Verzorging van de auto219Selecteer:● Licht voor een comfortabele
spanning tot 3 inzittenden
● Eco voor een Eco-spanning tot
3 inzittenden
● Max voor volledige belading
Koppelingsprocedure
bandenspanningssensor
Elke bandenspanningsensor heeft
een unieke identificatiecode. De iden‐ tificatiecode moet aan de positie van
een nieuw wiel worden gekoppeld
nadat de wielen zijn geroteerd of alle
wielen zijn verwisseld en als een of
meer bandenspanningssensoren zijn
vervangen. De bandenspannings‐
sensoren moeten ook worden gekop‐
peld na het vervangen van een reser‐ vewiel door een reguliere band met
een bandenspanningssensor.
Bij de volgende contactcyclus moeten
de storingslamp w en het waarschu‐
wingsbericht doven/verdwijnen. De
sensoren worden met een inleerge‐
reedschap in de volgende volgorde
gekoppeld aan de wielposities: voor‐
wiel linkerzijde, voorwiel rechterzijde,achterwiel rechterzijde en achterwiel
linkerzijde. De richtingaanwijzer in de
huidige actieve stand wordt verlicht
totdat de sensor is gekoppeld.
Raadpleeg uw werkplaats voor
onderhoud. U hebt twee minuten voor het koppelen van de positie van het
eerste wiel en vijf minuten voor het
koppelen van de positie van alle vier
de wielen. Bij het overschrijden van
deze tijd stopt het koppelen en moet u opnieuw beginnen.
Koppel de bandenspanningssenso‐
ren als volgt:
1. Trek de handrem aan.
2. Schakel het contact in.
3. Op auto's met automatische versnellingsbak: zet de keuze‐
hendel in P.
Bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak: selecteer
Neutraalstand.
4. Gebruik MENU op de richtingaan‐
wijzerhendel om Informatiemenu
voertuig op het Driver Information
Center te selecteren.5. Draai het stelwieltje om naar het bandenspanningsmenu te schui‐
ven.
6. Druk op SET/CLR om het koppe‐
len van de sensoren te starten. Er
moet een bericht met een vraag
om acceptatie van het proces
verschijnen.
7. Druk nogmaals op SET/CLR om
de selectie te bevestigen. De
claxon piept twee keer om aan te
geven dat de ontvanger in de
inleermodus staat.
8. Begin met de voorwiel aan de linkerzijde.
9. Zet de inleertool bij het ventiel tegen de wang van de band. Drukdaarna op de toets om de banden‐ spanningssensor te activeren. De
claxon piept ter bevestiging dat de sensoridentificatiecode aan de
positie van dit wiel is gekoppeld.
10. Ga verder met het voorwiel rechts
en herhaal de procedure zoals
beschreven in stap 9.
11. Ga verder met het achterwiel rechts en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 9.
Service en onderhoud239Service en
onderhoudAlgemene informatie ..................239
Service-informatie ...................239
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............240
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................240Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Neem voor het gedetailleerde, bijge‐
werkte onderhoudsschema contact
op met uw werkplaats.
Service-display 3 88.
Europese service-intervallen Aan het voertuig moet om de
30.000 km onderhoud gepleegd
worden, of na 1 jaar, wat het eerst
voorkomt, tenzij anders vermeld op
het service-display.
Bij een zwaardere belasting, bijv. bij
taxi's en politievoertuigen, geldt
wellicht een korter onderhoudsinter‐
val.
De Europese service-intervallen
gelden voor de volgende landen:Andorra, België, Bosnië-Herzego‐
vina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk,
Griekenland, Groenland, Groot-Brit‐
tannië, Hongarije, Ierland, IJsland,
Italië, Kroatië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Macedonië,
Malta, Monaco, Montenegro, Neder‐
land, Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Roemenië, San Marino,
Servië, Slovenië, Slowakije, Spanje,
Tsjechische Republiek, Zweden,
Zwitserland.
Service-display 3 88.
Internationale service-intervallen Aan het voertuig moet om de
15.000 km onderhoud gepleegd
worden, of na 1 jaar, wat het eerst
voorkomt, tenzij anders vermeld op
het service-display.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomt-/
en: Koude starts, vaak stoppen en
optrekken, rijden met een aanhanger,
rijden in de bergen, rijden op slechte
en rulle wegdekken, ernstige lucht‐
vervuiling, zand en veel stof in de
267Portier open ................................. 97
Prestaties ................................... 249
Profieldiepte ............................... 221
Q
Quickheat ................................... 135
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 262
Regelbare instrumentenverlichting ...........125
Registreren van autogegevens en privacy ................................ 261
Remassistentie .......................... 156
Rem- en koppelingssysteem .......92
Rem- en koppelingsvloeistof ......240
Remmen ............................ 154, 198
Remvloeistof .............................. 199
Reparatie ongevalschade ...........257
Reservewiel ............................... 229
Richtingaanwijzer ........................91
Richtingaanwijzers ..................... 123
Richtingaanwijzers vooraan ......205
Roetfilter ............................... 94, 145
Rugleuning neerklappen .............51
Ruiten ........................................... 32
Rijgedrag en aanhangertips ......187
Rijhoogte .................................... 139
Rijregelsystemen ........................157
Rijverlichting .......................... 12, 96S
Selectieve katalysatorreductie ....146
Service ............................... 137, 239
Service-display ............................ 88
Service-informatie ...................... 239
Sjorogen ...................................... 77
Slepen ................................ 187, 234
Sleutel, opgeslagen instellingen ...22
Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen .......................222
Snelheidsbegrenzer ...................162
Snelheidsmeter ............................ 86 Softtop ......................................... 35
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................198
Startbeveiliging ......................29, 96
Starten en bedienen ...................140
Starthulp gebruiken ...................232
Stoelpositie .................................. 48
Stoelventilatie ............................... 55
Stoelverstelling .............................. 7
Stoelverwarming ........................... 55
Stop/Start-systeem .....................141
Storing ....................................... 152
Storing elektrische handrem .........93
Storingsindicatielamp ..................92
Stroomonderbreking ..................152
Sturen ......................................... 139
Stuurbedieningsknoppen .............80Stuurbekrachtiging........................ 93
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 80
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 184
Te laag brandstofpeil ...................95
Toerenteller ................................. 87
Top-Tether-bevestigingsogen ......70
Traction Control .........................157
Traction Control-systeem UIT....... 94 Trekhaak............................. 187, 189
Trekstang.................................... 187
Typeplaatje ................................ 243
U Uitlaatgassen ............................. 145
Uitrol-brandstofafsluiter .............141
Uitstapverlichting .......................126
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 222
Vaste luchtroosters ....................136
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................56
Velgen en banden .....................216
Ventilatie ............................... 55, 128
Verbanddoos ............................... 77