Instrumenten en bedieningsorganen101Raak + en - om de instellingen te
veranderen.
8'' Colour-Info-Display
Druk op ; en selecteer vervolgens
het pictogram Instellingen.
Selecteer Tijd en datum .
Tijd instellen
Selecteer Tijd instellen om het betref‐
fende submenu te openen.
Selecteer Auto inst. onder in het
scherm. Activeer Aan - RDS of Uit -
handmatig .
Als u Uit - handmatig selecteert, kunt
u de uren en minuten instellen met
n en o.
Raak 12-24 u rechts in het scherm
aan om een tijdmodus te selecteren.
Als de 12-uurs modus wordt geselec‐ teerd, verschijnt er een derde kolomvoor AM of PM. Selecteer de gewen‐
ste optie.
Datum instellen
Selecteer Datum instellen om het
betreffende submenu te openen.
Let op
Is de datum automatisch geregeld,
dan is deze menu-optie niet beschik‐
baar.
Selecteer Auto inst. onder in het
scherm. Activeer Aan - RDS of Uit -
handmatig .
Als u Uit - handmatig selecteert, kunt
u de datum met n en o instellen.
Klokweergave
Selecteer Weergave klok om het
betreffende submenu te openen.
Selecteer Uit om de digitale klokweer‐
gave in de menu's uit te schakelen.Elektrische aansluitingen
Er zit een 12 V aansluitcontact in de
middenconsole. Wanneer het contact is uitgeschakeld, is deze aansluiting
gedeactiveerd.
Instrumenten en bedieningsorganen111Door X in te drukken kunt u wisselen
tussen het gebruik van benzine en
aardgas.
De led-status toont de huidige
werkingsmodus.Led uit:rijden op benzineLed aan:rijden op aardgasLed knip‐
pert gedu‐
rende
ongeveer
vijf
seconden:ander type brandstof is
geselecteerd maar
wisselen is niet moge‐
lijkLed
knippert:bezig met overgaan
naar ander type brand‐ stof, knipperen stopt
als dit voltooid is
Wisselen is niet mogelijk bij zware
belading (bijv. krachtig accelereren,
rijden met plankgas).
Als de keuzeschakelaar binnen korte
tijd meerdere keren wordt bediend,
treedt er een overschakelblokkering
in werking. De motor blijft rijden op de
eerder geselecteerde brandstof. De
blokkering is actief totdat de ontste‐ king wordt uitgeschakeld.
Bij rijden op benzine rekeningenhouden met een gering verlies van
vermogen en draaimoment. Daarom
rijstijl, bijv. bij inhaalmanoeuvres, en
zware belasting van de auto (bijv.
door een aanhanger) overeenkom‐
stig aanpassen.
De auto verbruikt benzine bij het star‐
ten van de motor en soms zelfs bij het rijden op aardgas. Het benzinever‐
bruik bij het rijden op aardgas kan
variëren met het rijgedrag (bijv. zware
belasting of trekken). Bij een laag
brandstofpeil wordt dit gemeld op het
display als herinnering om te tanken.
Let op
Zorg dat er altijd voldoende benzine in de tank zit.
Brandstof voor rijden op aardgas
3 233.Geforceerd wisselen van
brandstoftypeAardgastank is bijna leeg
Zodra de aardgastank leeg is, scha‐
kelt het systeem over op benzine.
Handmatig overschakelen op aard‐
gas is niet mogelijk totdat het systeem
tanken van aardgas detecteert.
Voordat de benzine bijna op is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt dat niet kan worden weggedrukt.De benzinetank is bijna leeg terwijl er nog aardgas is
Als het brandstofpeil in de tank tot
onder een bepaald niveau daalt,
wordt rijden op aardgas automatisch
ingeschakeld mits er voldoende aard‐
gas in de tank zit. Handmatig over‐
schakelen op benzine is niet mogelijk.
Voordat de brandstof in beide syste‐
men bijna op is, verschijnt er een
waarschuwingsbericht dat niet kan
worden weggedrukt.
112Instrumenten en bedieningsorganenKoelvloeistoftemperatuur‐meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
50:motor nog niet op
bedrijfstemperatuurmiddelste
gedeelte:normale bedrijfstem‐
peratuur130:koelvloeistoftempera‐
tuur te hoogVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit informeert u wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
De resterende levensduur van de olie wordt weergegeven op het Driver
Information Center 3 120.
Selecteer op het Midlevel-display het
menu Instellingen door op MENU op
de richtingaanwijzerhendel te druk‐
ken. Draai aan het stelwiel om de
pagina Resterende levensduur olie te
selecteren.
Instrumenten en bedieningsorganen113
Selecteer op het Uplevel-display het
menu Info door op p op het stuurwiel
te drukken. Druk op P om de modus
Resterende levensduur olie te selec‐
teren.
De resterende levensduur van de olie wordt aangeduid met een percen‐
tage.
Terugzetten Druk op het Midlevel-display gedu‐
rende enkele seconden op SET/CLR
op de richtingaanwijzer om terug te
zetten. Het contact moet ingescha‐
keld zijn maar de motor moet niet
draaien.
Druk op het Uplevel-display op > op
het stuurwiel om de onderliggende
map te openen. Selecteer Reset en
bevestig dit door gedurende enkele
seconden op 9 te drukken. Het
contact moet ingeschakeld zijn maar
de motor moet niet draaien.
Bij het verversen van de olie moet het
systeem altijd worden teruggezet om
goed te kunnen werken. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Volgende onderhoudsbeurt Wanneer het systeem heeft berekend
dat de gebruiksduur van de motorolie is verstreken, verschijnt Motorolie
spoedig verversen op het Driver Infor‐
mation Center. Laat de motorolie en
het oliefilter binnen een week of
500 km door een werkplaats vervan‐
gen (wat het eerst voorkomt).
Service-informatie 3 293.
Controlelampen
De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze beschrijving geldt voor alle instru‐mentuitvoeringen. Afhankelijk van deuitrusting kan de plaats van de
controlelampjes variëren. Bij het
inschakelen van de ontsteking lichten de meeste controlelampen korte tijd
op bij wijze van functietest.
Betekenis kleuren controlelampen:rood:gevaar, belangrijke herinne‐
ringgeel:waarschuwing, aanwijzing,
storinggroen:inschakelbevestigingblauw:inschakelbevestigingwit:inschakelbevestiging
Kijk naar alle controlelampjes op de
verschillende instrumentengroepen
3 105.
Richtingaanwijzers O brandt of knippert groen.
Brandt korte tijd De parkeerlichten zijn ingeschakeld.
Knippert Een richtingaanwijzer of de alarm‐knipperlichten zijn geactiveerd.
114Instrumenten en bedieningsorganenSnel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering defect, rich‐
tingaanwijzer aanhanger defect.
Gloeilamp vervangen 3 251, zeke‐
ringen 3 261.
Richtingaanwijzers 3 149.
Gordelverklikker Gordelverklikker op de
voorstoelen
X van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood op de instrumenten‐
groep.
k van de passagiersstoel voorin
brandt of knippert rood op de dakcon‐ sole wanneer de stoel bezet is.
Brandt
Na het inschakelen van de ontste‐
king, totdat de veiligheidsgordel is
omgedaan.
Knippert
Na het starten van de motor gedu‐ rende maximaal 100 seconden totdat
de gordel is vastgemaakt.
Status veiligheidsgordel op
zitplaatsen achterin (auto's met
Midlevel-display)
X brandt of knippert wit of grijs op het
Driver Information Center, na het star‐ ten van de motor.
Brandt wit
De veiligheidsgordel is losgemaakt.
Brandt grijs
De veiligheidsgordel is vastgemaakt.
Knippert wit of grijs
Vastgemaakte veiligheidsgordel is
losgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 59.Status veiligheidsgordel op
zitplaatsen achterin (auto's met
Uplevel-display)
X brandt groen of grijs of knippert
geel op het Driver Information Center, na het starten van de motor.
Brandt grijs
De veiligheidsgordel is losgemaakt.
Brandt groen
De veiligheidsgordel is vastgemaakt.
Knippert geel
Vastgemaakte veiligheidsgordel is
losgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 59.
Airbag en gordelspanners v brandt rood.
Bij het inschakelen van het contact
brandt de controlelamp ca.
vier seconden. Brandt deze niet,
dooft deze niet na vier seconden of
licht deze tijdens het rijden op, dan is
er een storing in het airbagsysteem.
De hulp van een werkplaats inroepen.
120Instrumenten en bedieningsorganenBrandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen Snelheidsbegrenzer is actief. Inge‐
stelde snelheid wordt aangegeven bij
symbool L.
Snelheidsbegrenzer 3 197.
Verkeersbordherkenning L geeft gedetecteerde verkeersbor‐
den als controlelampje weer.
Verkeersbordherkenning 3 225.
Portier open h brandt rood.
Een portier of de achterklep is
geopend.Displays
Driver Information Center
Het Driver Information Center is
ondergebracht in de instrumenten‐
groep.
Afhankelijk van de versie en de instru‐
mentengroep is het Driver Informa‐
tion Center verkrijgbaar als Midlevel-
display of Uplevel-display.
De indicatie op het Driver Information Center is afhankelijk van de uitrus‐
ting:
● kilometerteller en dagteller
● voertuiginformatie
● rit-/brandstofinformatie
● informatie over zuinig rijden
● boord- en waarschuwingsinfor‐ matie
● audio- en Infotainmentinformatie
● telefooninformatie
● navigatie-informatie
● auto-instellingenMidlevel-display
Hoofdmenu's zijn: ● Rit-/brandstofinformatie, weer‐ gegeven door ;, zie beschrij‐
ving hieronder.
● Voertuiginformatie, weergege‐ ven door ?, zie beschrijving
hieronder.
● Eco-informatie, weergegeven door @, zie beschrijving hier‐
onder.
Enkele van de weergegeven functies zijn verschillend bij een rijdende of
stilstaande auto en bepaalde functies
zijn alleen actief als met de auto wordt gereden.
Instrumenten en bedieningsorganen121Menu’s en functies selecteren
U selecteert de menu’s en functies
met de knoppen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Druk op MENU om tussen de hoofd‐
menu's te schakelen of om vanuit een
submenu één niveau terug te gaan.
Draai aan het stelwiel om een
submenu van het hoofdmenu te
selecteren of om een numerieke
waarde in te stellen.
Druk op SET/CLR om een functie te
selecteren en te bevestigen.
Eventueel verschijnt er boord- en onderhoudsinformatie op het DriverInformation Center. Bevestig berich‐
ten door op SET/CLR te drukken.
Boordinformatie 3 129.
Uplevel-display
Hoofdmenu's zijn: ● Rit-/brandstofinformatie, weer‐ gegeven door Info, zie beschrij‐
ving hieronder.
● Audio-informatie, weergegeven door Audio , zie beschrijving hier‐
onder.
● Telefooninformatie, weergege‐ ven door Telefoon, zie beschrij‐
ving hieronder.
● Navigatie-informatie, weergege‐ ven door Navigatie, zie beschrij‐
ving hieronder.
● Voertuiginformatie, weergege‐ ven door Opties, zie beschrijving
hieronder.
Enkele van de weergegeven functies
zijn verschillend bij een rijdende of
stilstaande auto en bepaalde functies
zijn alleen actief als met de auto wordt gereden.
Menu’s en functies selecteren
De menu's en functies kunnen
worden geselecteerd met de knoppen rechts in het stuurwiel.
122Instrumenten en bedieningsorganen
● Druk op p om de hoofdmenupa‐
gina te openen.
● Selecteer een hoofdmenupagina met Q of P.
● Bevestig een hoofdmenupagina met 9.
Druk na het selecteren van een
hoofdmenupagina op Q of P om
subpagina's te selecteren.
● Druk op q om een volgende map
van de geselecteerde subpagina
te openen.
● Druk op Q of P om functies te
selecteren of zo nodig een nume‐ rieke waarde in te stellen.
● Druk op 9 om een functie te
selecteren en te bevestigen.
Indien nodig verschijnt er boord- en
onderhoudsinformatie op het Driver Information Center.
Bevestig berichten door op 9 te druk‐
ken.
Boordinformatie 3 129.
Menu Rit- /
brandstofinformatie, ; of Info
De onderstaande lijst bevat alle
mogelijke pagina's van het menu Info. Sommige zijn voor uw specifieke auto
wellicht niet beschikbaar. Afhankelijk
van het display worden sommige
functies als symbool weergegeven.
Draai aan het stelwiel of druk op Q of
P om een pagina te selecteren:
● Dagteller 1/2 of A/B
● Gemiddeld brandstofverbruik● Gemiddelde snelheid
● Digitale snelheid
● Actieradius brandstof
● Actueel brandstofverbruik
● Resterende levensduur olie
● Bandenspanning
● Verkeersbordherkenning
● Afstand tot voorligger
● Timer
● Buitentemperatuur
● AdBlue-peil
Op het Midlevel-display worden de
pagina's Resterende levensduur van
de olie, Bandenspanning, Verkeers‐
bordherkenning en Afstand tot voor‐
ligger weergegeven in het menu
Voertuiginformatie; selecteer ?.
Dagteller 1/2 of A/B
De dagteller geeft de huidige afstand
vanaf een bepaalde reset weer.
Dagteller telt op tot een afstand van
9999 km en begint dan weer bij 0.
Druk enkele seconden op SET/CLR
om deze op het Midlevel-display te
resetten.