zware omstandigheden
moeten bepaalde onderhoudswerk‐ zaamheden wellicht vaker dan met
het reguliere service-interval dat op
het service-display verschijnt wordenverricht. Raadpleeg een werkplaats voor aangepaste onderhoudssche‐
ma's.
Servicedisplay 3 95.
Service-intervallen - landengroep
1
Aan de auto moet om de 25000 km
onderhoud gepleegd worden, of na
één jaar, wat het eerst voorkomt,
tenzij anders vermeld op het service-
display.
De service-intervallen gelden voor de volgende landen:
Andorra, Oostenrijk, België, Cyprus,
Denemarken, Finland, Frankrijk,
Duitsland, Griekenland, IJsland,
Ierland, Italië, Liechtenstein, Luxem‐
burg, Malta, Monaco, Nederland,
Noorwegen, Portugal, San Marino,
Spanje, Zweden, Zwitserland, Vere‐
nigd Koninkrijk.
Service-intervallen - landengroep
2
Aan uw auto met motortype DV6FC
moet om de 25000 km onderhoud
gepleegd worden, of na één jaar, wat
279Pollenfilter .................................. 137
Portieren ....................................... 31
Portier open ............................... 103
Prestaties ................................... 259
Profieldiepte ............................... 233
Q
Quickheat ................................... 136
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 275
REACH ....................................... 267
Regelbare instrumentenverlich‐ ting ......................................... 124
Regensensor .............................. 102
Registreren van autogegevens en privacy ................................ 272
Remassistentie .......................... 159
Rem- en koppelingssysteem .......98
Rem- en koppelingsvloeistof ......251
Remmen ............................ 156, 216
Remvloeistof .............................. 217
Reparatie ongevalsschade .........267
Reservewiel ............................... 239
Richtingaanwijzers ............... 96, 122
Roetfilter ............................. 100, 148
Rolschermen ............................... 43
Ruiten ........................................... 40
Rijgedrag en aanhangertips ......206
Rijverlichting ........................ 12, 101S
Schakelen ..................................... 99
Schakel motor uit ..........................98
Selectieve katalysatorreductie ....149
Selective Ride Control ................161
Service ............................... 138, 249
Service-display ............................ 95
Service-informatie ...................... 249
Sjorogen ...................................... 76
Sleutels ........................................ 21
Sleutels, sloten ............................. 21
Sneeuwkettingen .......................234
Snelheidsbegrenzer ...........103, 166
Snelheidsmeter ............................ 92
Software-update .........................271
Spiegelverstelling ..........................9
Sportmodus ............................... 162
Sproeiervloeistof ........................216
Startbeveiliging ............................ 38
Starten en bedienen ...................140
Starthulp gebruiken ...................243
Stoelpositie .................................. 48
Stoelverstelling .............................. 7
Stoelverwarming ........................... 53
Stoelverwarming, achter ...........54
Stop/Start-systeem .....................145
Storing ....................................... 155
Storingsindicatielamp ..................97
Stroomonderbreking ..................155
Stroomspaarmodus ....................142Sturen......................................... 140
Stuurbedieningsknoppen .............82
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 82
Symbolen ....................................... 4 Systeemcontrole ........................... 98
T
Tanken ....................................... 204
Te laag brandstofpeil .................101
Toerenteller ................................. 93
Trekhaak .................................... 207
Trekken............................... 206, 244
Trekstang.................................... 206
Typeplaatje ................................ 253
U Uitlaatgassen ............................. 148
Uitrol-brandstofafsluiter .............145
Uitstapverlichting .......................126
Ultrasoonparkeerhulp .................182
Uw autogegevens ..........................3
V Valetmodus................................. 105
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 234
Vaste luchtroosters ....................137
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................54
Veiligheidsnet .............................. 76