122InfotainmentsysteemBladerfunctie voor tekst
Als er lange tekst op het scherm
verschijnt, zoals bij titels van
nummers en zendernamen, kan de
tekst continu over het scherm rollen of
kan deze eenmaal over het scherm
rollen en dan in verkorte vorm worden weergegeven.
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Instellingen .
Activeer Tekst scrollen als de tekst
continu moet doorlopen.
Deactiveer de instelling als de tekst in
blokken moet worden doorlopen.
Displayinstellingen
Er zijn verschillende weergaveopties.
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Instellingen . Blader door de
lijst en selecteer Displayinstellingen .
Selecteer de gewenste optie.
Wi-Fi-instellingen
Via het menu Wi-Fi kunt u verbinding
maken met een beschikbaar Wi-Fi-
netwerk.
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Instellingen en dan Wi-Fi
om het desbetreffende submenu
weer te geven.
Configuratie van Wi-Fi
Activeer of deactiveer Wi-Fi.
Infotainmentsysteem125Afstemmen op zender
Druk op x op het scherm. Het afstem‐
display verschijnt.
Voer de gewenste frequentie in.
Gebruik { om de ingevoerde cijfers
te verwijderen. Selecteer x om de
hele invoer te verwijderen. Druk zo nodig op d of c om vervolgens de
invoer te wijzigen.
Let op
Het systeem voegt automatisch een
" ." op de juiste plaats tussen de
cijfers toe.
Zenderlijsten
Zenders
Selecteer Menu om het betreffende
golfbandspecifieke submenu te
openen.
Selecteer het tabblad Zoek naar
audio en selecteer de betreffende
zenderlijst, bijv. FM-stations. Alle
zenders die op de betreffende golf‐
band en in het huidige ontvangstge‐ bied kunnen worden vervangen,worden getoond.
Of selecteer het tabblad met het golf‐ bandsymbool, bijv ~ om de
zenders direct op te roepen.
Selecteer de gewenste zender.
Categorieën
Tal van radiozenders zenden een
PTY-code uit die het uitgezonden
programmatype aangeeft (bijv.
nieuws). Sommige zenders wijzigen
afhankelijk van de inhoud die op dat
moment wordt uitgezonden ook de
PTY-code.
Het Infotainmentsysteem slaat deze
zenders, gesorteerd op programma‐
type, in de desbetreffende categorie‐
lijst op.
Let op
De lijstoptie voor categorieën is
alleen beschikbaar voor de FM- en
DAB-golfband.
Selecteer Menu en vervolgens het
tabblad Zoek naar audio om naar een
zender van een bepaald programma‐ type te zoeken. Selecteer FM-
categorieën of DAB-categorieën .
Er verschijnt een lijst met momenteel beschikbare programmatypes.
Infotainmentsysteem127Voordelen van RDS● Op het display verschijnt de programmanaam van de zender
in plaats van de frequentie.
● Tijdens het zoeken naar zenders
stemt het Infotainmentsysteem
alleen af op RDS-zenders.
● Het Infotainmentsysteem stemt altijd af op de zendfrequentie vande ingestelde zender met de
beste ontvangst via AF (alterna‐ tieve frequentie).
● Afhankelijk van de ontvangen zender geeft het Infotainment‐
systeem radioteksten weer met
bv. informatie over het actuele
programma.
RDS-configuratie
De RDS-functies kunnen worden
gebruikt wanneer RDS is geacti‐
veerd.
Activeer de FM-golfband. Selecteer Menu om het betreffende golfband‐
specifieke submenu te openen en
selecteer het tabblad Audio instelling.
Activeer of deactiveer RDS.
Verkeersinformatie
Verkeersinformatiezenders zijn RDS- zenders die verkeersinformatie
uitzenden. Als verkeersinformatie is
ingeschakeld, wordt de actieve audi‐
obron voor de duur van het verkeers‐
bericht onderbroken.
Activeer de FM-golfband. Selecteer Menu om het betreffende golfband‐
specifieke submenu te openen.
Druk op de schermtoets naast
Verkeersprogramma om de functie te
activeren of deactiveren.
Als er een verkeersbericht op de
desbetreffende zender wordt uitge‐ zonden, verschijnt er een bericht.
Druk op het scherm of druk op m om
de melding te onderbreken en naar
de laatst geactiveerde functie te
gaan.
Regio-instelling
Soms zenden RDS-zenders regio‐
naal verschillende programma's op
verschillende frequenties uit.
Als de regio-instelling is geactiveerd, worden er indien nodig andere
frequenties met dezelfde regionale
programma's geselecteerd. Is de
regio-instelling uitgeschakeld,
worden alternatieve frequenties voor
de zenders geselecteerd zonder
rekening te houden met regionale
programma's.
Activeer de FM-golfband. Selecteer Menu om het betreffende golfband‐
specifieke submenu te openen en
selecteer het tabblad Audio instelling.
Activeer of deactiveer Regionaal.
Infotainmentsysteem135
Raak het scherm aan om de menu‐
balk te verbergen. Raak het scherm
nogmaals aan om de menubalk weer te tonen.
Functietoetsen
Volgende of vorige afbeelding
bekijken
Raak j aan om de volgende afbeel‐
ding te bekijken.
Raak i aan om de vorige afbeelding
te bekijken.
Een afbeelding draaien
Selecteer v om de afbeelding te
draaien.
Inzoomen op een afbeelding
Druk op ½ om in te zoomen op een
afbeelding of om terug te keren naar
het oorspronkelijke formaat.
Een diavoorstelling bekijken
Selecteer r om de afbeeldingen op
het USB-apparaat als diavoorstelling
te bekijken.
Druk op het scherm om de diavoor‐
stelling te beëindigen.
Menu Afbeeldingen Selecteer Menu om Afbeeldingmenu
weer te geven.Tijd diavoorstelling
Selecteer Duur diavoorstelling om
een lijst met mogelijkheden voor het tijdsverloop weer te geven. Activeer
de gewenste tijd voor een afbeelding
in een diavoorstelling.
Klok- en temperatuurweergave
Activeer voor het weergeven van tijd
en temperatuur in de volledige-
schermmodus Weergave klok/
temperatuur .
Display-instellingen
Selecteer Displayinstellingen om een
submenu voor de helderheid en het
contrast te openen.
Druk op + of - om de instellingen aan
te passen.
Films afspelen
U kunt films bekijken vanaf een USB-
apparaat dat op de USB-poort is
aangesloten.
Let op
Voor uw eigen veiligheid werkt de
filmfunctie onderweg niet.
Infotainmentsysteem137
Klok- en temperatuurweergave
Activeer voor het weergeven van tijd
en temperatuur in de volledige-
schermmodus Weergave klok/
temperatuur .
Display-instellingen
Selecteer Displayinstellingen om een
submenu voor de helderheid en het
contrast te openen.
Druk op + of - om de instellingen aan
te passen.
Smartphone-applicaties
gebruiken
De smartphone-applicaties Apple
CarPlay™ en Android™ Auto geven de geselecteerde apps van uw smart‐ phone weer op het Info-Display. U
kunt ze bedienen met de bedienings‐
elementen van het Infotainmentsys‐
teem.
Controleer bij de fabrikant van het apparaat of deze functie op uw smart‐
phone kan worden gebruikt en of de
applicatie beschikbaar is in het land
waar u zich bevindt.
De smartphone voorbereiden
Android-telefoon: Download de
Android Auto-app naar uw smart‐
phone vanaf de Google Play ™ Store.
iPhone: Controleer of Siri ®
op uw
smartphone geactiveerd is.
Telefoonweergave activeren in
het instellingenmenu
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.Selecteer Instellingen .
Blader door de lijst naar
Apple CarPlay of Android Auto .
Zorg ervoor dat de desbetreffende
applicatie is geactiveerd.
Mobiele telefoon verbinden
Sluit de smartphone aan op de USB- poort 3 130.
Wanneer u een apparaat voor het
eerst aansluit, kan er een toestem‐
mingsbericht m.b.t. privacy worden
getoond. Bevestig het bericht om
verder te gaan met de verbindings‐
procedure.
Telefoonweergave starten
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Projectie om de telefoon‐
weergavefunctie te starten.
Let op
Als de toepassing door het infotain‐
mentsysteem wordt herkend, kan
het toepassingspictogram wijzigen
in Apple CarPlay of Android Auto .
140InfotainmentsysteemEen apparaat koppelenOpmerkingen ● U kunt maximaal tien apparaten met het systeem koppelen.
● Er kan slechts één gekoppeld apparaat tegelijk met het Infotain‐
mentsysteem worden verbon‐
den.
● Koppelen is slechts één keer noodzakelijk, tenzij het apparaat
van de lijst met gekoppelde
apparaten wordt gewist. Als het
apparaat eerder verbonden was,
brengt het Infotainmentsysteem de verbinding automatisch tot
stand.
● Bij werken via Bluetooth wordt de
accu van het apparaat aanzienlijk
belast. Sluit het apparaat daarom
aan op een USB-poort, zodat het wordt opgeladen.
Een nieuw apparaat koppelen 1. Activeer de Bluetooth-functie van het Bluetooth-apparaat. Voor
nadere informatie verwijzen we u naar de gebruiksaanwijzing van
het Bluetooth-apparaat.2. Druk op p en selecteer 1 links‐
boven in het scherm om het over‐ zichtsscherm met de applicaties
op te roepen.
Selecteer Telefoon op het display
van het infotainmentsysteem. Het
menu Apparaten wordt weerge‐
geven.
Let op
Het menu Apparaten kan ook via het
instellingenmenu worden geopend:
Druk op p en selecteer 1 linksbo‐
ven in het scherm om het overzichts‐
scherm van de applicatie op te
roepen. Selecteer Instellingen.
Blader door de lijst en selecteer Apparaten .
3. Druk op App. toev.. Alle detec‐
teerbare Bluetooth-apparaten in
de omgeving verschijnen in een
nieuwe zoekresultatenlijst.
4. Selecteer de apparaatnaam van het Bluetooth-apparaat dat u wilt
koppelen.
5. Bevestig de berichten op het Bluetooth-apparaat en het info‐
tainmentsysteem.
6. Het Infotainmentsysteem en het apparaat zijn gekoppeld.
Infotainmentsysteem145Snelkiesnummers gebruiken
Snelkiesnummers die op de mobiele
telefoon zijn opgeslagen, kunt u ook
met het toetsenblok van het hoofd‐
menu telefoon kiezen.
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Telefoon.
Houd het desbetreffende getal op het toetsenblok ingedrukt om de oproep
te starten. Voor tweecijferige snel‐
kiestoetsen, selecteert u het eerste cijfer en houd u vervolgens het
tweede cijfer ingedrukt.
Inkomend telefoongesprek
Een oproep aannemen
Als er bij een inkomende oproep een
audiomodus, bijv. de radio- of USB-
modus, actief is, wordt het geluid van
de audiobron onderdrukt en blijft dit
zo tot de oproep is beëindigd.
U beantwoordt de oproep door v in
het bericht bovenop het scherm te
selecteren of door op w op het stuur‐
wiel te drukken.Het tabblad Z verschijnt, met daarop
informatie over de oproep.
Een oproep weigeren
U weigert de oproep door @ in het
bericht bovenop het scherm te selec‐
teren of door op n op het stuurwiel
te drukken.
Privacy-instellingen
Wanneer er een oproep binnenkomt,
verschijnt er een bericht op het Info-
Display met de naam en het nummer van de beller (indien beschikbaar).
Als Privacy is geactiveerd, verschijnt
informatie over de beller alleen in de
instrumentengroep.
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Instellingen en vervolgens
Bluetooth telefoon . Activeer of deac‐
tiveer Privacy .
Functies tijdens het gesprek Tijdens een telefoongesprek
verschijnt het hoofdmenu op het
display.Handsfree-modus tijdelijk
deactiveren
Activeer m om het gesprek via de
mobiele telefoon te vervolgen.
Deactiveer m om terug te keren naar
de handsfree-modus.
Microfoon tijdelijk deactiveren
Activeer n om de microfoon uit te
schakelen.
Deactiveer n om de microfoon weer
te activeren.
Een oproep in de wacht zetten
Tijdens een actieve telefoonoproep
verandert de schermtoets t in
Wacht. .
Selecteer Wacht. om de oproep in de
wacht te zetten.
Telefoongesprek beëindigen
Selecteer @ om het gesprek te
beëindigen.
Voicemailbox U kunt uw voicemailbox via het Info‐
tainmentsysteem bedienen.
Klimaatregeling149Automatische modus AUTO
Basisinstelling voor maximaal
comfort:
● Druk op AUTO, de luchtverdeling
en ventilatorsnelheid worden
automatisch geregeld. Het ledje
in de knop brandt om activering
aan te geven.
● Tik op Heat & A/C voor het
inschakelen van optimale
verwarming, koeling en ontwase‐
ming. Het ledje in de knop brandt om activering aan te geven.
● Stel de vooringestelde tempera‐ tuur in door aan de draaiknop
TEMP te draaien. De aanbevolen
temperatuur is 22 °C.
● Open alle luchtroosters voor opti‐
male luchtverdeling in de auto‐ matische modus.
U kunt de snelheidsregeling van de
aanjager in de automatische modus
veranderen op het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 93.
Temperatuur selecteren
Stel de temperatuur in op de gewen‐
ste waarde.
De geselecteerde temperatuur wordt
op het display aangegeven.
Let op
De vooringestelde temperatuur kan
alleen worden bereikt als
Heat & A/C is ingeschakeld.
Als de minimumtemperatuur Lo is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de Heat & A/C
is ingeschakeld.
Als de maximumtemperatuur Hi is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale verwarming, als de
Heat & A/C is ingeschakeld.