66
U kunt de achterklep op verschillende manieren
openen of sluiten:
A.met de elektronische sleutel van het
Keyless entry and start-systeem,
B. met de knop aan de buitenzijde van de
achterklep;
C.
met de knop aan de binnenzijde van de
achterklep;
D. met de toets op het dashboard;
E. door een "trapbeweging" te maken onder
de achterbumper.
Openen/Sluiten
Fietsendrager/trekhaak
De elektrisch bedienbare achterklep is
niet geschikt voor de bevestiging van een
fietsendrager.
Als een fietsendrager op de trekhaak is
bevestigd en de kabel er van is aangesloten
op de trekhaakaansluiting, wordt de werking
van de elektrisch bedienbare achterklep
automatisch uitgeschakeld.
Bij gebruik van een niet door PEUGEOT
goedgekeurde trekhaak of fietsendrager moet
de werking van de elektrisch bedienbare
achterklep worden uitgeschakeld.
Elektrische werking
De elektrische werking van de achterklep
kan worden in- en uitgeschakeld via het
menu
Auto/Rijden van het touchscreen.
Deze functie is standaard uitgeschakeld.Om letsel door beknelling vóór en tijdens
het openen en sluiten van de elektrisch
bedienbare achterklep te voorkomen:
-
m
oet u erop letten dat niemand zich
in de buurt van de achterzijde van de
auto bevindt;
-
m
oet u letten op de achterpassagiers,
met name op kinderen.
F Houd
de middelste knop A van de
elektronische sleutel ingedrukt.
of
F Druk op de knop B aan de buitenzijde van de
achterklep ter wijl u de elektronische sleutel bij u hebt.
of
F D ruk op de knop C aan de binnenzijde van
de achterklep (alleen voor sluiten).
of
F
D
ruk twee keer kort achter elkaar op de
bedieningsknop D op het dashboard.
of
F
B
edien de achterklep handsfree E door
een snelle trapbeweging te maken onder
de achterbumper ter wijl u de elektronische
sleutel bij u hebt.
De actie wordt bevestigd door een
geluidssignaal.
De achterklep gaat volledig open
(standaardinstelling) of tot de vooraf
opgeslagen positie.
Als de elektrische werking van de
achterklep is uitgeschakeld, wordt de
achterklep door deze acties op een kier
gezet.
Als u op de knop A of B drukt, of als u
de methode E gebruikt, kunt u de de
gehele auto ontgrendelen of alleen de
achterklep ontgrendelen als de selectieve
ontgrendeling van de achterklep is
geactiveerd.
Door de achterklep handsfree te sluiten
kunt u de gehele auto vergrendelen.
Toegang tot de auto
70
Resetten van de
ruitbediening
Als de accu losgekoppeld is geweest, moet de
ruitbediening gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Voer de volgende procedure voor elke ruit uit:
-
l
aat de ruit volledig zakken en weer volledig
omhoog gaan. De ruit zal telkens een paar
centimeters hoger komen. Herhaal deze
procedure totdat de ruit volledig gesloten is;
-
h
oud de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1 seconde vast zodra de ruit
volledig is gesloten. Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning bekneld
raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk daar voor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet hij/zij
er van verzekerd zijn dat niets het correcte
sluiten van de ruit hindert.
De bestuurder moet er van verzekerd zijn
dat de passagiers op de juiste manier
gebruik maken van de elektrische
ruitbediening.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze
zich tijdens het bedienen van de ruit niet
kunnen bezeren.
Let op inzittenden en/of personen in de
buurt van de auto tijdens het sluiten van
de ruiten met de elektronische sleutel of
het 'Keyless entry and start'-systeem.
Panoramisch schuif-/
kanteldak
Het schuif-/kanteldak en het zonnescherm
kunnen met de schakelaars op de dakconsole
worden geopend en gesloten.
A.
Schakelaar van het zonnescherm.
B. Schakelaar van het schuif-/kanteldak.
Controleer of de op de allesdragers
gemonteerde accessoires of vervoerde
lading de beweging van het dak niet kunnen
hinderen.
Leg geen zware voor werpen op het vaste en
beweegbare deel van het schuif-/kanteldak.
Toegang tot de auto
113
Werking
De lader werkt als de motor draait en in de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem.
Het opladen wordt aangestuurd door de
smartphone.
Bij uitvoeringen met Keyless entry and start
kan de werking van de lader tijdelijk worden
gestoord bij het openen van een portier of bij
het afzetten van het contact.
Laden
F Zorg er voor dat het laadgedeelte vrij is.
F P laats een apparaat in het midden van het
laadgedeelte.
F
Z
odra het apparaat wordt gedetecteerd,
gaat het verklikkerlampje van de lader
groen branden.
Het systeem kan niet meerdere apparaten
tegelijkertijd opladen.
Zorg dat er geen metalen voor werpen
(munten, sleutels, afstandsbediening van
de auto enz.) in het laadgedeelte liggen
tijdens het opladen van een apparaat -
kans op over verhitting of onderbreking
van het opladen!
Controle van de werking
F De batterij van het apparaat wordt dan opgeladen.
F
Z
odra de batterij volledig opgeladen is,
gaat
het verklikkerlampje van de lader uit. De status van het verklikkerlampje geeft de
werking van de lader aan.
Status van het
verklikkerlampje Betekenis
UIT Motor afgezet.
Geen compatibel
apparaat
gedetecteerd.
Opladen voltooid.
Permanent, groen Detectie van een
compatibel apparaat.
Opladen bezig.
Oranje knipperend Detectie van een
vreemd voor werp op
het laadgedeelte.
Apparaat niet goed
gecentreerd op het
laadgedeelte.
Permanent, oranje Storing van de
laadindicator van het
apparaat.
Temperatuur van
de batterij van het
apparaat te hoog.
Storing van de lader.
3
Ergonomie en comfort
179
Starten/afzetten van de
motor met Keyless entry
and start
Starten van de motor
De elektronische sleutel van het Keyless
entry and start-systeem moet zich binnen
de detectiezone bevinden.
Als de elektronische sleutel niet in deze
zone wordt gedetecteerd, wordt er een
melding weergegeven.
Verplaats de elektronische sleutel naar
deze zone zodat de motor kan worden
gestart.
Als dit niet lukt, raadpleeg dan de
rubriek "Sleutel niet gedetecteerd -
Noodprocedure voor het starten".
F Druk kort op de toets "S TA R T/
STOP " en houd daarbij het pedaal
ingetrapt tot de motor draait.
De stuurkolom wordt ontgrendeld en de motor
wordt gestart.
Bij auto's met een dieselmotor wordt de motor
bij temperaturen onder nul en/of bij koude
motor pas gestart als het lampje voor het
voorgloeien is gedoofd. F
M
oet u bij een automatische transmissie
het rempedaal ingetrapt houden tot het
lampje uitgaat en niet nogmaals op de toets
" START/STOP " drukken voordat de motor
is aangeslagen.
Als aan een van de voor waarden voor
het starten niet wordt voldaan, wordt
ter herinnering een melding op het
instrumentenpaneel weergegeven.
In sommige gevallen moet het stuur wiel
heen en weer worden bewogen ter wijl de
toets " START/STOP " wordt ingedrukt om het
stuurslot te ontgrendelen; u wordt hier van via
een melding op de hoogte gebracht.
Verlaat om veiligheidsredenen nooit de
auto ter wijl de motor nog draait.
F
Z
et bij een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand.
F
H
oud, als de elektronische sleutel zich in de
auto bevindt, het koppelingspedaal volledig
ingetrapt.
F
Z
et bij een automatische transmissie de
selectiehendel in stand P of N .
F
H
oud, als de elektronische sleutel zich
in de auto bevindt, het rempedaal stevig
ingetrapt. Als dit lampje gaat branden nadat
u op de toets "
START/STOP" hebt
gedrukt:
F
M
oet u bij een handgeschakelde
versnellingsbak het koppelingspedaal
ingetrapt houden tot het lampje uitgaat en
niet nogmaals op de toets " START/STOP"
drukken voordat de motor is aangeslagen.
Afzetten van de motor
F Zet de auto stil en laat de motor stationair draaien.F Zet bij een handgeschakelde versnellingsbak
de versnellingshendel in de neutraalstand.
F
Z
et bij een automatische transmissie de
selectiehendel in stand P of N.
F Druk ter wijl de elektronische
sleutel zich in de auto bevindt
op de toets " START/STOP ".
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt
vergrendeld.
6
Rijden
180
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor
niet afgezet.
Laat nooit de elektronische sleutel in de
auto achter als u de auto verlaat.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Contact aanzetten (zonder
te starten)
F Druk op de "START/STOP"-knop: de verlichting en lampjes
van het instrumentenpaneel
gaan branden zonder dat de
motor wordt gestart.
F Druk nogmaals op deze knop om het contact af te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Als het contact aanstaat, gaat het systeem
na een bepaalde tijd automatisch over op
de eco-mode om de laadtoestand van de
accu op peil te houden.
Sleutel niet herkend
Noodprocedure voor het starten
Op de stuurkolom bevindt zich een
noodsleutellezer waarmee de motor kan
worden gestart als het systeem de sleutel niet
waarneemt in de detectiezone of als de batterij
van de elektronische sleutel leeg is. F
Z
et bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
F
A
ls uw auto is uitgerust met een
automatische transmissie, selecteer dan de
stand P en trap ver volgens het rempedaal
stevig in.
F
D
ruk op de toets "
START/STOP".
De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten
van de motor
Het contact kan worden aangezet door, ter wijl
de elektronische sleutel van het Keyless entry
and start-systeem zich in de auto bevindt,
zonder pedalen in te trappen op de "START/
STOP"-knop te drukken.
U kunt dan ook verschillende elektrische
functies activeren (radio, verlichting enz.). F
H
oud de afstandsbediening tegen de lezer.
Als de elektronische sleutel niet wordt herkend
of zich niet meer in het detectiegebied bevindt,
verschijnt een melding op het instrumentenpaneel
als een portier wordt gesloten of bij een poging
om de motor af te zetten.
Rijden
245
Brandstof
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 56 liter.
Reserveniveau: 6 liter.
Laag brandstofniveau
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met de weergave van een
melding en een geluidssignaal, is het
minimale niveau in de brandstoftank
bereikt. Als het lampje gaat branden,
bevindt zich nog ongeveer 6 liter
brandstof in de tank.
Zolang er nog niet voldoende brandstof is
getankt, zal dit lampje steeds bij het aanzetten
van het contact gaan branden in combinatie
met de weergave van de melding en het
geluidssignaal. Tijdens het rijden worden deze
melding en dit geluidssignaal steeds vaker
herhaald naarmate het niveau 0 dichter wordt
genaderd.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat
u met een lege tank strandt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over een lege brandstoftank (diesel) .
Indien uw auto is voorzien van het Stop &
Start-systeem, tank dan nooit wanneer de
motor zich in de STOP-stand bevindt; zet in
dat geval altijd het contact af met de sleutel
of met de knop "START/STOP" bij een auto
met het Keyless entry and start-systeem.
Ta n k e n
Indien u per vergissing de verkeerde
brandstof voor uw auto tankt, moet de
tank beslist worden afgetapt voordat de
motor kan worden gestart.
Een sticker aan de binnenzijde van de vulklep
geeft aan welke brandstof u moet tanken voor
het type motor in uw auto.
Als er minder dan 5 liter brandstof
getankt wordt, wordt deze stijging van het
brandstofniveau niet weergegeven op de
brandstofmeter.
Tijdens het openen van de tankdop kan een
geluid van aangezogen lucht hoorbaar zijn.
Dit wordt veroorzaakt door de onderdruk
die ontstaat door de afdichting van het
brandstofcircuit.
Als u klaar bent met tanken:
F
P
laats de vuldop.
F D raai de dop rechtsom.
F S luit de brandstofvulklep.
Om veilig te tanken:
F
Z
et de motor af.
F
D
ruk als de auto is ontgrendeld op de
achterste gedeelte van de brandstofvulklep
om deze te openen.
F
D
raai de vuldop linksom.
F
V
er wijder de vuldop en bevestig deze
aan de haak aan de binnenzijde van de
brandstofvulklep.
F
V
ul de tank volledig, maar laat het vulpistool
niet meer dan drie keer afslaan ; doet u dit
wel, dan kan dit leiden tot storingen.
7
Praktische informatie
264
Vul nooit AdBlue® bij via een vulsysteem
dat is bedoeld voor vrachtwagens.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen rond -11 °C
e
n verliest zijn kwaliteit bij temperaturen vanaf
25
°C. Het is raadzaam de flacons en flessen
koel en buiten direct zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan
deze weer worden gebruikt nadat deze bij
kamertemperatuur volledig is ontdooid.
Bewaar de flacons AdBlue
® niet in uw
auto.
Voer de lege AdBlue
®-flacons of
-flessen niet als huisvuil af.
Deponeer ze in een daartoe bestemde
container of breng ze naar uw
verkooppunt.
Procedure voor bijvullen
Controleer 's winters alvorens bij te vullen of
de omgevingstemperatuur van de auto hoger
is dan -11
°C. Als het kouder is, bevriest het
AdBlue
® waardoor u het niet in het reser voir
kunt gieten.
Laat uw auto enkele uren op een warmere
plaats staan en vul ver volgens het reser voir bij.
F
C
ontroleer voordat u gaat bijvullen of
de auto op een vlakke en horizontale
ondergrond staat.
F
Z
et het contact af en ver wijder de sleutel uit
het contactslot om de motor af te zetten.
of
F
D
ruk bij uitvoeringen met Keyless entry and
start-systeem op de " START/STOP"-knop
om de motor af te zetten. F
Z
org dat de auto is ontgrendeld en open de
brandstofvulklep. De blauwe dop van het
AdBlue
®-reser voir bevindt zich links naast
de brandstofvuldop.
F
D
raai de blauwe dop een zesde
omwenteling linksom.
F
T
rek de blauwe dop omlaag om hem te
verwijderen.
Praktische informatie
299
Niveau koelvloeistof ~ Koelvloeistofniveau ...31 , 259
Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau ....... 25
9
Niveau ruitensproeiervloeistof ~ Ruitensproeiervloeistofniveau
......... 13 5, 259-260
Niveaus controleren
.................................... 2
58-260
Niveaus en controles
.................................. 257-2 6 0
Noodbediening portieren
..................................... 5
7
Noodoproep ~ Urgence-oproep
................. 13 9 -141
Noodprocedure afzetten van de motor
...... 180 -181
Noodprocedure starten
...................... 180 -181, 286
Noodremassistentie (AFU) ~ Brake Assist System (BAS)
............................. 142
Noodremassistentie ~ Brake Assist System (BAS)
................................ 142, 217
Nulstelling dagteller ~ Dagteller resetten
............ 35
Nulstelling onderhoudsindicator ~ Onderhoudsintervalindicator resetten
........... 30
O
Oliefilter ................................. .............................261
Oliefilter (vervangen) ......................................... 261
Olieniveau
............................................ 30, 258-259
Oliepeilstok
.................................
.........30, 258-259
Olieverbruik
.................................
................258-259
Onder de motorkap ~ Motorruimte
....................257
Onderhoudscontroles
.......................................... 28
Onderhoudsindicator ~ Onderhoudsintervalindicator
......................28, 34
Ontdooien
................................................... 103 -10 4
Ontgrendelen
................................................. 50, 52
Ontgrendelen achterklep
................................52-53
Ontgrendelen bagageruimte ~ Bagageruimte ontgrendelen
........................52-53
Ontgrendelen van binnenuit ~ Interieur ontgrendelen
....................................... 60
Ontluchten brandstofsysteem ~ Brandstofsysteem ontluchten
..................266-267
Ontwasemen
...................................................... 10
3
Ontwasemen achter ........................................... 103
Lendensteun, verstelling...........................76 -77, 79
Lichtschakelaar ............................... 24-25, 124, 127
Lokaliseren van de auto
....................................... 51
Luchtfilter
................
........................................... 261
Luchtfilter (vervangen)
....................................... 261
Luidsprekers
...................................................... 112
M
Make-upspiegel ................................. .................111
Massagefunctie .................................................... 82
Massages op meerdere punten
...........................82
Matten
................................................................. 11 6
Mat verwijderen
.................................................. 11
6
Meldingen
............................................................ 32
Menu
................
.................................................... 13
Menu’s (audio)
............................................. 4-
5, 4-6
Menustructuren display
....................................... 13
Milieu
.................................................................... 56
Mistachterlicht
............................................ 125, 283
Mistlampen
......................................................... 125
Mistlampen vóór
...................24, 125 , 13 3 , 279-280
Monochroom display
...................................... 38-39
Monteren allesdragers ~ Allesdragers monteren
....................................255
Motoren
....................................................... 291-294
Motorkap
............................................................ 256
Motorkapsteun
................................................... 25
6
Motorolie
............................................... 13, 258-259
Motorolieniveaumeter
.................................... 30,
34
N
Neerklapbare rugleuning ~ Rugleuning neerklappen ...................................78
Neerklappen stoelen achter
...........................85 - 87
Niveau brandstofadditief diesel ~ Brandstofaddititiefniveau
.........................260-261
J
Jack ................................................................ 26, 10
JACK-aansluiting ........................................... 26, 10
Jack-kabel
...................................................... 26, 10
K
Kaartenhouder .................................................... 11 0
Kaartleeslampjes ......................................... 11 6 -117
Kentekenplaatverlichting
...................................283
Keyless entr y and star t
....................52, 54-56 , 179
Kilometerteller
.................................
.....................35
Kinderbeveiliging
......................................... 173 -174
Kinderen
.................................
.....16 4 , 166 -168 , 170
Kinderen (veiligheid)
.................................... 173 -174
Kinderzitjes
.......88 -91 , 152, 157-15 8 , 162-16 4 , 172
Kinderzitjes (conventioneel)
....................... 16
3 -16 4
Kinderzitjes i-Size
.............................................. 170
Kleurcode lak
..................................................... 296
Klokje (instellen)
................................ 38-39, 36, 20
Koelvloeistoftemperatuur
....................................31
Koelvloeistoftemperatuurmeter
...........................31
Kofferdeksel sluiten
............................51, 54-55 , 65
Koplampverstelling
............................................ 128
Krik
...................................................... 268, 273-274
L
Laden accu ~ Accu laden ........................... 28 7-288
Laden accu (verklikkerlampje) .............................13
Lak
.........
............................................................. 296
Lampen
.............................................................. 278
Lampen (vervangen)
................... 27
8-279, 281-283
Lampen vervangen
.....................278-279, 281-283
Lane Departure Warning System
........17, 222 , 229
Lane Departure Warning System (LDWS)
.................................
..............17, 221-222
LED-verlichting
........................... 12
6, 278-279 , 281
Lekke band
.......................................... 2
69 -270, 272
.
Trefwoordenregister