
Inleiding......................................... 2
Kort en bondig ............................... 6
Sleutels, portieren en ruiten .........19
Stoelen, veiligheidssystemen ......36
Opbergen ..................................... 69
Instrumenten en
bedieningsorganen ......................99
Verlichting .................................. 136
Klimaatregeling .......................... 146
Rijden en bediening ...................155
Verzorging van de auto ..............221
Service en onderhoud ................267
Technische gegevens ................271
Klantinformatie ........................... 284
Trefwoordenlijst ......................... 294Inhoud 

Inleiding3Uw autogegevens
Voer hier de gegevens van de auto in
zodat ze gemakkelijk te vinden zijn.
Deze informatie is beschikbaar in de
hoofdstukken “Service en onder‐ houd” en “Technische gegevens”,
alsmede op het typeplaatje.
Inleiding Uw auto is de intelligente combinatievan vernieuwende techniek, overtui‐ gende veiligheid, milieuvriendelijk‐
heid en zuinigheid.
In deze gebruikershandleiding vindt u alle informatie die u nodig hebt om uw
auto veilig en efficiënt te kunnen
bedienen.
Zorg ervoor dat uw passagiers ervan
op de hoogte zijn dat onjuist gebruik
van de auto een ongeval tot gevolg
kan hebben en dat er risico bestaat
voor persoonlijk letsel.
Houd u altijd aan de specifieke wetge‐ ving van het land waarin u zich
bevindt. Deze wetgeving kan afwijken
van de informatie in deze gebruikers‐
handleiding.Als u de beschrijving in deze handlei‐ ding negeert, kan dit van invloed zijn
op de garantie.
Wanneer wij u in deze gebruikers‐
handleiding adviseren de hulp van
een werkplaats in te roepen, raden wij uw Opel Service Partner aan. Voor
het onderhoud van auto's op gas
raden wij een erkend Opel-herstelbe‐
drijf aan.
Elke Opel Service Partner biedt u
eersteklas service tegen redelijke prij‐ zen. Ervaren, door Opel geschooldespecialisten werken volgens speciale
richtlijnen van Opel.
Houd het informatiepakket voor de
gebruiker altijd onder handbereik in
de auto.
Gebruik van deze handleiding
● Deze handleiding geeft een omschrijving van alle voor dit
model beschikbare opties en
functies.  Mogelijk zijn bepaalde
omschrijvingen, waaronder die voor display- en menufuncties,niet op uw auto van toepassingwanneer er sprake is van eenmodelvariant, afwijkende
landenspecificaties of speciale
uitrustingen of accessoires.
● In het hoofdstuk “Kort en bondig”
krijgt u een beknopt overzicht.
● De inhoudsopgave aan het begin
van de handleiding en in de
afzonderlijke paragrafen geeft
aan waar u de informatie die u
zoekt kunt vinden.
● Met behulp van het trefwoorden‐ register kunt u specifieke infor‐
matie zoeken.
● In deze gebruikershandleiding worden auto's getoond met het
stuur links. De bediening van
auto's met het stuur rechts is
vergelijkbaar.
● In de gebruikershandleiding wordt de motoraanduiding
gehanteerd. De bijbehorende
marktaanduiding en productie‐
code vindt u in de paragraaf
"Technische gegevens". 

Instrumenten en bedieningsorganen99Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ....................100
Stuurwielverstelling .................100
Stuurbedieningsknoppen ......... 100
Verwarmd stuurwiel .................100
Claxon ..................................... 101
Wis-/wasinstallatie voorruit ......101
Wis-/wasinstallatie achterruit ...103
Buitentemperatuur ...................103
Klok ......................................... 104
Elektrische aansluitingen .........105
Aansteker ................................ 106
Asbakken ................................. 106
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .....................107
Instrumentengroep ..................107
Snelheidsmeter .......................107
Kilometerteller ......................... 107
Dagteller .................................. 107
Toerenteller ............................. 108
Brandstofmeter ........................108
Brandstofkeuzeschakelaar ......109
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 110
Service-display ........................ 110Controlelampen .......................111
Richtingaanwijzer ....................113
Gordelverklikker ......................114
Airbag en gordelspanners .......114
Airbag-deactivering .................115
Laadsysteem ........................... 115
Storingsindicatielamp ..............115
Rem- en koppelingssysteem ...115
Pedaal intrappen .....................116
Elektrische handrem ................116
Storing elektrische handrem ....116
Antiblokkeersysteem (ABS) .....116
Schakelen ................................ 117
Stuurbekrachtiging ..................117
Afstand tot voorligger ..............117
Lane Departure Warning .........117
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............117
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..117
Traction Control-systeem UIT . 117
Voorverwarming ......................118
Roetfilter .................................. 118
AdBlue ..................................... 118
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 118
Motoroliedruk ........................... 118
Te laag brandstofpeil ...............119
Startbeveiliging ........................119
Rijverlichting ............................ 119Grootlicht................................. 119
Grootlichtassistentie ................119
LED-koplampen .......................119
Mistlamp .................................. 119
Mistachterlicht ......................... 119
Cruise control .......................... 120
Adaptieve cruise control ..........120
Voorligger gedetecteerd ..........120
Snelheidsbegrenzer ................120
Verkeersbordherkenning .........120
Portier open ............................. 120
Informatiedisplays ......................121
Driver Information Center ........121
Info-Display ............................. 125
Boordinformatie ......................... 127
Geluidssignalen .......................127
Batterijspanning .......................128
Persoonlijke instellingen ............128
Telematicaservice ......................131
OnStar ..................................... 131 

110Instrumenten en bedieningsorganenKoelvloeistoftemperatuur‐meter
Het aantal brandende LED's geeft de koelvloeistoftemperatuur aan.
maximaal 3
LED's:bedrijfstempera‐
tuur motor nog niet
bereikt4 tot 6 LED's:normale bedrijfs‐
temperatuurmeer dan 6 leds:temperatuur te
hoogVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit informeert u wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
De resterende levensduur van de olie wordt weergegeven op het Driver
Information Center  3 121.
Selecteer het menu Boordinforma‐
tie  ?  door op  MENU op de rich‐
tingaanwijzerhendel te drukken.
Draai het stelwiel naar de stand
Resterende levensduur olie .
De resterende levensduur van de olie wordt aangeduid met een percen‐
tage. 

Instrumenten en bedieningsorganen111Terugzetten
Druk gedurende enkele seconden op SET/CLR  op de richtingaanwijzer om
terug te zetten. Het contact moet
ingeschakeld zijn maar de motor moet niet draaien.
Bij het verversen van de olie moet het systeem altijd worden teruggezet om
goed te kunnen werken. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Volgende onderhoudsbeurt Wanneer het systeem heeft berekend
dat de gebruiksduur van de motorolie is verstreken, verschijnt  Motorolie
spoedig verversen  op het Driver Infor‐
mation Center. Laat de motorolie en
het oliefilter binnen een week of
500 km door een werkplaats vervan‐
gen (wat het eerst voorkomt).
Service-informatie  3 267.
Controlelampen
De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze
beschrijving geldt voor alle instru‐ mentuitvoeringen. Afhankelijk van de
uitrusting kan de plaats van decontrolelampjes variëren. Bij het
inschakelen van de ontsteking lichten
de meeste controlelampen korte tijd
op bij wijze van functietest.
Betekenis kleuren controlelampen:Rood:gevaar, belangrijke herinne‐ ringGeel:waarschuwing, aanwijzing,
storingGroen:inschakelbevestigingBlauw:inschakelbevestigingWit:inschakelbevestiging 

Instrumenten en bedieningsorganen121Informatiedisplays
Driver Information Center
Het Driver Information Center is
ondergebracht in de instrumenten‐
groep.
De volgende menu's kunnen worden
geselecteerd op het Driver Informa‐
tion Center met de toetsen op de rich‐
tingaanwijzerhendel:● rit-/brandstofinformatie, weerge‐ geven door  ;, zie beschrijving
hieronder
● boordinformatie, weergegeven door  ?, zie beschrijving hier‐
onder
● eco-informatie, weergegeven door  @, zie beschrijving hier‐
onder
Zo nodig verschijnen de volgende
meldingen:
● waarschuwingsmeldingen 3 127
● aanduiding versnelling  3 117
● aanduiding rijmodus  3 167
● waarschuwing bandenspanning 3 246
● aanduiding gordelverklikker 3 114
● service-informatie  3 110
Sommige functies op het display
verschillen tussen onderweg of in stil‐
stand. Sommige functies zijn alleen
onderweg beschikbaar.Menu's en functies selecteren
U selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Druk op  MENU om tussen de menu's
te schakelen of om vanuit een submenu één niveau terug te gaan. 

Instrumenten en bedieningsorganen131systeem neemt de remregeling
over, waarschuwt alleen via
geluidssignalen of wordt geheel
gedeactiveerd.
Dodehoekwaarschuwing : Acti‐
veert of deactiveert het blinde‐
hoeksysteem.
● Buitenverlichting
Buitenverlichting bij ontgr. : Acti‐
veert of deactiveert de instapver‐ lichting.
Duur tijdens uitstappen : Activeert
of deactiveert de uitstapverlich‐
ting en wijzigt de duur ervan.
● Portiervergrendeling
Geen vergr. bij portier open : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelingsfunc‐
tie wanneer een portier open‐
staat.
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐ sche portierontgrendelingsfunc‐
tie na uitschakeling van het
contact. Activeert of deactiveert
de automatische portiervergren‐
delingsfunctie nadat de auto is
weggereden.Vertr. portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de
vertraagde portiervergrende‐
lingsfunctie.
● Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb. vergr. op afstand : Acti‐
veert of deactiveert het alarm‐
knipperlichtsignaal bij het
ontgrendelen.
Feedback ontgrendeling op
afstand : Wijzigt het type terug‐
melding bij het vergrendelen van
de auto.
Portier ontgrendelen op afstand :
Wijzigt de configuratie om alleen
het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Automatische deurrvergrende‐
ling : Activeert of deactiveert de
automatische hervergrendeling
na het ontgrendelen zonder de
auto te openen.
● Fabrieksinstellingen herstellen :
Hervat alle standaardinstellin‐
gen.Telematicaservice
OnStar OnStar is een persoonlijke connecti‐
viteits- en servicehulp met een geïn‐
tegreerde Wi-Fi Hotspot. De OnStar-
service is 24 uur per dag, 7 dagen per
week beschikbaar.
Let op
OnStar is niet op alle markten
verkrijgbaar. Neem contact op met
uw werkplaats voor meer informatie.
Let op
Om OnStar beschikbaar en bedrijfs‐
gereed te kunnen laten zijn, hebt u
een geldig OnStar-abonnement, een werkend elektrisch systeem van de auto, mobiele service en eenGPS-satellietverbinding nodig.
U activeert de OnStar-services en
stelt een account in door op  Z te druk‐
ken en met een adviseur te spreken. 

132Instrumenten en bedieningsorganenAfhankelijk van de uitrusting in de
auto, zijn de volgende services
beschikbaar:
● Noodhulpdiensten en ondersteu‐
ning bij pech onderweg
● Wi-Fi Hotspot
● Smartphone app
● Bediening op afstand, d.w.z. locatie van de auto, inschakeling
van claxon en lichten, aansturing van centrale vergrendeling
● Hulp bij gestolen voertuig
● Voertuigdiagnose
● Bestemming downloaden
Let op
Na tien dagen zonder een contact‐
cyclus wordt de OnStar-module van
de auto uitgeschakeld. Functies
waarvoor een dataverbinding vereist is, zijn na het inschakelen van het
contact weer beschikbaar.OnStar knoppen
Let op
Afhankelijk van de uitrusting kunnen
de OnStar knoppen ook in de achter‐ uitkijkspiegel geïntegreerd zijn.
Privacyknop
Houd  j ingedrukt tot u een bericht
hoort om het doorgeven van de voer‐ tuiglocatie te activeren of deactive‐
ren.
Druk op  j om een oproep met een
adviseur te beantwoorden of beëindi‐
gen.
Druk op  j om de Wi-Fi-instellingen te
openen.
Serviceknop
Druk op  Z om contact met een advi‐
seur te leggen.
SOS knop
Druk op  [ om een noodoproep te
plaatsen naar een speciaal opgeleide
adviseur.
Status-LED
Groen: Het systeem is gereed met
geactiveerd doorgeven van de voer‐
tuiglocatie.
Groen knipperend: Het systeem is
bezig met een oproep.
Rood: Er is een probleem opgetre‐
den.
Uit: Het systeem is gereed met
gedeactiveerd doorgeven van de
voertuiglocatie of het systeem staat in
de stand-bymodus.
Rood/groen knipperend gedurende
een korte periode: Het doorgeven van
de voertuiglocatie is gedeactiveerd.