6–10
Onderhoud en verzorging
Periodieke onderhoudsbeurten
*3 Indien de auto voornamelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, is het aan te bevelen de
motorolie vaker te verversen en het olie ¿ lter vaker te vernieuwen dan de normaal aanbevolen intervallen.
a) Gebruiksdoel van het voertuig is als politieauto, taxi of rijschoolauto.
b) Gebruik in bijzonder stof ¿ ge gebieden
c) Wanneer men de motor vaak langdurig stationair laat draaien of veelvuldig met lage snelheden rijdt
d) Bij het rijden gedurende lange perioden bij lage buitentemperaturen of het regelmatig rijden van korte
afstanden
e) Rijden bij extreme hitte
f) Voortdurend rijden in bergachtige gebieden
*4 Bij het vervangen van de motorkoelvloeistof wordt het gebruik van FL-22 aanbevolen. Gebruik van andere
motorkoelvloeistof dan FL-22 kan ernstige schade aan de motor en het koelsysteem toebrengen.
*5 Indien de auto gebruikt wordt in gebieden met veel zand of stof, dient het lucht ¿ lter vaker gereinigd en indien
nodig vernieuwd te worden dan bij de normaal aanbevolen intervallen.
*6 Inspecteer het elektrolietniveau van de accu, het soortelijk gewicht en het uiterlijk van de accu. Indien de
auto in buitengewoon hete en koude gebieden gebruikt wordt, het elektrolietniveau van de accu, het soortelijk
gewicht en het uiterlijk van de accu elke 10.000 km of 6 maanden inspecteren. Bij de onderhoudsvrije accu is
alleen een inspectie van het uiterlijk vereist.
*7 Indien u een intensief gebruik van de remmen maakt (bijvoorbeeld, regelmatig met hoge snelheid of in
berggebieden rijdt), of wanneer de auto in zeer vochtige klimaten gebruikt wordt, de remvloeistof jaarlijks
verversen.
*8 Als dit onderdeel ondergedompeld is geweest in water, dient de olie ververst te worden.
*9 Het initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) moet zodanig worden uitgevoerd dat het
systeem normaal functioneert (indien voorzien).
*10 Controleer de uiterste gebruiksdatum van de bandreparatievloeistof elk jaar tijdens het uitvoeren van periodiek
onderhoud. Vervang de À es met bandreparatievloeistof door een nieuwe voor het verstrijken van de uiterste
gebruiksdatum.
7–42
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Signaal Waarschuwing
(Knippert)
Waarschuwingslampje van
bandenspanningcontrolesysteem
*
Voertuigen met conventionele banden
Als het bandenspanningcontrolesysteem defect is, gaat het
waarschuwingslampje voor de bandenspanning gedurende ongeveer 1 minuut
knipperen wanneer het contact op ON gezet wordt en vervolgens continu
branden. Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur,
bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur controleren.
Voertuigen met run À at banden
Als er een defect is in het bandenspanningcontrolesysteem, gaat het
bandenspanningswaarschuwingslampje knipperen. Laat uw auto zo spoedig
mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda
reparateur controleren.
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem
gaat branden of knipperen of als de waarschuwingszoemtoon voor
lage bandenspanning wordt gegeven, onmiddellijk de rijsnelheid
verminderen en plotseling manoeuvreren en remmen vermijden:
Als het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem
gaat branden of knipperen of als de waarschuwingszoemtoon voor lage
bandenspanning wordt gegeven, is het gevaarlijk met hoge snelheden te
rijden of plotseling te manoeuvreren of te remmen. De kans bestaat dat
u de macht over het stuur verliest en een ongeluk veroorzaakt.
Om te bepalen of u een langzaam leeglopende band of een lekke band
heeft, de auto op een veilige plaats parkeren waar u visueel de toestand
van de band kunt controleren en bepalen of de band voldoende lucht
heeft om verder te gaan naar een plaats waar lucht bijgevuld kan
worden en het systeem opnieuw gecontroleerd kan worden door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur of
een bandenreparatiewerkplaats.
Het TPMS waarschuwingslampje mag nooit genegeerd worden:
Negeren van het TPMS waarschuwingslampje is gevaarlijk, ook als
u de reden weet waarom het brandt. Laat het probleem zo spoedig
mogelijk verhelpen alvorens dit tot een ernstigere situatie leidt, zoals
het plotseling lek raken van een band met een gevaarlijk ongeluk als
mogelijk gevolg.
7–48
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Waarschuwingslampje van bandenspanningcontrolesysteem (Brandt) *
Neem de juiste maatregel en controleer dat het waarschuwingslampje uit gaat.
Voertuigen met conventionele banden
Waarschuwing Te nemen maatregel
Wanneer het waarschuwingslampje brandt en de
waarschuwingszoemer klinkt (ongeveer 3 seconden), is
de bandenspanning in één of meerdere van de banden
te laag.
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem gaat branden of
knipperen of als de waarschuwingszoemtoon voor lage
bandenspanning wordt gegeven, onmiddellijk de rijsnelheid
verminderen en plotseling manoeuvreren en remmen
vermijden:
Als het waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem gaat branden of
knipperen of als de waarschuwingszoemtoon voor lage
bandenspanning wordt gegeven, is het gevaarlijk met hoge
snelheden te rijden of plotseling te manoeuvreren of te
remmen. De kans bestaat dat u de macht over het stuur
verliest en een ongeluk veroorzaakt.
Om te bepalen of u een langzaam leeglopende band of een
lekke band heeft, de auto op een veilige plaats parkeren
waar u visueel de toestand van de band kunt controleren
en bepalen of de band voldoende lucht heeft om verder te
gaan naar een plaats waar lucht bijgevuld kan worden en
het systeem opnieuw gecontroleerd kan worden door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda
reparateur of een bandenreparatiewerkplaats.
Het TPMS waarschuwingslampje mag nooit genegeerd
worden:
Negeren van het TPMS waarschuwingslampje is gevaarlijk,
ook als u de reden weet waarom het brandt. Laat het
probleem zo spoedig mogelijk verhelpen alvorens dit tot een
ernstigere situatie leidt, zoals het plotseling lek raken van
een band met een gevaarlijk ongeluk als mogelijk gevolg.
Inspecteer de banden en stel deze af op de
voorgeschreven bandenspanning (pagina 6-36 ).
OPMERKING
Stel de bandenspanning af wanneer de banden koud zijn. De
bandenspanning varieert naargelang de bandentemperatuur,
laat daarom de auto gedurende ongeveer 1 uur staan of rijd
er enkel 1,6 km of minder mee alvorens de bandenspanning
af te stellen. Wanneer de bandenspanning bij warme banden
wordt afgesteld op de koude bandendruk, bestaat de kans
dat het TPMS waarschuwingslampje/zoemer aan gaat nadat
de banden zijn afgekoeld en dat de druk tot beneden de
speci ¿ catie terugvalt.
Ook is het mogelijk dat een TPMS waarschuwingslampje
dat brandt doordat de bandenspanning bij een lage
omgevingstemperatuur is teruggevallen blijft branden als
de omgevingstemperatuur omhoog gaat. In dit geval zal
het eveneens noodzakelijk zijn de bandenspanning af te
stellen. Als het TPMS waarschuwingslampje gaat branden
als gevolg van een terugval in de bandenspanning, de
bandenspanning controleren en afstellen.
Banden verliezen na verloop van tijd vanzelf lucht en
het TPMS systeem kan niet het verschil aantonen of de
banden na verloop van tijd vanzelf zacht geworden zijn of
dat er sprake is van een lekke band. Wanneer u echter één
zachte band in een set van vier aantreft, wijst dit op een
probleem; iemand anders dient dan langzaam met de auto
vooruit te rijden zodat u de zachte band kunt inspecteren op
inkervingen en metalen voorwerpen die vanuit het pro ¿ el
of de zijwand naar buiten steken. Breng enkele druppels
water aan op het ventiel om te zien of er luchtbelletjes
verschijnen die wijzen op een defect ventiel. Lekkages
moeten grondiger aangepakt worden dan het enkel opnieuw
oppompen van de defecte band aangezien lekkages
gevaarlijk zijn - breng de auto naar een deskundige
reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur.