Instrumenten en bedieningselementen113OnStar knoppen
Privacyknop
Houd j ingedrukt tot u een bericht
hoort om het doorgeven van de voer‐ tuiglocatie te activeren of deactive‐
ren.
Druk op j om een oproep met een
adviseur te beantwoorden of beëindi‐
gen.
Druk op j om de Wi-Fi-instellingen te
openen.
Serviceknop
Druk op Z om contact met een advi‐
seur te leggen.
SOS knop
Druk op [ om een noodoproep te
plaatsen naar een speciaal opgeleide
adviseur.
Status-led
Groen: Het systeem is gereed met
geactiveerd doorgeven van de voer‐
tuiglocatie.
Groen knipperend: Het systeem is
bezig met een oproep.
Rood: Er is een probleem opgetre‐
den.
Uit: Het systeem is gereed met
gedeactiveerd doorgeven van de
voertuiglocatie of het systeem staat in
de stand-bymodus.
Rood/groen knipperend gedurende
een korte periode: Het doorgeven van
de voertuiglocatie is gedeactiveerd.
OnStar-services
Algemene services
Druk als u informatie nodig hebt, bijv. openingstijden, nuttige plaatsen en
bestemmingen of als u hulp nodig
hebt bij bijv. pech onderweg, eenlekke band of een lege brandstoftank op Z om contact met een adviseur te
leggen.
Noodhulpdiensten
Druk in een noodsituatie op [ om een
adviseur te spreken. De adviseur
neemt vervolgens contact op met de
(nood)hulpdiensten en stuurt ze naar
uw locatie.
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners zijn geactiveerd,
wordt er een automatische noodhulp‐
oproep geplaatst. De adviseur wordt
onmiddellijk met uw auto verbonden
en gaat na of er hulp nodig is.
Let op
Een noodoproep doen is wellicht
niet mogelijk in gebieden met onvol‐ doende netwerkdekking of als
gevolg van schade aan hardware
tijdens een ongeluk.
Wi-Fi Hotspot
De Wi-Fi Hotspot van de auto biedt
verbinding met het internet met een
maximale snelheid van 4G/LTE.
114Instrumenten en bedieningselementenLet op
De functionaliteit voor Wi-Fi
hotspots is niet voor alle markten
verkrijgbaar.
Er kunnen maximaal zeven toestellen
worden aangesloten.
Een mobiel toestel met de Wi-Fi
Hotspot verbinden:
1. Druk op j en selecteer Wi-Fi-
instellingen in het Info-Display. De
getoonde instellingen omvatten
de naam van de Wi-Fi Hotspot
(SSID), het wachtwoord en het
verbindingstype.
2. Start een Wi-Fi-netwerkzoekop‐ dracht via uw mobiele apparaat.
3. Selecteer de hotspot van uw auto
(SSID) wanneer deze wordt
aangegeven.
4. Voer uw wachtwoord in, wanneer u daarom wordt gevraagd.
Let op
Druk op Z en spreek met een advi‐
seur of log in bij uw account als u de
SSID of het wachtwoord wilt wijzi‐
gen.U kunt de functie Wi-Fi Hotspot
uitschakelen door op Z te drukken en
een adviseur te spreken.
Smartphone-app
Met de myOpel smartphone app kunt
u bepaalde autofuncties extern bedie‐ nen.
De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Auto vergrendelen of ontgrende‐ len.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
● Brandstofpeil controleren.
● Auto op een map lokaliseren.
● Wi-Fi-instellingen beheren.
Download voor het bedienen van
deze functie de app van App Store ®
of Google Play™ Store.
Afstandsbediening
U kunt, indien gewenst, iedere wille‐
keurige telefoon gebruiken om een
adviseur te bellen. Deze kan dan
vanaf zijn locatie specifieke autofunc‐ties aansturen. U vindt het desbetref‐
fende OnStar-telefoonnummer op de
landspecifieke website.
De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Auto vergrendelen of ontgrende‐ len.
● Informatie over de voertuigloca‐ tie doorgeven.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
Hulp bij gestolen voertuig
Geef als de auto gestolen is de dief‐
stal door aan de autoriteiten en vraag hulp van de OnStar-service Hulp bij
gestolen voertuig. Neem telefonisch
contact op met een adviseur. U vindt
het desbetreffende OnStar-telefoon‐
nummer op de landspecifieke
website.
OnStar kan u helpen bij het zoeken naar en bergen van de auto.Diefstalalarm
Als het diefstalalarmsysteem is geac‐ tiveerd, wordt er een bericht naar
OnStar gestuurd. U ontvangt hierover
een sms of e-mail.
Instrumenten en bedieningselementen115Startblokkering
OnStar kan met externe signalen het
starten van de auto blokkeren
wanneer het contact is afgezet.
Diagnose op aanvraag
U kunt te allen tijde, bijvoorbeeld als de auto boordinformatie laat zien, op
Z te drukken om contact op te nemen
met een adviseur. U kunt hem vragen een realtime diagnose uit te voeren
om de oorzaak van het probleem na
te gaan. Afhankelijk van de resultaten
biedt de adviseur meer ondersteu‐
ning.
Diagnoserapport
De auto stuurt automatisch diagnose‐ gegevens naar OnStar. U en uw
garage ontvangen maandelijks per e- mail een rapport.
Let op
De werkplaatsmeldingsfunctie kan
in uw account worden uitgescha‐
keld.
Het rapport bevat de status van de
belangrijkste besturingssystemen
van de auto, zoals de motor, trans‐
missie, airbags, ABS, en anderegrote systemen. Ook bevat het infor‐
matie over mogelijke onderhouds‐
punten en de bandenspanning
(alleen als er een bandenspannings‐
controlesysteem is).
U kunt meer details opvragen door op
de link in de e-mail te klikken en u bij
uw account aan te melden.
OnStar-instellingen
OnStar-PIN
U hebt een viercijferige PIN nodig
voor toegang tot alle OnStar-servi‐
ces. U moet een eigen PIN invoeren
wanneer u voor de eerste keer met een adviseur belt.
Druk op Z om een adviseur te bellen
en de PIN te veranderen.
Accountgegevens
Een OnStar-abonnee heeft een
account waar alle gegevens in zijn
opgeslagen. Druk op Z en spreek
met een adviseur of log in bij uw account als u accountinformatie wilt
veranderen.Als de OnStar-service voor een
andere auto moet worden gebruikt,
druk dan op Z en vraag of de account
op de nieuwe auto kan worden over‐
gedragen.
Let op
Informeer OnStar onmiddellijk over de wijzigingen als de auto wordt afgevoerd, verkocht of anderszins
overgedragen en beëindig de
OnStar-service voor deze auto.
Voertuiglocatie
De voertuiglocatie wordt aan OnStar
doorgegeven wanneer er een service wordt verzocht of getriggerd. Eenbericht op het Info-Display geeft aandat deze informatie is verzonden.
Als u het doorgeven van de voertuig‐
locatie wilt activeren of deactiveren,
drukt u op j tot u een audiobericht
hoort.
Het deactiveren wordt aangegeven door het controlelampje dat korte tijd
rood of groen knippert en iedere keer
wanneer de auto wordt gestart.
Klimaatregeling127KlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............127
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................127
Airconditioning ......................... 128
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 131
Hulpverwarming ......................136
Luchtroosters ............................. 136
Verstelbare luchtroosters ........136
Vaste luchtroosters ..................137
Koeling handschoenenkastje ..137
Onderhoud ................................. 137
Luchtinlaat ............................... 137
Pollenfilter ................................ 137
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 138
Service .................................... 138Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningselementen voor: ● temperatuur £
● luchtverdeling l, M en K
● ventilatorsnelheid Z
● ontwasemen en ontdooien à
● achterruit- en buitenspiegelver‐ warming b
● stoelverwarming ß
Verwarmbare achterruit b 3 42.
Verwarmbare buitenspiegels b 3 39.
Verwarmde stoelen ß 3 53.
Temperatuur
Temperatuur aanpassen door £ op
de gewenste temperatuur te draaien.rode zone:warmerblauwe zone:kouder
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdeling
l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdhoogte via de verstel‐ bare luchtroostersK:naar de voetenruimte en voorruit
Alle combinaties zijn mogelijk.
Ventilatorsnelheid Pas de ventilatorsnelheid aan door
Z op de gewenste snelheid te
draaien.
rechtsom:vergrotenlinksom:verkleinen
138KlimaatregelingAirconditioning regelmatigaanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden ingescha‐
keld. Bij te lage buitentemperaturen
kan de koeling niet worden ingescha‐ keld.
Service Om de koeling optimaal te laten
werken, is het raadzaam de klimaat‐
regeling jaarlijks te laten controleren,
te beginnen drie jaar na aflevering
van de nieuwe auto, te weten:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen ● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietest
Service en onderhoud249Service en
onderhoudAlgemene informatie ..................249
Service-informatie ...................249
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............251
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................251Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomen:
Koude starts, frequent stoppen en
optrekken zoals bij taxi's en politie‐
voertuigen, ritten met een aanhanger, ritten in de bergen, ritten op slechte
en rulle wegdekken, ernstige lucht‐
vervuiling, zand en veel stof in de
lucht, ritten op grote hoogte en grote
temperatuurschommelingen.
In deze zware omstandigheden
moeten bepaalde onderhoudswerk‐ zaamheden wellicht vaker dan met
het reguliere service-interval dat op
het service-display verschijnt wordenverricht. Raadpleeg een werkplaats voor aangepaste onderhoudssche‐
ma's.
Servicedisplay 3 95.
Service-intervallen - landengroep
1
Aan de auto moet om de 25000 km
onderhoud gepleegd worden, of na
één jaar, wat het eerst voorkomt,
tenzij anders vermeld op het service-
display.
De service-intervallen gelden voor de volgende landen:
Andorra, Oostenrijk, België, Cyprus,
Denemarken, Finland, Frankrijk,
Duitsland, Griekenland, IJsland,
Ierland, Italië, Liechtenstein, Luxem‐
burg, Malta, Monaco, Nederland,
Noorwegen, Portugal, San Marino,
Spanje, Zweden, Zwitserland, Vere‐
nigd Koninkrijk.
Service-intervallen - landengroep
2
Aan uw auto met motortype DV6FC
moet om de 25000 km onderhoud
gepleegd worden, of na één jaar, wat
250Service en onderhoudhet eerst voorkomt, tenzij anders
vermeld op het service-display. Aan
de auto moet om de 15000 km onder‐ houd gepleegd worden, of na één
jaar, wat het eerst voorkomt, tenzij
anders vermeld op het service-
display.
De service-intervallen gelden voor de
volgende landen:
Albanië, Estland, Letland, Litouwen,
Macedonië, Montenegro, Polen,
Servië, Slovenië.
Service-intervallen - landengroep
3
Aan uw auto met motortype DV6FC
moet om de 25000 km onderhoud
gepleegd worden, of na één jaar, wat
het eerst voorkomt, tenzij anders
vermeld op het service-display. Aan
een auto met motortype EB2DTS
moet om de 10000 km onderhoud gepleegd worden, of na één jaar, wat
het eerst voorkomt, tenzij anders
vermeld op het service-display. Aan
een auto met een ander motortype
dan genoemd moet om de
15000 km onderhoud gepleegdworden, of na één jaar, wat het eerst
voorkomt, tenzij anders vermeld op
het service-display.
De service-intervallen gelden voor de volgende landen:
Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Kroa‐ tië, Republiek Tsjechië, Hongarije,
Roemenië, Slowakije.
Service-intervallen - landengroep
4
Aan de auto moet om de 10000 km
onderhoud gepleegd worden, of na
één jaar, wat het eerst voorkomt,
tenzij anders vermeld op het service-
display.
Deze service-intervallen gelden voor
de landen die niet behoren tot land‐
engroep 1, 2 of 3.
Registraties Uitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde
plaatsen in het service- en garantie‐
boekje. De datum en afgelezen kilo‐
meterstand worden bevestigd met
stempel en handtekening van de
uitvoerende werkplaats.Zorg ervoor dat het service- en garan‐
tieboekje correct wordt ingevuld,
omdat een sluitend bewijs van
service essentieel is bij aanspraken
op garantie of goodwill en tevens een pluspunt is bij verkoop van de auto.
Service en onderhoud251Aanbevolen
vloeistoffen,
smeermiddelen en
onderdelen
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen
Gebruik uitsluitend producten die aan de aanbevolen specificaties voldoen.9 Waarschuwing
Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk
en mogelijk giftig. Voorzichtig
hanteren. Informatie op de verpak‐ king in acht nemen.
Motorolie
Motorolie wordt ingedeeld op basis van kwaliteit en viscositeit. Bij de
keuze van motorolie is kwaliteit
belangrijker dan viscositeit. Door de
oliekwaliteit blijft o.a. de motor
schoon, is de slijtage minimaal en
veroudert de olie minder snel. De
viscositeit geeft informatie over de
dikte van de olie bij diverse tempera‐
turen.
Dexos is de nieuwste kwaliteit motor‐ olie, en biedt optimale beschermingvoor benzine- en dieselmotoren.
Indien deze niet voorhanden i,s moet motorolie van een andere gerenom‐
meerde kwaliteit worden gebruikt.
Aanbevelingen voor benzinemotoren zijn ook geldig voor motoren met de
brandstoffen Compressed Natural
Gas (CNG), Liquified Petroleum Gas
(LPG) en Ethanol (E85).
Kies de juiste motorolie op basis van
zijn kwaliteit en de minimale omge‐
vingstemperatuur 3 255.
Motorolie bijvullenVoorzichtig
Verwijder gemorste olie met een
doek en doe deze op de juiste
wijze weg.
Motoroliesoorten van verschillende fabrikanten en merken kunnen
worden gemengd zolang ze voldoen
aan de vereiste motoroliecriteria
kwaliteit en viscositeit.
Gebruik van motoroliën voor alle
benzinemotoren met alleen ACEA-
kwaliteit is verboden, aangezien dit
onder bepaalde omstandigheden
motorschade kan veroorzaken.
Kies de juiste motorolie op basis van
zijn kwaliteit en de minimale omge‐
vingstemperatuur 3 255.
Extra motorolieadditieven
Het gebruik van extra motorolieaddi‐
tieven kan schade tot gevolg hebben
en de garantie ongeldig maken.
Motorolieviscositeitswaarden
De SAE-viscositeitswaarde geeft
informatie over de dikte van de olie.
Multigrade-olie wordt geklasseerd
door twee cijfers, bijv. SAE 5W-30.
Het eerste cijfer, gevolgd door een W,
geeft de viscositeit bij lage tempera‐
turen, het tweede cijfer de viscositeit
bij hoge temperaturen aan.