Verlichting115VerlichtingRijverlichting.............................. 115
Lichtschakelaar .......................115
Automatische verlichting .........116
Grootlicht ................................. 117
Grootlichtassistentie ................117
Lichtsignaal ............................. 118
Koplampverstelling ..................118
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 118
Dagrijlicht ................................. 119
Adaptief rijlicht (AFL) ...............119
Alarmknipperlichten .................123
Richtingaanwijzers ..................123
Mistlampen voor ......................123
Mistachterlicht ......................... 124
Parkeerlichten ......................... 124
Achteruitrijlichten .....................124
Beslagen lampglazen ..............124
Binnenverlichting .......................125
Regelbare instrumentenverlichting .........125
Leeslampen ............................. 126
Verlichting zonneklep ..............126
Verlichtingsfuncties ....................126
Instapverlichting ......................126Uitstapverlichting .....................126
Ontlaadbeveiliging accu ..........127Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7:verlichting uit8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of grootlicht
Controlelamp 8 3 96.
124VerlichtingOm in te schakelen > indrukken.
Lichtschakelaar in stand AUTO: bij
het inschakelen van de mistlampen
worden de koplampen automatisch
ingeschakeld.
Mistachterlicht
Om in te schakelen r indrukken.
Lichtschakelaar in stand AUTO: bij
inschakelen van het mistachterlicht
worden de koplampen automatisch
ingeschakeld.
Lichtschakelaar in stand 8: mistach‐
terlicht kan alleen in combinatie met
voorste mistlampen worden inge‐
schakeld.
Het mistachterlicht van de auto wordt bij het aankoppelen van een aanhan‐
ger uitgeschakeld.
Parkeerlichten
Bij het parkeren kunnen de parkeer‐
lichten aan één kant worden inge‐
schakeld:
1. Contact uitschakelen.
2. Richtingaanwijzerhendel volledig omhoog- (parkeerlichten rechts)
of omlaaghalen (parkeerlichten links).
Bevestiging door een geluidssignaal
en de bijbehorende controlelamp van
de richtingaanwijzer.
Achteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer het contact aanstaat en de
auto in de achteruitversnelling staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt na korte tijd vanzelf, om dit
te versnellen de verlichting inschake‐
len.
265Beladingsinformatie .....................78
Beslagen lampglazen ................124
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 161
Beveiliging van de auto ................27
Binnenspiegels ............................. 31
Binnenverlichting ...............125, 209
Blindehoeksysteem ....................175
BlueInjection ............................... 146
Bolle vorm .................................... 30
Boordgereedschap .....................215
Boordinformatie .........................104
Brandstof .................................... 183
Brandstofmeter ............................ 88
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 186
Brandstof voor benzinemotoren 183
Brandstof voor dieselmotoren ...184
Buitenspiegels .............................. 30
Buitentemperatuur .......................83
Buitenverlichting .........................115
C Car Pass ...................................... 21
Centrale vergrendeling ................23
Claxon ................................... 14, 81
Code ........................................... 104
Conformiteitsverklaring ...............254
Contactslotstanden ....................140
Controlelampen ......................86, 89
Controle over de auto ................139Controles.................................... 195
Cruise control ...................... 96, 161
D Dagrijlicht ................................... 119
Dagteller ...................................... 87
DEF ............................................ 146
Diefstalalarmsysteem ..................27
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 201
Dieseluitlaatvloeistof ...................146
Dimlicht of grootlicht ...................115
Driepuntsgordel ........................... 58
Driver Information Center .............97
E EHBO ........................................... 77
Elektrisch bediende ruiten ...........32
Elektrische aansluitingen .............85
Elektrische handrem .............93, 155
Elektrische stoelverstelling ..........53
Elektrische verstelling ..................30
Elektrisch systeem...................... 209
Elektronische rijprogramma's ....151
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....94
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 158
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ...............94Elektronisch
klimaatregelsysteem ..............131
Erkenning van software ..............257
Event Data Recorders (EDR) .....261
F Frontaal airbagsysteem ...............62
Frontaanrijdingswaarschuwing ...164
G
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..260
Geluidssignalen .........................104
Gereedschap ............................. 215
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................77
Gloeilamp vervangen ................201
Gordelverklikker ........................... 91
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display ...................102
Grootlicht ............................. 96, 117
Grootlichtassistentie .............96, 117
H
Halogeenkoplampen .................202
Handgeschakelde versnellingsbak ......................153
Handmatige dimfunctie ................31
Handmatige modus ...................151
Handmatige stoelverstelling .........49