75
ProaceVerso_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Het automatisch vergrendelen na
het sluiten van de schuifdeur kan
worden geprogrammeerd in het
configuratiemenu van de auto.
Kick-activated side doors opening and locking
Deze functie biedt de mogelijkheid om, met
de afstandsbediening op zak, de schuifdeur
met een voetbeweging te openen, of sluiten en
vervolgens vergrendelen.
De afstandsbediening moet zich in de achterste
detectiezone van de auto bevinden, op een
afstand van tussen ongeveer 30 cm en 2 m van
de auto.Zorg dat u stabiel en op de juiste positie
ten opzichte van de auto staat alvorens de
voetbeweging te maken, om te voorkomen
dat u uw evenwicht verliest (vooral bij
regen, sneeuw, ijzel, modder, enz.).
Voorkom dat u bij de voetbeweging de
uitlaat raakt, u kunt hierdoor brandwonden
oplopen.
Maak de schoppende beweging één
keer, zonder deze te onderbreken.
Als de schuifdeur niet opengaat, wacht
dan ongeveer 2 seconden en probeer
het daarna nogmaals.
Houd uw voet niet omhoog.
F
Beweeg uw voet onder de achterbumper
en haal hem er weer vandaan, alsof u
een trap geeft (beweeg uw voet daarbij
omlaag).
De sensor signaleert de schoppende beweging
van uw voet en activeert het openen of sluiten
van de schuifdeur.
2
Toegang tot de auto
134
ProaceVerso_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening achterin vrij blijven.
F Let erop dat de zonnesensor aan de bovenzijde van de voorruit niet wordt afgedekt.
Deze sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning.
F Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan
om het systeem in per fecte staat te houden.
F Controleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek
vervangen.
Wij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde speciale
actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon
interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
F Laat om de per fecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem
regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.
F Als het systeem geen koude lucht aanvoert, schakel het dan uit en neem contact op
met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ververst
wordt.
Het airconditioningssysteem is chloorvrij
en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is
een normaal verschijnsel.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor.
Stop & Start-systeem
De ver warming en de airconditioning
werken uitsluitend bij draaiende motor.
Als u het thermische comfort in de auto
op het door u gewenste niveau wilt
houden, kunt u tijdelijk de functie Stop &
Start uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start -systeem.
Ventilatieroosters
Beweeg de knop in de richting van
de buitenzijde van de auto om het
ventilatierooster te sluiten. Er kan enige
weerstand voelbaar zijn.
Ergonomie en comfort
143
ProaceVerso_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een antiverblindingsstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder
minder hinder ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de koplampen van achteropkomend verkeer.
Handmatige binnenspiegel
Verstellen
F Stel de spiegel af als deze in de dagstand
staat.
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in de
dagstand gezet voor een maximaal
zicht naar achteren.
Dag-/nachtstand
F
Trek aan het hendeltje om de spiegel in de
nachtstand te zetten.
F Duw het hendeltje naar voren om de
spiegel terug te zetten in de dagstand.
Uitvoering met automatische
elektrochromatische binnenspiegel
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Conversatiespiegel
Deze spiegel, die boven de binnenspiegel is
geplaatst, biedt de bestuurder of voorpassagier
de mogelijkheid om de zitplaatsen achterin in
de gaten te houden.
Doordat de spiegel kan worden gedraaid, kan
deze eenvoudig handmatig worden afgesteld
en is het mogelijk een goed zicht te krijgen op
de ruimte achter in de auto.
De spiegel kan ook zo worden afgesteld dat
deze een beter overzicht geeft bij parkeren of
inhalen.
4
Verlichting en zicht
146
ProaceVerso_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Richtingaanwijzers
(knipperlichten)
F Links: beweeg de verlichtingsschakelaar
omlaag voorbij het zware punt.
F Rechts: beweeg de verlichtingsschakelaar
omhoog voorbij het zware punt.
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog
of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen.
Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts,
zijn de mistlampen vóór en de
mistachterlichten verblindend voor
medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan. Gebruik de mistlampen
vóór en de mistachterlichten uitsluitend
bij mist of sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden
dient u de mistlampen en het dimlicht
handmatig in te schakelen, omdat
de lichtsensor voldoende licht kan
waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten
zodra ze niet meer nodig zijn.
Vergeten verlichting
Als het contact is afgezet, de verlichting
handmatig is ingeschakeld en een van
de voorportieren wordt geopend, klinkt
een geluidssignaal om aan te geven dat
de verlichting nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de
verlichting wordt uitgeschakeld.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Neem contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als het contact wordt afgezet, wordt
de verlichting gedoofd, maar kunt u de
verlichting altijd weer inschakelen met
de lichtschakelaar.
Verlichting en zicht
147
ProaceVerso_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Dagrijverlichting vóór
(LED-verlichting)
Bij het starten van de motor wordt deze
verlichting (indien aanwezig) automatisch
ingeschakeld als de lichtschakelaar in de
stand "0" of " AUTO " staat.
Automatische
verlichting
Inschakelen
Met behulp van een lichtsensor worden de
kentekenplaatverlichting, het achterlicht en
het dimlicht automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting kan ook, in geval van neerslag,
gelijktijdig met het automatisch inschakelen van
de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand.
Het uitschakelen van de functie wordt
bevestigd door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor
gaat de verlichting branden, wordt
dit pictogram weergegeven op het
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
instrumentenpaneel in combinatie met een
geluidssignaal en/of een melding.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor
ten onrechte voldoende licht
waarnemen; de verlichting wordt dan
niet automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich
in aan de bovenzijde van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
De aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer bediend.
F Draai de ring in de stand "AUTO" . Het
activeren van de functie wordt bevestigd
door een melding.
4
Verlichting en zicht
149
ProaceVerso_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Instapverlichting
buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op
donkere plaatsen het lokaliseren van de auto
en het instappen te vergemakkelijken. De
instapverlichting is actief als de lichtschakelaar
in de stand "AUTO" staat en de lichtsensor
weinig omgevingslicht detecteert.
Inschakelen
F Druk op het geopende hangslotje
op de afstandsbediening of
een van de voorportiergrepen
met Smart entry-systeem met
star tknop.
Uitschakelen
De instapverlichting buitenzijde gaat na een
bepaalde tijd automatisch uit of gaat uit na het
afzetten van het contact of het vergrendelen
van de auto.
Programmeren
Het in- en uitschakelen van de functie
instapverlichting en de duur van het branden van
de instapverlichting kunnen worden ingesteld.
Het dimlicht en het parkeerlicht gaan branden
en uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld. Activeer of deactiveer in het configuratiemenu
van de auto de functie "
Instapverlichting".
Met touchscreen
Met autoradio
Activeer of deactiveer in het menu
" Persoonlijke instelling - configuratie " de
functie " Instapverlichting ".
4
Verlichting en zicht
155
ProaceVerso_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Automatische ruitenwissers vóór
Inschakelen
Duw de hendel één keer omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om
het inschakelen te bevestigen.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en
er verschijnt een melding.
Duw de hendel nog een keer omlaag
of zet de hendel in een andere stand
(Int., 1 of 2).
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat uit en er
verschijnt een melding.
Uitschakelen
Elke keer als het contact meer
dan 1 minuut is afgezet, moet u
de automatische werking van de
ruitenwissers opnieuw activeren door
de hendel één keer omlaag te duwen.
De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen
detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag.
Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de lichtsensor aan
de bovenzijde van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot
de voorruit ontdooid is.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in de
intervalstand.
Laat het nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.Uit.
Interval.
Wissen en sproeien (gedurende
enige tijd).
Ruitenwisser achter
4
Verlichting en zicht
168
ProaceVerso_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de passagiers op de middelste zitplaats
van zitrij 2 en, volgens uitvoering, zitrij 3) bij
ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spanbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de
auto (uitgezonderd de passagiers op de
middelste zitplaats van zitrij 2 en, volgens
uitvoering, zitrij 3) te helpen beschermen.
Direct na de aanrijding ontsnapt het gas
snel uit de airbags, zodat het zicht niet
wordt belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop
slaat, treden de airbags niet in werking.
De veiligheidsgordels helpen u in deze
situaties voldoende te beschermen. De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), worden de airbags niet meer
opgeblazen.
Het activeren van (een van) de airbags
gaat gepaard met wat rook en een
knal, als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.
Registratiezones voor een aanrijding
A.
Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.
Veiligheid