188
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Zodra de wagensnelheid aan de voor waarden voldoet, verschijnt een pictogram op het instrumentenpaneel:
Weergaves
PictogramBijbehorende melding Toelichting
Geen voertuig gesignaleerd door de radar.
Er wordt een voertuig gedetecteerd, maar de afstand tot dit voertuig is groter dan
3
seconden. Er wordt geen waarde weergegeven.
Er wordt een voertuig gedetecteerd. De afstand tot dit voertuig is 3
seconden of kleiner. De
laagste waarde die kan worden weergegeven is 0,5
seconden, ook al is de afstand in tijd tot
de voorligger in werkelijkheid kleiner.
"SYSTEEM
UITGESCHAKELD: Snelheid
ongeschikt" Als de snelheid van uw auto buiten het werkingsbereik ligt.
Als de snelheid niet geschikt is, wordt een melding weergegeven zolang de snelheid niet
aan de voor waarden voldoet (ongeveer lager dan 70
km/h of hoger dan 150 km/h. Bij het
verminderen van snelheid wordt de functie echter uitgeschakeld zodra de snelheid lager is
dan 45
km/h).
SYSTEEM UITGESCHAKELD:
Verminderd zicht Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld als de sensor het voertuig vóór u niet goed
waarneemt (slechte weersomstandigheden, sensor slecht afgesteld, ... ).
Rijden
189
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Onder bepaalde omstandigheden is het
mogelijk dat de gevolgde auto niet kan worden
gedetecteerd, bijvoorbeeld:
-
a
ls u in een bocht rijdt,
-
a
ls u van rijstrook wisselt,
-
a
ls de voorligger zich buiten het bereik
van de sensor bevindt (maximaal bereik:
ongeveer 100
m).
Beperkingen van de
werking
wordt dit pictogram weergegeven in
combinatie met een melding.
Laat het systeem controleren
Storing
In het geval van een storing in het systeem
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.Als u het systeem na een reparatie voor
het eerst gebruikt, kan een melding
worden weergegeven die aangeeft dat
het systeem bezig is met resetten. De
functie is dan niet beschikbaar. Zodra
deze melding is verdwenen, is het
systeem weer klaar voor gebruik. Als
de melding niet verdwijnt, raadpleeg
dan het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. De werking van de radar, die achter
de voorbumper is gemonteerd, kan
verstoord worden door bepaalde
weersomstandigheden, die een
opeenhoping van sneeuw, ijs, modder
enz. veroorzaken.
Reinig de voorbumper door de sneeuw
of de modder te verwijderen.
6
Rijden
195
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Dodehoekbewaking
Werking
In de buitenspiegel aan de zijde waar zich dat
voertuig bevindt, brandt dan permanent een
lampje:
-
d
irect, wanneer u wordt ingehaald,
-
n
a circa een seconde, wanneer u
langzaam een andere auto inhaalt.
Deze rijhulp waarschuwt de bestuurder
wanneer zich een ander voertuig in de dode
hoek van zijn auto bevindt, dat een potentieel
gevaar betekent.
Sensoren in de voor- en achterbumper
controleren de dode hoek van de auto.
Het systeem dient als hulp voor de bestuurder maar kan nooit een vervanging zijn voor de
spiegels. De bestuurder blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het op tijd waarnemen wat
er zich achter hem bevindt, het inschatten van de snelheid en afstand van achteropkomend
verkeer en de beslissing of hij al dan niet veilig van rijstrook kan wisselen.
Het systeem voor dodehoekbewaking is een hulpmiddel voor de bestuurder die echter te
allen tijde zijn aandacht op het verkeer moet blijven vestigen. De functie kan worden geactiveerd
via het menu " Rijhulpsysteem
" van
het touchscreen.
F
D
ruk op deze toets (volgens
uitvoering) om de functie te
activeren: het bijbehorende
lampje gaat branden.
Op het instrumentenpaneel gaat dit
verklikkerlampje branden.
6
Rijden
197
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
F Om deze functie uit te schakelen drukt u nog een keer op deze
toets: het lampje van de toets en
het bijbehorende verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel gaan
uit (volgens uitvoering). -
d
it verklikkerlampje
knippert enkele
seconden en gaat
vervolgens uit,
Storing
De dodehoekbewaking wordt
automatisch uitgeschakeld als u een
aanhanger trekt met een door het
PEUGEOT-netwerk gehomologeeerde
trekhaak.
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit
op minimaal 30
centimeter van de
sensoren.
Bij het afzetten van het contact wordt de status
van het systeem opgeslagen.
-
d
it pictogram schakelt over op
de waarschuwingsmodus, het
verklikkerlampje knippert enige
tijd en gaat vervolgens uit.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Bij slechte weersomstandigheden
(zware regen, hagel enz.) kan het
systeem tijdelijk minder nauwkeurig
werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek
of van een droog wegdek op een nat
wegdek terechtkomen kan tot een
vals alarm leiden (zo kan een wolk
waterdruppels in de dode hoek worden
aangezien voor een voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter
altijd op dat de sensoren niet met
modder, sneeuw of ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere zaken op
het gedeelte onder de buitenspiegels
waar de waarschuwingslampjes zitten,
omdat de de dodehoekbewaking dan
mogelijk niet goed werkt. Dit geldt ook
voor de detectiezones op de voor- en
achterbumper.
Afhankelijk van de uitvoering gebeurt het
volgende:
6
Rijden
198
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Deze functie signaleert met behulp van
sensoren in de bumper obstakels in de
nabijheid van de auto (zoals voetgangers,
auto's, bomen en slagbomen) die binnen het
detectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (zoals paaltjes en pionnen)
die aanvankelijk wel worden gedetecteerd,
worden mogelijk niet meer gedetecteerd als ze
zich in de dode hoek van het detectiebereik van
de sensoren bevinden.
Parkeerhulp
Deze functie is een hulpsysteem: de
bestuurder dient altijd alert te blijven.De functie wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het
naderen van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het
obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via
de luidspreker (rechts of links) is te herkennen
aan welke zijde van de auto het obstakel zich
bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het
obstakel kleiner wordt dan dertig centimeter,
klinkt het geluidssignaal ononderbroken.
Parkeerhulp achter
De grafische weergave is een aanvulling
op het geluidssignaal. Op het scherm of
op het instrumentenpaneel worden blokjes
weergegeven die het pictogram van de auto
steeds dichter naderen. Als de auto het
obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt het
symbool "Gevaar".
Parkeerhulp vóór
Aan de hand van het geluid dat via
de luidspreker (voor of achter) wordt
weergegeven, is te herkennen of het
obstakel zich voor of achter de auto bevindt.
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de
parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra
er bij een wagensnelheid van maximaal 10
km/h
vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan
10
km/h.
Geluidssignalen Grafische weergave
Rijden
199
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld zodra een aanhanger
wordt aangekoppeld of een
fietsendrager op de trekhaak wordt
gemonteerd (auto's voorzien van een
trekhaak die volgens de voorschriften
van de fabrikant is gemonteerd).
Uitschakelen/activeren van
de parkeerhulp vóór en
achter
De functie kan worden uitgeschakeld
via het menu " Rijhulpsysteem " van
het touchscreen.
F
D
ruk op deze knop. Het lampje
van de knop gaat branden.
Door de knop opnieuw in te drukken wordt de
functie weer geactiveerd. Het controlelampje
dooft.
De parkeerhulp is uitgeschakeld wanneer
de functie Park Assist bezig is de
beschikbare ruimte van een parkeerplaats
te meten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de Park Assist . Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30
centimeter van de sensoren.
Storing
- dit verklikkerlampje gaat op het instrumentenpaneel branden en/of er
wordt een melding weergegeven, in
combinatie met een geluidssignaal,
- dit pictogram schakelt over
op de waarschuwingsmodus,
het verklikkerlampje knippert
enige tijd en blijft vervolgens
branden en er wordt een melding
weergegeven in combinatie met
een geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Controleer bij slecht weer of in winterse
omstandigheden of de sensoren
soms bedekt zijn met modder, ijs
of sneeuw. Bij het inschakelen van
de achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat
de sensoren vuil kunnen zijn.
De parkeerhulp kan geluidssignalen
geven als reactie op bepaalde
omgevingsgeluiden (motoren,
vrachtwagens, drilboren, enz.).
Als er een storing optreedt bij het inschakelen
van de achteruitversnelling, gebeurt,
afhankelijk van de uitvoering, het volgende:
6
Rijden
201
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Park Assist
Dit systeem assisteert u actief bij het parkeren:
het detecteert een parkeerplek en neemt
vervolgens het sturen van u over bij het
inparkeren.
Het systeem bedient de stuurinrichting
ter wijl de bestuurder het gaspedaal, het
rempedaal, de versnellingsbak en de koppeling
(handgeschakelde versnellingsbak) bedient.
Tijdens het in- en uitparkeren informeert het
systeem de bestuurder met beelden op het
scherm en geluidssignalen, zodat hij erop
kan toezien dat de manoeuvres veilig worden
uitgevoerd. Bij het parkeren kan het noodzakelijk
zijn dat u enkele keren moet steken.Tijdens de manoeuvres draait het
stuur wiel snel rond: houd daarom het
stuur wiel niet tegen, steek niet uw
handen tussen de spaken en zorg dat
ook uw kleding, uw sjaal of stropdas,
uw handtas en dergelijke niet tussen de
spaken terechtkomen - Kans op letsel!
Als de Park Assist is geactiveerd, gaat
het Stop & Start-systeem niet over op
de STOP-stand. In de STOP-stand
wordt bij het activeren van de Park
Assist de motor weer gestart.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die echter te allen tijde zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat
de auto tijdens de gehele manoeuvre
onder controle blijft en geen obstakels
kan raken.
Onder bepaalde omstandigheden
detecteren de sensoren mogelijk geen
kleine obstakels die zich in hun dode
hoeken bevinden.
De bestuurder kan op elk gewenst moment het
stuur zelf weer overnemen. De Park Assist assisteert u bij de
volgende parkeermanoeuvres:
A.
Fileparkeren.
B.
U
itparkeren na fileparkeren.
C.
H
aaks inparkeren.De Park Assist kan maximaal
4
parkeercycli achter elkaar uitvoeren.
Na deze 4
cycli wordt de functie
gedeactiveerd. Als u vindt dat uw auto
op dat moment niet goed geparkeerd
staat, moet u zelf het stuur weer ter
hand nemen om de manoeuvre te
voltooien.
De functie Park Assist werkt niet als de
motor is afgezet.
6
Rijden
208
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Het systeem kan worden gedeactiveerd door
op de toets te drukken.
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd:
-
a
ls het contact wordt afgezet,
-
a
ls de motor afslaat,
-
a
ls er binnen 5 minuten na het selecteren
van het type manoeuvre niet wordt gestart
met een manoeuvre,
-
a
ls de auto tijdens de manoeuvre langdurig
blijft stilstaan,
-
a
ls de antispinregeling (ASR) in werking
treedt,
-
a
ls de maximale wagensnelheid wordt
overschreden,
-
a
ls de bestuurder het stuur wiel tegenhoudt,
-
n
a meer dan 4 parkeercycli,
-
a
ls het bestuurdersportier wordt geopend,
-
a
ls één van de voor wielen op een obstakel
stuit.
Het verklikkerlampje van de functie op het
instrumentenpaneel gaat uit en er wordt een
melding weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
De bestuurder moet nu het stuur weer
overnemen.
Deactiveren
Als het systeem tijdens een manoeuvre
wordt gedeactiveerd, moet de bestuurder het
systeem weer activeren om de meting voort te
zetten. Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld:
-
b
ij het trekken van een aanhangwagen,
-
a
ls het bestuurdersportier wordt geopend,
-
b
ij een wagensnelheid van meer dan
70
km/h.
Raadpleeg om het systeem voor langere duur
te laten uitschakelen het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
-
d
it verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat
branden en er wordt een melding
weergegeven, in combinatie met
een geluidssignaal,
Storing
In het geval van een storing in
de stuurbekrachtiging wordt dit
pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een waarschuwingsmelding.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Uitschakelen
Controleer bij slecht weer en bij
winterse omstandigheden of de
sensoren niet worden bedekt met vuil,
rijp of sneeuw.
Laat in het geval van een storing
het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
-
d
it pictogram schakelt over op
de waarschuwingsmodus, het
verklikkerlampje knippert enige
tijd waarna het dooft. Als de ruimte tussen uw auto en de
parkeerplek te groot is, kan het systeem
mogelijk de beschikbare ruimte niet
meten.
Objecten die groter zijn dan de
afmetingen van de auto, worden bij een
manoeuvre niet gedetecteerd door het
Park Assist-systeem.
Afhankelijk van de uitvoering gebeurt het
volgende:
Rijden