Page 6 of 275

4Inleiding● Richtingaanduidingen in debeschrijvingen, zoals links,
rechts, voor of achter moeten
altijd met de blik in de rijrichting
worden gezien.
● Displays ondersteunen mogelijk uw specifieke taal niet.
● Displayteksten en opschriften in het interieur zijn vet gedrukt.
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig9 Gevaar
Teksten met de vermelding
9 Gevaar wijzen op een mogelijk
levensgevaar. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan levensge‐ vaar inhouden.
9 Waarschuwing
Teksten met de vermelding
9 Waarschuwing wijzen op een
mogelijk gevaar voor ongelukken
of verwondingen. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan tot
verwondingen leiden.Voorzichtig
Teksten met de vermelding
Voorzichtig wijzen erop dat de
auto mogelijk beschadigd kan
raken. Het niet naleven van deze
richtlijnen kan tot beschadiging
van de auto leiden.
Symbolen
Verwijzingen naar andere pagina's
worden aangeduid met 3. 3 betekent
"zie pagina".
Paginaverwijzingen en lemma's in de
index verwijzen naar de ingespron‐
gen koppen in de inhoudsopgave.
We wensen u vele uren autorijplezier. Uw Opel-team
Page 58 of 275

56Stoelen, veiligheidssystemen9Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit
omdoen.
Inzittenden die geen gebruik
maken van de veiligheidsgordel
brengen bij eventuele aanrijdin‐
gen medepassagiers en zichzelf in gevaar.
Veiligheidsgordels zijn bedoeld voor
gebruik door slechts één persoon
tegelijk. Kinderveiligheidssysteem
3 65.
Alle onderdelen van het gordelsys‐
teem regelmatig op schade, veront‐
reiniging en juiste werking controle‐
ren.
Laat beschadigde componenten
vervangen door een werkplaats. Na
een aanrijding de veiligheidsgordels
en de gordelspanners door een werk‐ plaats laten vervangen.
Let op
Zorg dat de veiligheidsgordels niet door schoenen of voorwerpen met
scherpe randen beschadigd raken
klem komen te zitten. Oprolautoma‐
ten vrijhouden van vuil.
Gordelaanbieder
De gordelaanbieder is een comfort‐
functie waarmee de passagiers
voorin de veiligheidsgordels comfor‐
tabel kunnen omdoen door de
gordels naar voren te brengen.De aanbieder komt eruit wanneer:
● Het betreffende portier wordt gesloten en het contact wordt
ingeschakeld.
● Het contact aan is en het portier wordt gesloten.
De aanbieder gaat terug wanneer: ● Het betreffende portier weer wordt geopend.
● De sleutel uit het contactslot wordt getrokken.
● De betreffende veiligheidsgor‐ delgesp in het slot wordt gesto‐
ken.
● Een inactieve periode van 45 seconden.
● De auto gedurende langer dan 15 seconden met een snelheid
van meer dan 6 km/u rijdt.
Duw de gordelaanbieder zachtjes
terug als deze niet uit zichzelf terug
gaat.
Page 59 of 275

Stoelen, veiligheidssystemen57GordelwaarschuwingDe voorstoelen zijn met een gordel‐
verklikker uitgerust, aangegeven voor
de bestuurdersstoel als controlelamp
X in de toerenteller 3 91 en voor de
passagiersstoel in de middenconsole
3 88.
Veiligheidsgordelkrachtbegren‐
zers
De gordelkrachtbegrenzers van alle stoelen beperken de krachten die inwerken op de inzittenden, doordat
de gordels tijdens een botsing gelei‐
delijk worden ontspannen.
Gordelspanners
De gordelsloten van alle stoelen worden bij een voldoende zware fron‐ tale botsing of bij een aanrijding van
achteren strakgetrokken.9 Waarschuwing
Onjuist handelen (bijv. het verwij‐
deren of aanbrengen van gordels) kan de gordelspanners in werking
stellen.
Geactiveerde gordelspanners zijn te
herkennen aan de voortdurend bran‐
dende controlelamp v 3 91.
Geactiveerde gordelspanners door een werkplaats laten vervangen.
Gordelspanners worden slechts
eenmaal geactiveerd.
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐ res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners
kunnen verstoren. Geen aanpassin‐
gen aan onderdelen van de gordel‐
spanners aanbrengen, anders
vervalt de typegoedkeuring van de auto.Driepuntsgordel
Omdoen
Gordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs
halen en de gesp in het slot steken.
Heupgordel tijdens het rijden van tijd
tot tijd strak trekken door aan de
schoudergordel te trekken.
Page 70 of 275

68Stoelen, veiligheidssystemenInbouwposities kinderveiligheidssystemenToegestane mogelijkheden voor de bevestiging van een kinderveiligheidssysteemGewichtsklasse
Op passagiersstoel
Op zitplaatsen achterin
geactiveerde airbaggedeactiveerde airbagGroep 0: tot 10 kgXU 1UGroep 0+: tot 13 kgXU 1UGroep I: 9 tot 18 kgXU1U2Groep II: 15 tot 25 kgXXUGroep III: 22 tot 36 kgXXU1:Als het kinderveiligheidssysteem met een driepuntsveiligheidsgordel wordt vastgezet, zet de stoel dan naar achteren
en in de hoogste stand. Zet de rugleuning zo ver als noodzakelijk rechtop, zodat de gordel bij de gesp gespannen is.2:Verwijder bij het gebruik van kinderveiligheidssystemen in deze gewichtsgroep de hoofdsteun achter 3 46.U:Universeel bruikbaar in combinatie met een driepuntsveiligheidsgordel.X:Kinderveiligheidssystemen zijn in deze gewichtsgroep niet toegestaan.
Toegestane mogelijkheden voor de bevestiging van een ISOFIX-kinderveiligheidssysteem
GewichtsklasseMaatklasseBevestigingOp passagiersstoelOp zitplaatsen achterinGroep 0: tot 10 kgEISO/R1XIL *Groep 0+: tot 13 kgEISO/R1XIL *DISO/R2XIL *CISO/R3XIL *
Page 83 of 275
Instrumenten en bedieningselementen81Instelbare gevoeligheid van de
regensensor
Wisserhendel in stand INT.
Draai aan het stelwiel om de gevoe‐
ligheid van de regensensor in te stel‐
len.
De regensensor registreert de
hoeveelheid neerslag op de voorruit
en stuurt automatisch de wisfrequen‐ tie en de -snelheid aan.
Na 20 seconden zonder wisactiviteit
gaan de wisserarmen iets omlaag
naar de parkeerstand.
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Voorruit- en koplampsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit
gespoten en de ruitenwisser maakt enkele slagen.
Als de koplampen branden, wordt er
ook sproeiervloeistof op de koplam‐
pen gesproeid als u lang genoeg aan
de hendel trekt. Daarna zijn de
koplampsproeiers niet te gebruiken
gedurende 5 sproeicycli of tot de
motor of de koplampen uit- en
opnieuw worden aangezet.
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt
onmiddellijk aangeduid, een stij‐
gende temperatuur met enige vertra‐
ging.
Page 88 of 275

86Instrumenten en bedieningselementenDagteller
W geeft de gemeten afstand weer
sinds de laatste reset.
De auto is uitgevoerd met twee
dagtellers voor verschillende tochten.
Selecteer pagina W1 of
pagina W2 door aan het stelwiel op
de richtingaanwijzer te draaien.
Beide dagtellers kunnen na het
inschakelen van het contact worden
teruggezet: selecteer de desbetref‐
fende pagina, houd de terugzetknop
enkele seconden ingedrukt of druk op de richtingaanwijzer op SET/CLR.
De dagteller telt tot een afstand van
9.999 km en start dan weer op 0.
Driver Information Center 3 97.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan.
In elke versnelling omwille van het brandstofverbruik zo veel mogelijkmet een laag toerental rijden.
Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Brandstofmeter
Geeft het brandstofpeil in de tank
aan.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp i. Meteen tanken
wanneer deze knippert.
Tank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Page 103 of 275

Instrumenten en bedieningselementen101Eco-indexdisplay: Het huidige
brandstofverbruik wordt weerge‐
geven op een gesegmenteerd display. Pas voor een zuinige
rijstijl uw rijstijl zodanig aan dat
de gevulde segmenten binnen de Eco-zone blijven. Hoe meer
segmenten er gevuld zijn, hoe
hoger het brandstofverbruik.
Tegelijkertijd wordt de huidige
verbruikswaarde weergegeven.
● Grootverbruikers : Lijst met groot‐
ste momenteel ingeschakelde
comfortgebruikers verschijnt in
aflopende volgorde. De moge‐
lijke brandstofbesparing wordt
weergegeven. Een uitgescha‐
kelde verbruiker verdwijnt van de
lijst en de verbruikswaarde wordt bijgewerkt.
Incidenteel wordt de achterruit‐
verwarming automatisch geacti‐
veerd om de motor zwaarder te
belasten. In dat geval wordt de
achterruitverwarming aangeduid
als een van de grootste verbrui‐
kers, zonder dat de bestuurder
deze heeft geactiveerd.
● Zuinig rijden : Toont de ontwikke‐
ling van het gemiddelde verbruik
over een afstand van 50 km.
Gevulde segmenten tonen het
verbruik in stappen van 5 km en
tonen de gevolgen van het terrein of het rijgedrag voor het brand‐
stofverbruik.
Info-Display
Afhankelijk van de modelspecifieke
uitvoering heeft de auto een Graphic- Info-Display of een Colour-Info-
Display.
Het Info-Display bevindt zich in het
instrumentenbord boven het "Info‐
tainment"-systeem.
Graphic-Info-Display
Page 132 of 275

130KlimaatregelingOntwasemen en ontdooien
●V indrukken: aanjager schakelt
automatisch over op hogere snel‐
heid, de luchtstroom wordt op de voorruit gericht.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Airconditioning
Naast het verwarmings- en ventilatie‐systeem kunnen de volgende functiesvia het airconditioningssysteem
worden geregeld:
n:koeling4:luchtrecirculatie
Verwarmde stoelen ß 3 55,
Verwarmd stuurwiel * 3 79.
Koeling n
Druk op n om naar koeling om te
schakelen. De LED in de knop brandt
om activering aan te geven. Koeling
werkt alleen bij een draaiende motor
en ingeschakelde aanjager van de
klimaatregeling.
Druk opnieuw op n om koeling uit te
schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht van zodra de
buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan
condens vormen en onder de auto op
de grond druppelen.