Deze markering geeft de aanbevolen brandstof voor dit voertuig aan zoals\
gespecificeerd in de Europese
voorschriften (EN228).Controleer bij het tanken of het vulpistool dezelfde markering draagt.
OPMERKINGE10
Inleiding
DAU10103
Welkom in de wereld van Yamaha!
Als eigenaar van de MTM690/MTM690-U profiteert u van de enorme ervaring en technische kennis van Yamaha op het gebied van het
ontwerpen en fabriceren van hoogwaardige producten, waarmee Yamaha zijn reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw
MTM690/MTM690-U. De Handleiding geeft instructies voor de bediening, inspectie en het onderhoud van de machine en beschrijft ho e
u uzelf en anderen kunt beschermen tegen persoonlijk letsel of schade.
Verder helpen allerlei tips in deze handleiding om uw machine in optimale conditie te houden. Als er ten slotte toch nog vragen zijn, aarzel
dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van producto ntwerp en kwaliteit. Om deze reden kan soms sprake zijn van
kleine tegenstrijdigheden tussen uw machine en de beschrijving er van in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente
productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen hebt over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA10032
Lees deze handleiding aandachtig helemaal door voordat u deze machine gaat gebruiken.
UB34D1D0.book Page 1 Friday, June 10, 2016 5:49 PM
Werking van de bedieningselementen en instrumenten
3-19
3
3. Voer de helmborgkabel door de gesp
van de helmkinband.
4. Haak de kabellussen om de schroe-
vendraaier en plaats de schroeven-
draaier dan eerst in de rechter en
vervolgens in de linker houder.OPMERKINGZorg dat de schroevendraaier stevig tussen
de houders is geplaatst en beweeg dan de
kabellussen naar de rechterkant van de
machine alvorens het zadel te installeren.
5. Installeer het duozadel.
WAARSCHUWING! Ga nooit rijden
met een helm vastgemaakt aan de
helmbevestiging, aangezien de
helm objecten kan raken met mo-
gelijk verlies van de controle over
de machine en een ongeval tot ge-
volg.
[DWA10162]
Een helm uit de helmborgkabel halen
1. Verwijder het zadel.
2. Verwijder de schroevendraaier en haal
dan de helmborgkabel los van de
helm.
3. Berg de kabel onder het zadel op door
de kabellussen om de schroeven-
draaier te haken, de schroevendraaierin zijn oorspronkelijke positie te instal-
leren en dan de helmborgkabel onder
de zadelbevestiging te plaatsen.
4. Breng het zadel aan.
1. Helmborgkabel
2. Schroevendraaier
3. HouderZAUM1360
12
3
1. Gesp van helmkinband
2. Helmborgkabel
3. SchroevendraaierZAUM1361123
1. Zadelbevestiging
2. Helmborgkabel
3. SchroevendraaierZAUM1362
3
2
1
UB34D0D0.book Page 19 Wednesday, July 8, 2015 2:46 PM
Voor uw veiligheid – controles voor het rijden
4-2
4
Achterrem• Controleer de werking.
• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de remblokken op slijtage.
• Vervang indien nodig.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorge-
schreven niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.6-20, 6-20
Koppeling• Controleer de werking.
• Smeer indien nodig de kabel.
• Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
• Stel indien nodig bij.6-18
Gasgreep• Controleer of de werking soepel is.
• Controleer de vrije slag van de gasgreep.
• Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de gasgreep af te stel-
len en de kabel en het kabelhuis te smeren.6-15, 6-25
Bedieningskabels• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig.6-24
Aandrijfketting• Controleer of de ketting correct is aangespannen.
• Stel indien nodig bij.
• Controleer de conditie van de ketting.
• Smeer indien nodig.6-22, 6-24
Wielen en banden• Controleer op schade.
• Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
• Controleer de bandspanning.
• Corrigeer indien nodig.6-15, 6-18
Rem- en schakelpedalen• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig de pedaalscharnierpunten.6-25
Rem- en koppelingshendels• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten.6-26 ITEM CONTROLES PAGINA
UB34D0D0.book Page 2 Wednesday, July 8, 2015 2:46 PM
Periodiek onderhoud en afstelling
6-1
6
DAU17246
Door periodiek inspecties, afstellingen en
smeerbeurten uit te laten voeren, zorgt u
ervoor dat uw machine in zo veilig en effi-
ciënt mogelijke conditie blijft. De eige-
naar/bestuurder van de machine is
verplicht de optimale veiligheid te waarbor-
gen. Op de volgende pagina's wordt de be-
langrijkste informatie met betrekking tot
inspecties, afstellingen en smeerbeurten
gegeven.
De intervalperioden vermeld in de periodie-
ke onderhoudsschema's moeten worden
beschouwd als een algemene richtlijn on-
der normale rijcondities. Het is echter mo-
gelijk dat de intervalperioden voor
onderhoud moeten worden verkort afhan-
kelijk van het weer, het terrein, de geografi-
sche locatie en individueel gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10322
Het niet of onjuist uitvoeren van onder-
houd aan de machine vergroot het risico
op letsel of overlijden tijdens het uitvoe-
ren van onderhoud of het rijden met de
machine. Als u niet bekend bent met
voertuigonderhoud, laat het onderhoud
dan uitvoeren door uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA15123
Zet voor het uitvoeren van onderhoud de
motor af tenzij anders aangegeven.
Een draaiende motor heeft bewe-
gende delen die lichaamsdelen of
kleding kunnen grijpen en elektri-
sche onderdelen die schokken of
brand kunnen veroorzaken.
Het laten draaien van de motor tij-
dens het uitvoeren van onderhoud
kan leiden tot oogletsel, brandwon-
den, brand of koolmonoxidevergif-
tiging, mogelijk met de dood tot
gevolg. Zie pagina 1-2 voor meer in-
formatie over koolmonoxid
e.
WAARSCHUWING
DWA15461
Remschijven, -klauwen, -trommels en
-voeringen kunnen tijdens het gebruik
zeer heet worden. Laat onderdelen van
het remsysteem afkoelen alvorens deze
aan te raken.
DAU17303
Emissiecontroles zorgen niet alleen voor
een betere luchtkwaliteit, maar zijn ook zeer
belangrijk voor een juiste werking van de
motor en om maximale prestaties te beha-
len. In de volgende periodieke onderhouds-
schema’s is het emissiecontrole-
onderhoud apart gegroepeerd. Dit onder-
houd vereist gespecialiseerde gegevens,
kennis en gereedschap. Onderhoud, ver-
vanging, of reparatie van emissiecontrole-
apparatuur en -systemen kan door elke
gecertificeerde reparateur worden uitge-
voerd (indien van toepassing). Yamaha
dealers beschikken over de training en het
gereedschap om dit onderhoud uit te voe-
ren.
UB34D0D0.book Page 1 Wednesday, July 8, 2015 2:46 PM
Periodiek onderhoud en afstelling
6-11
6
OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.LET OP
DCA11621
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
10. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.OPMERKINGNadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje oliedruk uitgaan.LET OP
DCA20860
Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje oliedruk knippert of blijft
branden en laat het voertuig controleren
door een Yamaha-dealer, zelfs als het
olieniveau in orde is.11. Zet de motor af en wacht een paar mi-
nuten tot de olie tot rust is gekomen.
Controleer dan het olieniveau en corri-
geer indien nodig.
DAU20071
KoelvloeistofVoor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU20095
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud
is, temperatuurverschillen zijn name-
lijk van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistof-
niveau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
2.30 L (2.43 US qt, 2.02 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpa-
troon:
2.60 L (2.75 US qt, 2.29 Imp.qt)
UB34D0D0.book Page 11 Wednesday, July 8, 2015 2:46 PM
Periodiek onderhoud en afstelling
6-13
6
4. Verwijder de afdekkap van het koel-
vloeistofreservoir door de bout en de
drukclip los te halen, en verwijder dan
het koelvloeistofreservoir.
5. Verwijder de dop van het koelvloei-
stofreservoir.6. Tap de koelvloeistof uit het reservoir af
door het reservoir om te keren.
7. Monteer het koelvloeistofreservoir en
het deksel door ze in de oorspronkelij-
ke positie te plaatsen en breng vervol-
gens de bout en drukclip aan.8. Verwijder de aftapplug voor koelvloei-
stof en de pakking om de koelvloeistof
uit het koelsysteem af te tappen.
9. Spoel het koelsysteem nadat alle
koelvloeistof is uitgestroomd grondig
door met schoon leidingwater.
10. Monteer de aftapplug voor koelvloei-
stof met een nieuwe pakking en zet de
plug dan vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
11. Giet de voorgeschreven hoeveelheid
van de gespecificeerde koelvloeistof
in de koelvloeistofradiator en in het re-
servoir.1. Kap koelvloeistofreservoir
2. Bout
3. Drukclip
2
1
3
1. Dop koelvloeistofreservoir
2. Koelvloeistofreservoir
21
1. Aftapplug koelvloeistof
2. Pakking
Aanhaalmoment:
Aftapplug koelvloeistof:
7 Nm (0.7 m·kgf, 5.1 ft·lbf)
12
UB34D0D0.book Page 13 Wednesday, July 8, 2015 2:46 PM
Periodiek onderhoud en afstelling
6-23
6
2. Draai de stelmoer op beide uiteinden
van de achterbrug in de richting (a) om
de aandrijfketting strakker te stellen.
Stel de ketting losser door de stel-
moer op beide uiteinden van de ach-
terbrug in de richting (b) te draaien en
dan het achterwiel naar voren te druk-
ken. LET OP: Een onjuiste ket-
tingspanning leidt tot overbelasting
van de motor en andere essentiëIe
onderdelen van de machine en kan
resulteren in overslaan of breken
van de ketting. Als afstand A meer
dan 58.0 mm (2.28 in) bedraagt, kan
de ketting het frame, de achterbrug
en andere delen beschadigen.
Houd om dit te voorkomen de ket-
tingspanning binnen de gespecifi-
ceerde waarden.
[DCA23070]
OPMERKINGGebruik voor een goede wieluitlijning de
uitlijnmerktekens aan beide zijden van de
achterbrug om er zeker van te zijn dat beide
stelplaten voor de spanning van de aan-
drijfketting dezelfde positie hebben.
3. Draai de wielasmoer vast en zet daar-
na de borgmoeren vast met de voor-
geschreven aanhaalmomenten.
4. Zorg ervoor dat de stelplaten van de
aandrijfketting dezelfde positie heb-
ben, dat de spanning van de aandrijf-
ketting correct is en dat de
aandrijfketting soepel beweegt.
1. Wielasmoer
2. Borgmoer
2
1
1. Stelmoer spanning aandrijfketting
1. Uitlijnmerktekens
2. Stelplaat spanning aandrijfketting
1
(a)(b)
2
1
Aanhaalmomenten:
Wielasmoer:
105 Nm (10.5 m·kgf, 76 ft·lbf)
Borgmoer:
16 Nm (1.6 m·kgf, 12 ft·lbf)
UB34D0D0.book Page 23 Wednesday, July 8, 2015 2:46 PM
Verzorging en stalling van de motorfiets
7-3
7
ook op verchroomde en vernikkelde
componenten, om zo corrosie te voor-
komen.
5. Gebruik oliespray als universeel
schoonmaakmiddel om nog achter-
gebleven vuil te verwijderen.
6. Werk kleine lakbeschadigingen door
steenslag e.d. bij.
7. Zet alle gelakte oppervlakken in de
was.
8. Laat de motorfiets volledig drogen al-
vorens deze te stallen of af te dekken.WAARSCHUWING
DWA11132
Verontreiniging van de remmen of ban-
den kan leiden tot verlies van de controle
over de machine.
Controleer of er geen olie of was op
de remmen of banden zit.
Reinig de remschijven en remvoe-
ringen indien nodig met een norma-
le remschijfreiniger of aceton en
spoel de banden schoon met lauw
water en een mild reinigingsmiddel.
Test de remwerking en het wegge-
drag van de machine in bochten
voordat u met hoge snelheden gaat
rijden.
LET OP
DCA10801
Breng een geringe hoeveelheid
oliespray en was aan en verwijder
overtollige hoeveelheden.
Breng oliespray of was nooit aan op
rubber of kunststof delen, behandel
deze met een daartoe bestemd ver-
zorgingsmiddel.
Vermijd het gebruik van schurende
poetsmiddelen, deze tasten de lak
aan.OPMERKINGVraag een Yamaha dealer om advies
over de te gebruiken producten.
Door wassen, regenachtig weer of een
vochtig klimaat kan de koplamplens
beslagen raken. Inschakelen van de
koplamp gedurende een korte periode
zal helpen bij de verwijdering van het
vocht.
DAU26183
StallingKorte termijn
Stal uw motorfiets steeds op een koele en
droge plek en bescherm indien nodig tegen
stof met een luchtdoorlatende stallinghoes.
Zorg ervoor dat de motor en het uitlaatsy-
steem zijn afgekoeld alvorens de motorfiets
af te dekken.LET OP
DCA10811
Als de motorfiets wordt gestald in
een slecht geventileerde ruimte of
in vochtige toestand wordt afge-
dekt met een hoes of een dekzeil,
zal water en vocht kunnen binnen-
dringen en roestvorming veroorza-
ken.
Voorkom corrosie door de machine
niet te stallen in een vochtige kel-
der, een stal (i.v.m. de aanwezig-
heid van ammoniakdamp) en in een
opslagruimte voor sterke chemica-
liën.Lange termijn
Alvorens uw motorfiets gedurende meer-
dere maanden aaneen te stallen:
1. Volg alle instructies op in de paragraaf
“Verzorging” in dit hoofdstuk.
UB34D0D0.book Page 3 Wednesday, July 8, 2015 2:46 PM