Rijden en bediening187ongeveer één seconde op D om het
systeem naar een nieuwe parkeer‐
plek te laten zoeken.
Algemene opmerkingen over
parkeerhulpsystemen9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals
externe geluidsbronnen ertoe
leiden dat het systeem obstakels
niet waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden op lage obstakels die het onderstegedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel
minder goed wanneer de senso‐
ren zijn bedekt, bijv. met ijs of
sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Voor grotere auto's in de buurt
(bijv. off-roads, minivans, vans)
gelden speciale voorwaarden. De
objectherkenning en de juiste
afstandsindicatie in het bovenste
deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐ tievlak, bijv. smalle voorwerpen of
zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
Parkeerhulpsystemen detecteren
geen voorwerpen buiten het
detectiebereik.
Let op
Het parkeerhulpsysteem kan
worden geactiveerd en gedeacti‐ veerd door de instellingen op hetInfo-display te veranderen. Als een
aanhangerkoppeling is bevestigd,
moet deze in het menu worden
geselecteerd.
Persoonlijke instellingen 3 108.
Let op
Het parkeerhulpsysteem herkent
automatisch een af fabriek gemon‐
teerde trekhaak. Het systeem wordt
gedeactiveerd zodra u de stekker
erin steekt.
Als gevolg van externe akoestische
of mechanische storingen is het
mogelijk dat de sensor een niet-
bestaand object (echostoring)
herkent.
De geavanceerde parkeerhulp
reageert eventueel niet op verande‐ ringen van de parkeerplek nadat u
met het parkeren bent begonnen.
Let op
Na gebruik moet de geavanceerde
parkeerhulp worden gekalibreerd.
Voor optimale begeleiding tijdens het parkeren is een rijafstand van
ten minste 35 km, inclusief een
aantal bochten, nodig.
Blindehoeksysteem
Het blindehoeksysteem detecteert en meldt objecten die zich, binnen een
specifieke blindehoekzone, aan
weerszijden van de auto bevinden.
Het systeem alarmeert visueel in elke
188Rijden en bedieningbuitenspiegels bij het detecteren die
in de binnen- en buitenspiegels
wellicht niet zichtbaar zijn.
De sensoren van het systeem bevin‐
den zich in de bumper aan de linker-
en rechterzijde van de auto.9 Waarschuwing
Het blinde-hoeksysteem vervangt
het zicht van de bestuurder niet.
Het systeem detecteert geen:
● auto's die zich buiten de blinde hoeken bevinden, en die moge‐
lijk snel naderen
● voetgangers, fietsers of dieren Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Als het systeem tijdens het vooruitrij‐
den in de blindehoekzone een voer‐
tuig detecteert, licht er zowel bij auto's
die worden ingehaald of die u inhalen,
een geel waarschuwingssymbool B
in de betreffende buitenspiegel op. Als de bestuurder vervolgens de rich‐
tingaanwijzer gebruikt, gaat het waar‐
schuwingssymbool B geel knipperen
als waarschuwing om niet van
rijstrook te wisselen.
Let op
Als de inhalende auto minstens
10 km/u sneller rijdt dan de inge‐
haalde auto, licht het waarschu‐
wingssymbool B in de betreffende
buitenspiegel wellicht niet op.
Het blindehoeksysteem werkt bij
snelheden van 10 km/u tot 140 km/u. Bij snelheden hoger dan 140 km/u
wordt het systeem inactief, aangege‐
ven door de verlichte waarschuwings‐ symbolen B in beide buitenspiegels.
Als de snelheid weer wordt verlaagd,
verdwijnen de waarschuwingssym‐
bolen. Als een auto dan in de blinde
zone wordt waargenomen, wordt het
waarschuwingssymbool B als
normaal verlicht aan de betreffende zijde.
Als de auto wordt gestart, lichten
beide displays in de buitenspiegels
kort op om aan te geven dat het
systeem operationeel is.
U kunt het systeem activeren of deac‐
tiveren in het menu Instellingen op het
Info-display . Persoonlijke instellingen
3 108.
De deactivering wordt aangegeven
met een tekst op het Driver Informa‐
tion Centre.
Detectiezones
De systeemsensor dekt een zone van ongeveer drie meter aan beide zijdenvan de auto af. De zone begint bij elke
buitenspiegel en strekt zich ongeveer drie meter naar achteren uit. De zone
is ongeveer tussen de 0,5 meter en
twee meter hoog, vanaf de grond.
190Rijden en bediening
Weergeven van meerdere borden op
het display is mogelijk.
Een uitroepteken in een kader bete‐
kent dat er een onderbord werd gede‐
tecteerd dat niet door het systeem
kan worden herkend.
Het systeem is actief tot een snelheid
van 200 km/u afhankelijk van de
verlichtingsomstandigheden. ’s
Nachts is het systeem actief tot een
snelheid van 160 km/u.
Zodra de rijsnelheid onder 55 km/u
komt, wordt het display gereset en
wordt de inhoud van de pagina met
verkeersborden gewist. De volgende
herkende snelheidsindicatie zal
worden weergegeven.
Displayweergave
Verkeersborden worden weergege‐ ven op de pagina
Verkeersbordherkenning op het DIC.
Selecteer Instellingen X door op
MENU te drukken en selecteer
Verkeersbordherkenning via het stel‐
wiel op de richtingaanwijzerhendel 3 95.
Wanneer u een andere pagina op het menu Driver Information Center hebt
gekozen en u daarna weer de pagina
Verkeersbordherkenning kiest, wordt
het laatst herkende verkeersbord getoond.
234Verzorging van de auto
Bij rechtsgestuurde auto's zit de
zekeringenkast achter een deksel in
het handschoenenkastje. Open het
handschoenenkastje, open daarna
de afdekking en klap die omlaag.
Nr.Stroomkring1Displays2Rijverlichting/carrosserieregel‐
module3Rijverlichting/carrosserieregel‐
module4Infotainment-systeem5Infotainmentsysteem/instru‐
ment612 V-aansluiting/aansteker7Elektrische aansluiting8Dimlicht links/carrosserieregel‐
module9Dimlicht rechts/carrosseriere‐
gelmodule/airbagmodule10Portiersloten/carrosserieregel‐
module11Aanjager12–13–14Diagnosestekker15Airbag16Elektrische aansluitingNr.Stroomkring17Airconditioning18Logistiek19Carrosserieregelmodule20Carrosserieregelmodule21Instrumentengroep/diefstala‐
larmsysteem22Contactsensor23Carrosserieregelmodule24Carrosserieregelmodule25–26–
Zekeringenkast in
bagageruimte
3-deurs hatchback De zekeringenkast zit links in de
bagageruimte achter een deksel.
262Verzorging van de autoInstrumentengroep en de displays
alleen met een zachte, vochtige doek reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met
een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name op lichtgekleurde bekleding. Reinig
verwijderbare vlekken en verkleurin‐
gen zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten
omdat geopende klittenbandslui‐
tingen schade aan de stoelbekle‐
ding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen
worden gereinigd als de carrosserie.
Zo nodig een interieurreiniger gebrui‐ ken. Geen andere middelen gebrui‐ken. Vooral geen oplosmiddelen of
brandstof. Niet schoonmaken met
hogedrukreinigers.
Service en onderhoud263Service en
onderhoudAlgemene informatie ..................263
Service-informatie ...................263
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............264
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................264Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Servicedisplay 3 85.
Europese service-intervallen
Aan het voertuig moet om de
30.000 km onderhoud gepleegd
worden, of na 1 jaar, wat het eerst
voorkomt, tenzij anders vermeld op
het service-display.
Bij een zwaardere belasting, bijv. bij taxi's en politievoertuigen, geldt
wellicht een korter onderhoudsinter‐
val.
De Europese service-intervallen
gelden voor de volgende landen:Andorra, België, Bosnië-Herzego‐ vina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Groenland, Groot-Brit‐
tannië, Hongarije, Ierland, IJsland,
Italië, Kroatië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Macedonië,
Malta, Monaco, Montenegro, Neder‐
land, Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Roemenië, San Marino,
Servië, Slovenië, Slowakije, Spanje,
Tsjechische Republiek, Zweden,
Zwitserland.
Servicedisplay 3 85.
Internationale service-intervallen
Aan het voertuig moet om de
15.000 km onderhoud gepleegd
worden, of na 1 jaar, wat het eerst
voorkomt, tenzij anders vermeld op
het service-display.
Bij een zwaardere belasting geldt
wellicht een korter onderhoudsinter‐
val. Er is sprake van zware bedrijfs‐
omstandigheden als een of meer van de volgende situaties vaak voor‐
komt-/en: Koude starts, vaak stoppen
en optrekken, rijden met een aanhan‐
ger, rijden in de bergen, rijden op
264Service en onderhoudslechte en rulle wegdekken, ernstige
luchtvervuiling, zand en veel stof in de
lucht, rijden op grote hoogtes en
aanzienlijke temperatuurwisselingen.
In deze zware omstandigheden
moeten bepaalde onderhoudswerk‐
zaamheden wellicht vaker dan met
het reguliere service-interval worden
verricht.
De internationale service-intervallen zijn geldig in de landen die niet tot de groep behoren waarvoor de Euro‐
pese service-intervallen werden
opgesteld.
Servicedisplay 3 85.
Registraties
Uitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde
plaatsen in het Service- en garantie‐
boekje. De datum en afgelezen kilo‐
meterstand worden bevestigd met
stempel en handtekening van de
uitvoerende werkplaats.
Zorg ervoor dat het Service- en
garantieboekje correct wordt inge‐
vuld, omdat een sluitend bewijs vanservice essentieel is bij aanspraken
op garantie of goodwill en tevens een pluspunt is bij verkoop van de auto.
Service-interval met resterende
levensduur van motorolie
Het service-interval is gebaseerd op
diverse parameters afhankelijk van
het gebruik.
Het service-display meldt wanneer de
motorolie moet worden ververst.
Servicedisplay 3 85.Aanbevolen
vloeistoffen,
smeermiddelen en
onderdelen
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen
Gebruik alleen producten die voldoenaan de aanbevolen specificaties.9 Waarschuwing
Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk
en mogelijk giftig. Voorzichtig
hanteren. Informatie op de verpak‐ king in acht nemen.
Motorolie
Motorolie wordt ingedeeld op basis van de kwaliteit en de viscositeit. Bij
de keuze van motorolie is kwaliteit
belangrijker dan viscositeit. Door de
oliekwaliteit blijft o.a. de motor
schoon, is de slijtage minimaal en
veroudert de olie minder snel. De
297Bekerhouders .............................. 62
Bekleding .................................... 261
Beladingsinformatie .....................73
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 163
Beveiliging van de auto ................28
Binnenspiegels ............................. 32
Binnenverlichting .......................129
Blindehoeksysteem ....................187
Bolle vorm .................................... 31
Boordgereedschap .....................236
Boordinformatie .........................102
Brandstof .................................... 194
Brandstofkeuzeschakelaar ..........84
Brandstofmeter ............................ 84
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 200
Brandstof voor benzinemotoren 194
Brandstof voor dieselmotoren ...194
Brandstof voor rijden op LPG .....195
Buitenspiegels .............................. 31
Buitentemperatuur .......................79
C
Car Pass ...................................... 22
Centrale vergrendeling ................24
Claxon ................................... 15, 77
Code ........................................... 102
Conformiteitsverklaring ...............287
Contactslotstanden ....................144
Controlelampen ......................83, 86Controle over de auto ................143
Controles .................................... 209
Cruise control ...................... 95, 163
D
Dagrijlicht ................................... 122
Dagteller ...................................... 83
Dak ............................................... 36
Dakbelasting ................................. 73
Dakdrager .................................... 72
Diefstalalarmsysteem ..................28
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 215
Dimlicht of grootlicht ...................119
Driepuntsgordel ........................... 50
Driver Information Center .............95
E EHBO ........................................... 71
Elektrisch bediende ruiten ...........34
Elektrische aansluitingen .............81
Elektrische handrem .............91, 156
Elektrische handrem defect ..........91
Elektrische stoelverstelling ..........46
Elektrische verstelling ..................31
Elektrisch systeem...................... 230
Elektronische rijprogramma's ....153
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....92
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 159Elektronische
stabiliteitsregeling UIT ..............92
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............135
ERA GLONASS .......................... 116
Erkenning van software ..............290
Event Data Recorders (EDR) .....294
F
Frontaal airbagsysteem ...............52
Frontaanrijdingswaarschuwing ...174
G
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..293
Geluidssignalen .........................104
Gereedschap ............................. 236
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................71
Gloeilamp vervangen ................216
Gordels ......................................... 49
Gordelverklikker ........................... 89
Gordijnairbagsysteem .................. 54
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display ...................100
Grootlicht ............................. 94, 121
Grootlichtassistentie .............94, 121