Page 86 of 271

84Instrumenten en bedieningsorganenDatum- en tijdinstellingenCD 400plus/CD 400/CD300
Druk op CONFIG . Nu verschijnt het
menu Instellingen .
Selecteer Tijd en datum .
Te selecteren instellingsopties:
● Tijd instellen: Wijzigt de op het
display weergegeven tijd.
● Datum instellen: Wijzigt de op het
display weergegeven datum.
● Tijdopmaak instellen : Wijzigt de
urenindicatie tussen 12 uur en 24
uur .
● Datumopmaak instellen : Wijzigt
de datumindicatie tussen MM/
DD/JJJJ en DD.MM.JJJJ .
● Klok weergeven : Schakelt de
tijdsindicatie op het display in/uit.
● Kloksynchr. RDS-signaal : Het
RDS-signaal van de meeste
VHF-zenders stelt automatisch
de tijd in. De RDS-tijdsynchroni‐
satie kan enkele minuten in
beslag nemen. Sommige
zenders zenden geen correct
tijdsignaal uit. Het is dan raad‐
zaam de automatische tijdsyn‐
chronisatie uit te schakelen.
Persoonlijke instellingen 3 105.
Datum- en tijdinstellingen Navi 950/Navi 650/CD 600
Druk op Config en selecteer dan de
menuoptie Tijd en datum om het
betreffende submenu weer te geven.
Let op
Als Kloksynchr. RDS-signaal geac‐
tiveerd is, worden tijd en datum auto‐
matisch door het systeem ingesteld.
Zie voor meer informatie de handlei‐
ding bij het infotainment-systeem.
Tijd instellen
Selecteer de menuoptie Tijd
instellen om de tijdsinstellingen aan
te passen. Draai aan de multifunctio‐
nele knop om de eerste instelling aan te passen.
Druk op de multifunctionele knop om
de invoer te bevestigen. De
gekleurde achtergrond gaat naar de
volgende instelling.
Page 90 of 271

88Instrumenten en bedieningsorganenVoorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Brandstofmeter
Geeft het brandstofpeil in de tank
aan.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp i. Meteen tanken
wanneer deze knippert.
Tank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Koelvloeistoftemperatuur‐meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
linker gedeelte:motor nog niet op
bedrijfstempera‐
tuurmiddelste
gedeelte:normale bedrijfs‐
temperatuurrechter
gedeelte:koelvloeistoftem‐
peratuur te hoogVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit laat u weten wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Gebruik de knoppen van de rich‐
tingaanwijzerhendel om de reste‐
rende gebruiksduur van de motorolie
weer te geven:
Page 99 of 271
Instrumenten en bedieningsorganen97Er is een voertuig in dezelfde rijstrook
gedetecteerd.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 164.
Portier open
h brandt als symbool op het Driver
Information Center als een portier of
het kofferdeksel open staat.Informatiedisplays
Driver Information Center Het bestuurdersinformatiecentrum zitop de instrumentengroep tussen de
snelheidsmeter en de toerenteller.
De volgende hoofdmenu's kunnen op
het display verschijnen en met
MENU op de richtingaanwijzer
worden geselecteerd. Menusymbo‐
len verschijnen op de bovenste regel van het display:● Informatie- menu voertuig X
● Informatiemenu dagteller/
brandst. W
● Informatiemenu ECO s
Sommige functies op het display
verschillen tussen onderweg of in stil‐
stand. Sommige functies zijn alleen onderweg beschikbaar.
Persoonlijke instellingen 3 105.
Opgeslagen instellingen 3 22.
Menu's en functies selecteren U selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Page 102 of 271

100Instrumenten en bedieningsorganenPagina 3:● digitale snelheid
● actieradius
● momentaan verbruik
De informatie op pagina 1 en
pagina 2 kan apart worden gereset voor kilometerteller, gemiddeld
verbruik en gemiddelde snelheid,
waardoor het mogelijk is om verschil‐ lende tripinformatie weer te geven.
Selecteer pagina's door aan het stel‐
wiel op de richtingaanwijzer te
draaien.Dagteller 1 of 2
De dagteller geeft de afgelegde
afstand vanaf een bepaalde reset weer.
De dagteller telt tot een afstand van
2000 km en start dan weer op 0.
Zet de dagteller terug door gedu‐
rende enkele seconden op SET/CLR
op de richtingaanwijzerhendel te
drukken of door op de resetknop
afzonderlijke voor de geselecteerde
pagina 1 of 2 te drukken.
Gemiddeld verbruik 1 of 2 Weergave van het gemiddelde
verbruik. De meting kan altijd
opnieuw worden ingesteld en begint
met een standaardwaarde.
Zet deze terug door apart voor de
geselecteerde pagina 1 of 2 gedu‐
rende enkele seconden op SET/CLR
te drukken.
Gemiddelde snelheid 1 of 2
Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment opnieuw worden gestart.Zet deze terug door apart voor de
geselecteerde pagina 1 of 2 gedu‐
rende enkele seconden op SET/CLR
te drukken.
Digitale snelheidDigitale weergave van de huidige
snelheid.
Actieradius De actieradius wordt op basis van de
aanwezige tankinhoud en het
momentane verbruik berekend. Op
het display verschijnen gemiddelde
waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐
radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Als het brandstofpeil in de tank laag
is, verschijnt er een bericht op het display.
Wanneer u onmiddellijk moet bijtan‐ ken, verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht.
Bovendien gaat de controlelamp i
in de brandstofmeter branden of knip‐ peren 3 95.
Page 103 of 271

Instrumenten en bedieningsorganen101Momentaan verbruikWeergave van het huidige verbruik.
Informatiemenu ECO s
Druk op MENU om s te selecte‐
ren.
Draai aan het stelwiel om een pagina te selecteren:
● Schakelindicatie : De huidige
versnelling verschijnt in een pijl‐
tje. Het cijfer erboven geeft aan
dat de bestuurder omwille van
het brandstofverbruik moet
opschakelen.
Eco-indexdisplay : Het huidige
brandstofverbruik wordt weerge‐
geven op een gesegmenteerd
display. Pas voor een zuinige
rijstijl uw rijstijl zodanig aan dat
de gevulde segmenten binnen de
Eco-zone blijven. Hoe meer
segmenten er gevuld zijn, hoe
hoger het brandstofverbruik.
Tegelijkertijd wordt de huidige
verbruikswaarde weergegeven.
● Grootverbruikers : Lijst met groot‐
ste momenteel ingeschakelde
comfortgebruikers verschijnt in
aflopende volgorde. De moge‐
lijke brandstofbesparing wordt
weergegeven. Een uitgescha‐
kelde verbruiker verdwijnt van de
lijst en de verbruikswaarde wordt bijgewerkt.
Incidenteel wordt de achterruit‐
verwarming automatisch geacti‐
veerd om de motor zwaarder te
belasten. In dat geval wordt de
achterruitverwarming aangeduid
als een van de grootste verbrui‐
kers, zonder dat de bestuurder
deze heeft geactiveerd.
● Zuinig rijden : Toont de ontwikke‐
ling van het gemiddelde verbruik
over een afstand van 50 km.
Gevulde segmenten tonen het
verbruik in stappen van 5 km en
Page 104 of 271

102Instrumenten en bedieningsorganentonen de gevolgen van het terreinof het rijgedrag voor het
brandstofverbruik.
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display
Afhankelijk van de modelspecifieke
uitvoering heeft de auto een Graphic- Info-Display of een Colour-Info-
Display.
Het Info-Display bevindt zich in het
instrumentenbord boven het "Info‐
tainment"-systeem.
Graphic-Info-DisplayAfhankelijk van het infotainmentsys‐
teem is het Graphic-Info-Display in twee versies leverbaar.
Graphic-Info-Display geeft aan:
● tijd 3 83
● buitentemperatuur 3 83
● datum 3 83
● instellingen elektronische klimaatregeling 3 131
● Infotainmentsysteem, zie beschrijving in de handleiding
Infotainment
● persoonlijke instellingen 3 105
Colour-Info-Display
Het Colour-Info-Display geeft in kleur
weer:
● tijd 3 83
● buitentemperatuur 3 83
● datum 3 83
● instellingen elektronische klimaatregeling 3 131
● achteruitkijkcamera 3 176
● Infotainmentsysteem, zie beschrijving in de handleiding
Infotainment
● navigatie, zie beschrijving in de handleiding Infotainment
Page 105 of 271

Instrumenten en bedieningsorganen103● systeeminstellingen
● boordinformatie 3 104
● persoonlijke instellingen 3 105
De getoonde informatie en de weer‐
gave ervan hangen af van de uitvoe‐
ring van de auto en de geselecteerde
instellingen.
Menu's en instellingen selecteren Via het display krijgt u toegang tot de
menu's en instellingen.
Druk op CONFIG om: Menupagina
Instellingen verschijnt.
Draai aan de multifunctionele knop
om:
● Een instelling of waarde te selec‐
teren.
● Een menuoptie weer te geven.
Druk op de multifunctionele knop om: ● Een instelling of waarde te bevestigen.
● De gemarkeerde optie te selec‐ teren of te activeren.
● Een systeemfunctie in/uit te schakelen.
Druk op BACK om:
● Een menu of instelling zonder wijziging af te sluiten.
● Vanuit een submenu naar een hoger menuniveau terug te
keren.
● Het laatste teken van een teken‐ reeks te wissen. Houd BACK
enkele seconden ingedrukt om
de gehele invoer te wissen.
Sluit het menu Instellingen af door
steeds op BACK te drukken of door
na het bevestigen van de wijzigingen
op CONFIG te drukken.
Persoonlijke instellingen 3 105.
Opgeslagen instellingen 3 22.
Page 106 of 271

104Instrumenten en bedieningsorganenBoordinformatieBerichten worden weergegeven op
het Driver Information Center (DIC);
in sommige gevallen samen met een
waarschuwingszoemer.
Druk op SET/CLR , MENU of draai
aan het stelwiel om een bericht te
bevestigen.
Berichten op het Driver
Information Center
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Berichten op het
Colour-Info-Display
Sommige belangrijke berichten
kunnen tevens verschijnen op het
Colour-Info-Display. Druk op de multi‐
functionele knop om een bericht te
bevestigen. Sommige meldingen
verschijnen slechts gedurende
enkele seconden als pop-up.
Geluidssignalen
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Er klinkt slechts één geluidssignaal
tegelijk.
Het geluidssignaal voor niet gedra‐
gen veiligheidsgordels geniet de prio‐
riteit boven alle andere geluidssigna‐
len.
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Als bij het wegrijden een van de portieren of het kofferdeksel niet
goed gesloten is.
● Als de softtop niet geheel geopend of gesloten is.
● Als het deksel van de softtop niet
geheel gesloten is.
● Als de afscheiding bagageruimte
bij het bedienen van de softtop
ingeklapt is.
● Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheidoverschrijdt.