138Rijden en bedieningcontactsleutel lostrekt. Op een
oplopende helling bovendien de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien.
Schakel als de auto op een
aflopende helling staat de
achteruitversnelling in voordat
u de contactsleutel lostrekt.
Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ramen en het schuif‐ dak.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel
verdraaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
Voor auto's met geautomati‐
seerde versnellingsbak kan de
sleutel alleen uit het contactslot worden verwijderd wanneer de
handrem is aangetrokken.
● Vergrendel de auto.
● Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 173.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Let op
Bij een ongeval waarbij airbags
worden geactiveerd, wordt de motor automatisch uitgeschakeld als het
voertuig binnen een bepaalde tijd tot
stilstand komt.
Uitlaatgassen9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij
inademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de
passagiersruimte dringen, de
ruiten openen. Oorzaak van de
storing door een werkplaats laten
verhelpen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte
binnen kunnen dringen.
Rijden en bediening163van de achteruitversnelling begint
het systeem met inparkeren. Kijk
goed of de voorgestelde parkeerplek
inderdaad beschikbaar is.
Het systeem detecteert geen onre‐
gelmatigheden in het wegdek, bijv.
op bouwterreinen. De bestuurder
neemt de verantwoordelijkheid op
zich.
Let op
Bij het inschakelen van een vooruit‐
versnelling en het overschrijden van een bepaalde snelheid wordt de
parkeerhulp bij het uitschuiven van
het draagsysteem achterzijde
gedeactiveerd.
De eerste keer dat u de achteruit‐
versnelling inschakelt detecteert de
parkeerhulp het draagsysteem
achterzijde en klinkt er een akoes‐
tisch signaal. Druk kort op r of
D om de parkeerhulp te deactive‐
ren.
Let op
Na productie moet het systeem
worden gekalibreerd. Voor optimale
begeleiding tijdens het parkeren is
een rijafstand van ten minste 10 km ,
inclusief een aantal bochten, nodig.Dodehoeksysteem
Het dodehoeksysteem detecteert en
meldt objecten die zich, binnen een
specifieke dode hoek, aan weerszij‐
den van de auto bevinden. Het
systeem geeft een visueel alarm visu‐ eel in elke buitenspiegel bij het detec‐teren die in de binnen- en buitenspie‐ gels wellicht niet zichtbaar zijn.
Het dodehoeksysteem maakt gebruik van sommige sensoren van de
geavanceerde parkeerhulp in de
voor- en achterbumper aan beide
zijden van de auto.9 Waarschuwing
Het dodehoeksysteem ontslaat de
bestuurder niet van zijn/haar plichtom zelf te kijken.
Het systeem detecteert geen:
● auto's die zich buiten de dode hoeken bevinden, en die moge‐lijk snel naderen
● voetgangers, fietsers of dieren
Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de richtingaanwijzer.
Als het systeem tijdens het vooruitrij‐
den in de dode hoek een voertuig
detecteert, licht er zowel bij auto's die worden ingehaald of die u inhalen,
een geel waarschuwingssymbool B
in de desbetreffende buitenspiegel
op. Als u vervolgens de richtingaan‐
wijzers gebruikt, gaat het waarschu‐
wingssymbool B geel knipperen om
u te waarschuwen voor het wisselen
van rijstrook.
Let op
Als de inhalende auto minstens
10 km/u sneller rijdt dan de inge‐
haalde auto, licht het waarschu‐
wingssymbool B in de betreffende
buitenspiegel wellicht niet op.
172Verzorging van de autoVoorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een
takelwagen kunnen de spatlappen beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.
● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Brandstoftank helemaal vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed geventileerde ruimte parkeren.Eerste versnelling of achteruit‐
versnelling inschakelen. Voorko‐
men dat de auto kan gaan rollen.
● Handrem niet aantrekken.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt,
waaronder het diefstalalarmsys‐
teem.
Weer in gebruik nemen Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voor
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.Verwerking van sloopauto
Informatie over autodemontagebe‐
drijven en de recycling van sloopau‐
to's vindt u op onze website. Laat dit
werk uitsluitend over aan een erkend
autodemontagebedrijf.
Gasauto's moeten worden afgevoerd
door een speciaal daartoe bevoegd
bedrijf.
Verzorging van de auto177De accu ontkoppelenAls de boordaccu moet worden losge‐
koppeld (bijv. voor onderhoudswerk‐
zaamheden), moet de alarmsirene
als volgt worden gedeactiveerd:
Schakel het contact in en uit en
ontkoppel de boordaccu binnen
15 seconden.
Accu vervangen Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk
gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling of versto‐ ring van het stop-start-systeem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening open is, moet
deze met een afdekkap worden afge‐ sloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Zorg dat de accu altijd wordt vervan‐ gen door hetzelfde type accu.
Wij bevelen het gebruik aan van een
originele Opel-accu.Let op
Als u een andere AGM-accu
gebruikt dan de originele Opel accu,
kunnen slechtere prestaties het
gevolg zijn.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Accu opladen9 Waarschuwing
Voorkom bij auto's met Stop/Start-
systeem dat het oplaadpotentieel
niet hoger wordt dan 14,6 V bij
gebruik van een acculader.
Anders kan de accu van de auto
beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 212.
Stop/Start-systeem 3 135.
Waarschuwingslabel
Betekenis van symbolen:
● Geen vonken of open vlammen en niet roken.
● Bescherm de ogen altijd. Explo‐ sieve gassen kunnen blindheid of
letsel veroorzaken.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat aanleiding kan geven tot blind‐
heid of ernstige brandwonden.
192Verzorging van de autoNr.Stroomkring24Infotainmentsysteem25OnStar26Instrumentenpaneel27Stoelverwarming, bestuurder28–29–30Ontsteking31Diefstalalarmsysteem32Stoelverwarming, passagier33Verwarmd stuurwiel34–35–36–37Achterruitenwisser38Aansteker39Inductief opladen40–BoordgereedschapGereedschap
Auto's onder reservewiel
Bepaalde gereedschappen en het
sleepoog zitten in een gereedschaps‐ kist onder de vloerafdekplaat in de
bagageruimte. Verwijder bij versies
met opbergvak eerst het vak 3 67.
Bij versies met draagsysteem aan de
achterzijde of lpg-motor is het
gereedschap samen met het sleep‐
oog met een band aan de zijwand
links in de bagageruimte bevestigd.
248TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............221, 226
Aanduidingen op banden ..........194
Aansteker .................................... 82
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 171
Accu ........................................... 176
Achterlichten .............................. 182
Achterruitverwarming ................... 31
Achteruitrijlichten .......................118
Afmetingen auto ........................233
Airbag deactiveren ....................... 47 Airbag-deactivering ...................... 90
Airbag en gordelspanners ...........90
Airbaglabel.................................... 42
Airbagsysteem ............................. 42
Airconditioning ........................... 123
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 131
Alarmknipperlichten ...................116
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 132
Andere auto slepen ...................215
Antiblokkeersysteem .................145
Antiblokkeersysteem (ABS) .........92
Asbakken ..................................... 82
Autogegevens ............................ 226
Autokrik....................................... 192
Automatische dimfunctie .............29Automatische verlichting ............ 115
Automatisch vergrendelen ...........24
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 213
Auto stallen ................................. 172
Autostop ..................................... 135
B Bagageruimte ........................ 25, 66
Bagageruimte-afdekking .............67
Bandenreparatieset ...................200
Bandenspanning .......................194
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 93, 195
Bandenspanningswaarden ........235
Batterijspanning .........................104
Bedieningsorganen ......................75
Bekerhouders .............................. 54
Bekleding .................................... 219
Beladingsinformatie .....................72
Beslagen lampglazen ................118
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 150
Beveiliging van de auto ................26
Binnenspiegels ............................. 29
Binnenverlichting ...............118, 187
Bolle vorm .................................... 28
Boordgereedschap .....................192
Boordinformatie .........................102
Brandstof .................................... 165
249Brandstofkeuzeschakelaar ..........84
Brandstofmeter ............................ 84
Brandstof voor benzinemotoren 165
Brandstof voor rijden op lpg .......166
Buitenspiegels .............................. 28
Buitentemperatuur .......................78
Buitenverlichting .........................114
C Car Pass ...................................... 21
Centrale vergrendeling ................22
Claxon ................................... 13, 76
Code ........................................... 102
Conformiteitsverklaring ...............237
Contactslotstanden ....................133
Controlelampen ............................ 83
Controlelampjes............................ 87
Controle over de auto ................132
Controles .................................... 173
Cruise control ...................... 94, 150
D Dagrijlicht ................................... 116
Dagteller ...................................... 83
Dakbelasting ................................. 72
Dakdrager .................................... 71
Diefstalalarmsysteem ..................26
Dimlicht of groot licht ..................114
Dodehoeksysteem ......................163
Draagsysteem achterzijde ............56Driepuntsgordel ........................... 40
Driver Information Center .............95
E Eerste hulp ................................... 71
Elektrisch bediende ruiten ...........30
Elektrische aansluitingen .............80
Elektrische verstelling ..................28
Elektrisch systeem...................... 187
Elektronische rijprogramma's ....144
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....92
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 148
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ...............92
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............125
Erkenning van software ..............240
Event Data Recorders (EDR) .....244
F
Fietsendrager ............................... 56
Flex-Fix-systeem .......................... 56
Frontaal airbagsysteem ...............45
G Geautomatiseerde versnellingsbak .......................141
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..243Geluidssignalen .........................104
Gereedschap ............................. 192
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................70
Gloeilamp vervangen ................178
Gordels ......................................... 39
Gordelverklikker ........................... 90
Gordijnairbagsysteem .................. 46
Groot licht ............................ 94, 115
H
Halogeenkoplampen .................178
Handgeschakelde modus ..........144
Handgeschakelde versnellingsbak ......................140
Handmatige dimfunctie ................29
Handrem ............................. 145, 146
Handschoenenkastje ...................54
Handzender ................................. 21
Hellingrem ................................. 146
Hoofdsteunen .............................. 34
Hoofdsteunverstelling ....................8
I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 51
Inductief opladen ..........................81
Info-Display................................. 100
Info-Displays ................................. 95
Inhouden ................................... 233