22Sleutels, portieren en ruiten
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der openen. Batterij vervangen
(batterijtype CR 2032), let hierbij op de juiste plaatsing. Handzender slui‐
ten en synchroniseren.
Afstandsbediening
synchroniseren
Na vervanging van de batterij het
portier openen met de sleutel in het
slot van het bestuurdersportier. De
handzender wordt gesynchroniseerd
wanneer het contact wordt aangezet.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het
gevolg zijn van het volgende:
● Het bereik wordt overschreden.
● De accuspanning is te laag.
● Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten hetbereik, waardoor er opnieuw
gesynchroniseerd moet worden.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.Elektronisch sleutelsysteem
Voor passieve bediening van de
volgende functies:
● centrale vergrendeling 3 24
● motor starten 3 143
De bestuurder hoeft alleen de elek‐
tronische sleutel bij zich te dragen.
De elektronische sleutel bevat ook de
functionaliteit van de handzender
3 21.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig
gebruik vermijden.
24Sleutels, portieren en ruiten● Storing in elektronische sleutel.
● De elektronische sleutel is buiten
ontvangstbereik.
● De accuspanning is te laag.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Om de storing te verhelpen, de positie
van de elektronische sleutel verande‐ ren.
Handmatig ontgrendelen 3 24.
Opgeslagen instellingen Bij uitschakeling van het contact
worden de volgende instellingen
mogelijk automatisch opgeslagen
door de handzender of de elektroni‐
sche sleutel:
● verlichting
● Infotainmentsysteem● centrale vergrendeling
● comfortinstellingen
Een voorwaarde is dat Pers. inst. voor
bestuurder geactiveerd is in de
persoonlijke instellingen van het
Info-Display. Dit moet worden inge‐
steld voor elke handzender of elek‐
tronische sleutel die wordt gebruikt.
Persoonlijke instellingen 3 108.
Centrale vergrendeling Ontgrendelen en vergrendelen van
portieren, bagageruimte en tankvul‐
klep.
Door aan de binnenste portierhand‐ greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch
ontgrendeld.Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de
portieren word geopend, worden
deze na korte tijd automatisch
opnieuw vergrendeld. Een voor‐
waarde is dat de instelling is geacti‐
veerd in de persoonlijke instellingen
3 108.
Werking van afstandsbediening
Ontgrendelen
c indrukken.
Rijden en bediening143Vertraagde uitschakelingstroom
De volgende elektronische systemen kunnen na uitschakeling van de
motor nog tot tien minuten lang blijven
werken:
● Elektrisch bediende ruiten
● Zonnedak
● Audiosysteem
De elektrisch bediende ruiten en
zonnedak blijven tot tien minuten
werken of tot een willekeurig portier
wordt geopend. De radio werkt bij een ingeschakeld contact in de modus
contact en accessoirevoeding. Na
uitschakeling van het contact is de
radio nog tien minuten lang te gebrui‐
ken of tot het bestuurdersportier
wordt geopend.Motor starten
Auto's met contactschakelaar
Draai de sleutel naar stand 1 om het
stuurslot te ontgrendelen.
Handgeschakelde versnellingsbak: koppelings- en rempedaal bedienen.
Automatische versnellingsbak:
rempedaal intrappen en keuzehendel
in stand P of N zetten.
Bedien het gaspedaal niet.
Dieselmotoren: de sleutel naar stand
2 draaien om voor te gloeien en wach‐
ten totdat het controlelampje !
uitgaat.
Draai de sleutel even naar stand 3 en
laat deze los: een automatische rege‐ ling bedient de startmotor na een
korte vertraging zolang de motor
draait; zie 'Automatische startmotor‐ regeling'.
Handgeschakelde versnellingsbak: tijdens een Autostop kunt u de motor
herstarten door het koppelingspedaal
in te trappen 3 145.
Automatische versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
herstarten door het koppelingspedaal los te laten 3 145.
Auto's met Aan/Uit-knop
244KlantinformatieKlantinformatieKlantinformatie........................... 244
Conformiteitsverklaring ............244
Reparatie ongevalschade ........245
Erkenning van software ...........245
Gedeponeerde handelsmerken .......................248
Registratie van voertuigdata en
privacy ....................................... 249
Event Data Recorders (EDR) ..249
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 250Klantinformatie
Conformiteitsverklaring Radiozendsystemen
Deze auto heeft systemen die radio‐
golven conform Richtlijn 1999/5/EC of
2014/53/EU verzenden en/of ontvan‐
gen. Deze systemen voldoen aan de
essentiële vereisten en alle andere
relevante bepalingen van Richtlijn 1999/5/EC of 2014/53/EU. Exempla‐
ren van de originele Conformiteitsver‐ klaringen vindt u op onze website.
Krik
Vertaling van de oorspronkelijke
conformiteitsverklaring
Conformiteitsverklaring conform EG-
richtlijn 2006/42/EC
Bij deze verklaren wij dat het product:
Productaanduiding: Krik
Type/GM onderdeelnummer:
13590195
voldoet aan de bepalingen van richt‐ lijn 2006/42/EC.Gehanteerde technische normen:GMW 14337:Standaarduitrusting
krik - hardwaretestsGMW15005:Standaarduitrusting
krik en reserveband,
boordtestDe geautoriseerde persoon voor het samenstellen van de technische
documentatie is
Hans-Peter Metzger
Engineering Group Manager Chassis & Structure
Adam Opel AG
D-65423 RüsselsheimWas getekend
Daehyeok An
Engineering Group Manager Tyre
Wheel Systems
GM Korea
Bupyung, Incheon, 403-714, Korea
Incheon, Republic of Korea, 4 april
2014
250KlantinformatieRadiofrequentie-identificatie (RFID)
RFID-technologie wordt in sommige
voertuigen gebruikt voor functies
zoals de controle van de banden‐
spanning en beveiliging van het
ontstekingssysteem. Het wordt ook
samen gebruikt met apparaten zoals
handzenders voor het vergrendelen/
ontgrendelen van de deuren en star‐
ten en zenders in de auto voor het
openen van garagedeuren. RFID-
technologie in Opel-voertuigen
gebruikt geen persoonlijke informatie, houdt ze niet bij of koppelt deze niet
aan andere Opel-systemen die
persoonlijke informatie bevatten.
254Hoofdsteunen .............................. 40
Hoofdsteunverstelling ....................8
Hulpverwarming.......................... 136
I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 56
Indicatie afstand tot voorligger ...164
Info-Display................................. 105 Info-Displays ............................... 100
Inhouden ................................... 242
Inklapbare spiegels .....................33
Inleiding ......................................... 3
Instapverlichting ......................... 129
Interieurverlichting ......................128
ISOFIX- kinderveiligheidssystemen ........59
K Katalysator ................................. 149
Kentekenverlichting ...................199
Keuzehendel ............................. 150
Kilometerteller .............................. 87
Kindersloten ................................. 29 Kinderveiligheids-systemen ..........54
Klimaatregeling ............................ 15
Klimaatregelingen .......................131
Klok............................................... 84
Koelvloeistof .............................. 190
Koelvloeistof en antivries ............229
Koelvloeistoftemperatuurmeter ...89Koplampinstelling in het
buitenland .............................. 123
Koplampverstelling ....................123
L
Laadsysteem ............................... 96
Lane Departure Warning ......97, 173
Leeslampen ............................... 129
Lekke band ................................. 217
Lichtschakelaar .......................... 120
Lichtsignaal ................................ 122
Luchtinlaat ................................. 137
M Meters........................................... 87
Midlevel-display .......................... 100
Mistachterlicht ...................... 99, 127
Mistlamp ...................................... 99
Mistlampen ................................ 197
Mistlampen voor ........................127
Motorgegevens .......................... 237
Motor-ID...................................... 233
Motorkap .................................... 188
Motorolie .................... 189, 229, 234
Motoroliedruk ............................... 98
Motor starten ............................. 143
N
Nieuwe auto inrijden ..................140O
Obstakeldetectiesystemen .........165
Olie, motor .......................... 229, 234
OnStar ........................................ 113
Ontlaadbeveiliging accu ............130
Opbergruimte voor........................ 62
Opbergvakken .............................. 61
Opbergvak middenconsole ..........63
Opbergvak onder passagiersstoel 63
Opgeslagen instellingen ...............24
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P
Parkeerhulp ............................... 165
Parkeren .............................. 18, 147
Partikelfilter ................................. 148
Pech ........................................... 222
Persoonlijke instellingen ............108
Pollenfilter .................................. 137
Portieren ....................................... 30
Portier open ............................... 100
Prestaties ................................... 239 Profieldiepte ............................... 212
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 250
Regelbare instrumentenverlichting ...........128
Registreren van autogegevens en privacy ................................ 249