4-20
Multimediasysteem
FM/AM (zonder RDS)
(1) Band
Schakelen tussen FM en AM.
(2) Presets (voorkeuzezenders)
Bekijk alle voorkeuzezenders.
(3) List (lijst)
Bekijk alle beschikbare zenders.
(4) Menu
Navigeer naar het menuscherm.
Schakelen tussen FM en AM
Druk op de toets [RADIO]van het
audiosysteem om te schakelen tussen FM en AM.
Druk op de toets [Band] op het scherm om te schakelen tussenFM en AM.
Zenders zoeken
Druk op de toets [SEEK/TRACK]om
zenders te zoeken.
List (lijst)
Er wordt een overzicht weergegeven
van alle beschikbare zenders op de
huidige locatie van de auto. Druk op
de toets om de gewenste zender teselecteren.
Favoriete zenders kunnen als
voorkeuzezender wordenopgeslagen onder [Presets] door de
toets [save] (opslaan) te selecteren.
Presets (voorkeuzezenders)
Er kunnen maximaal 40
veelbeluisterde zenders wordenopgeslagen.
Selecteer de gewenste
voorkeuzezender in het overzicht
met zenders.
Houd de gewenste voorkeurspositie
(1 - 40) ingedrukt om de zender
onder die voorkeurstoets op te slaan.Als er nog niets onder die toets is
opgeslagen, kunt u de zender onder
die toets opslaan door er simpelweg
even op te drukken.
Menu
Druk op de toets [Menu] en selecteer
de gewenste functie.
Scan (scannen): elke beschikbare zender is telkens 5 seconden te horen.
Sound Settings (geluidsinstellingen): de
geluidsinstellingen kunnen worden
gewijzigd.
4-32
Multimediasysteem
(Vervolg)
Als de iPod®
als gevolg van een
interne storing niet werkt, reset dan
de iPod ®
(raadpleeg de handleiding
van uw iPod ®
).
Afhankelijk van de softwareversie kan de iPod ®
mogelijk niet met het
systeem worden gesynchroniseerd.
Als de media wordt verwijderd of
losgekoppeld voordat deze is
herkend, keert het systeem mogelijk
niet terug naar de voorgaande modus
(iPod ®
kan niet worden opgeladen).
Andere kabels dan die van 1 meter die met iPod ®
-/iPhone ®
-producten
worden meegeleverd, worden
mogelijk niet herkend.
Wanneer er andere muziek-apps op uw iPod ®
worden gebruikt, werkt de
synchroniseerfunctie van het systeem
mogelijk niet door een storing in de
iPod ®
-applicatie.
4-51
Multimediasysteem
4
Bluetooth
Selecteer de toets [SETUP]van het
audiosysteem ➟Selecteer
[Bluetooth].
Connections (verbindingen): regel het koppelen en wissen van en
verbinding maken met en het
verbreken van de verbinding metBluetooth ®
-apparaten.
Auto connection priority (prioriteit automatisch verbinding maken):
stel de verbindingsprioriteit in vanBluetooth ®
-apparaten wanneer de
auto wordt gestart.
Update contacts (contacten bijwerken/downloaden): contacten
kunnen worden gedownload vanafaangesloten Bluetooth ®
-
apparaten.
Bluetooth voice guidance* (Bluetooth-stembegeleiding):
afspelen of dempen van
gesproken aanwijzingen voor het
koppelen van, verbinding maken
met en storingen in Bluetooth ®
-
apparaten.
* : indien van toepassing Informatie
WWanneer gekoppelde apparaten worden gewist, worden de
oproepgeschiedenis en de contacten
van het apparaat die in het
audiosysteem zijn opgeslagen,
gewist.
Bij Bluetooth ®
-verbindingen met
een lage verbindingsprioriteit duurt
het mogelijk even voordat de
verbinding tot stand wordt
gebracht.
Er kunnen alleen contacten worden gedownload van het Bluetooth ®
-
apparaat dat op dat moment is
aangesloten.
Als er geen Bluetooth ®
-apparaat is
aangesloten, kan de toets
"Download Contacts" (contacten
downloaden) niet worden gebruikt.
Als Slowaaks, Hongaars of Koreaans de ingestelde taal is,
wordt stembegeleiding* via
Bluetooth ®
niet ondersteund.
* : indien van toepassing
System (systeem)
Selecteer de toets [SETUP]van het
audiosysteem ➟Selecteer [System]
(systeem).
Memory information
(geheugeninformatie): bekijk hetgeheugengebruik van My Music
(mijn muziek).
Language (taal): wijzig de taal.
Default (standaard): reset het audiosysteem.
Informatie
Het systeem wordt teruggezet naar de
standaardwaarden en alle opgeslagen
gegevens en instellingen gaan
verloren.
i
i
7
Onderhoud
7
Onderhoud
Motorruimte ............................................................7-3
Onderhoudswerkzaamheden ................................7-4Verantwoordelijkheid van de eigenaar ........................7-4
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot
het onderhoud uitgevoerd door eigenaar ..................7-4
Door de eigenaar uit te voeren onderhoud .......7-5 Schema voor door de eigenaar uit te
voeren onderhoud.............................................................7-6
Uitleg bij onderhoudsschema ...............................7-8
Koelvloeistof .........................................................7-10 Koelvloeistofpeil controleren .......................................7-10
Koelvloeistof verversen .................................................7-13
Remvloeistof .........................................................7-14 Remvloeistofniveau controleren .................................7-14
Ruitensproeiervloeistof.......................................7-15 Ruitensproeiervloeistofniveau controleren ..............7-15
Interieurfilter ........................................................7-16 Filter controleren ............................................................7-16 Ruitenwisserbladen ..............................................7-18
Bladen controleren .........................................................7-18
Bladen vervangen ...........................................................7-18
Accu (12 V) ...........................................................7-20 Voor een optimale werking van de accu...................7-21
Accucapaciteitsticker ....................................................7-21
Accu opladen ....................................................................7-22
Te resetten onderdelen .................................................7-23
Banden en velgen ................................................7-24 Aandacht voor de banden ............................................7-24
Aanbevolen bandenspanning bij koude banden .....7-25
Bandenspanning controleren .......................................7-26
Wielen verwisselen .........................................................7-27
Wielen uitlijnen en balanceren ....................................7-28
Banden vervangen ..........................................................7-28
Velgen vervangen............................................................7-29
Grip .....................................................................................7-29
Onderhoud van banden .................................................7-29
Informatie op de wang van de band ..........................7-29
Banden met een kleine hoogte-/
breedteverhouding ..........................................................7-33
7
7-23
7
Onderhoud
Met een hulpaccu
Rijd na het starten met behulp van een hulpaccu gedurende 20 - 30
minuten met de auto alvorens hem
uit te zetten. De auto kan mogelijk
niet opnieuw gestart worden als u
hem uitzet voordat de accu de kansgehad heeft om goed op te laden.
Zie "Starten met hulpaccu" in
hoofdstuk 6 voor meer informatie
over procedures voor het starten meteen hulpaccu.Informatie Een onjuist afgevoerde accukan schadelijk zijn voor het
milieu en voor de
gezondheid.
Voer de accu volgens de wettelijke
voorschriften af.
Te resetten onderdelen
Sommige onderdelen moeten
worden gereset nadat de accu is
ontladen of na het weer aansluiten
van de accukabels. Zie hoofdstuk 3
voor:
Elektrisch bedienbare ruiten
Tripcomputer
Verwarmings- en ventilatiesysteem
Klok
Audiosysteem
Schuifdak
Geheugen bestuurdersstoel
i
7-37
7
Onderhoud
Zekeringschakelaar
Zet de zekeringschakelaar altijd in stand ON.
Als u de schakelaar in stand OFF
zet, moeten sommige onderdelen,
zoals het audiosysteem en de
digitale klok, worden gereset en
werkt de Smart Key mogelijk nietgoed.Informatie
Als de zekeringschakelaar in stand
OFF staat, verschijnt de melding
"Schakel de FUSE SWITCH in".
Zet de zekeringschakelaar tijdens het rijden altijd in stand ON.
Beweeg de zekeringschakelaar niet herhaaldelijk. De
zekeringschakelaar kan
hierdoor beschadigd raken.
Vervangen zekering motorruimte
1. Zet de auto uit.
2. Zet alle andere schakelaars uit.
3. Verwijder het deksel van de zekeringkast door de lip in te
drukken en het deksel omhoog te
trekken.
AANWIJZING
i
OAEE076033
OAEE076045L
■Steekzekering
■Cartridge-type zekeringOAEE076011OLFH044149L
I-2Aanbevolen smeermiddelen en hoeveelheden ...............8-6
Accu (12 V) ..................................................................7-20
Accu opladen .............................................................7-22
Accucapaciteitsticker .................................................7-21
Te resetten onderdelen ...............................................7-23
Voor een optimale werking van de accu....................7-21
Achterruitverwarming .................................................3-111 Achterruitverwarming ..............................................3-111
Advanced smart cruise control-systeem .......................5-79 Afstand tot voorligger Smart Cruise Control ............5-88
Beperkingen van het systeem ....................................5-92
Instellen van de gevoeligheid van de
Smart Cruise Control .................................................5-81
Overschakelen naar de cruise control - modus..........5-82
Sensor om de afstand tot de voorligger te signaleren... 5-90
Snelheid Smart Cruise Control ..................................5-82
Afmetingen .....................................................................8-2
Airbag - aanvullend veiligheidssysteem.......................2-50 Aanvullende voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de veiligheid .......................................2-70
Hoe werkt het airbagsysteem? ...................................2-58
Onderhoud aanvullend veiligheidssysteem ...............2-69
Waar zitten de airbags? ..............................................2-52
Waarom werd de airbag bij een aanrijding
niet geactiveerd? ........................................................2-64
Waarschuwingslabels airbags ....................................2-71
Wat gebeurt er als een airbag geactiveerd wordt? .....2-62 Aircocompressorlabel .....................................................8-8
Airconditioningssysteem ................................................8-5
Alarmknipperlichten .......................................................6-2
Als de auto niet gestart kan worden ...............................6-3
Als de motor niet of langzaam ronddraait ...................6-3
Als uw auto een lekke band heeft ................................6-14 Met Tire Mobility Kit (TMK) ...................................6-14
Antidiefstalsysteem.......................................................3-15
Audio (Met Touchscreen) ...............................................4-9 Kenmerken van uw audiosysteem .............................4-10
Media .........................................................................4-21
Radio .........................................................................4-19
Setup (instellen) .........................................................4-50
Telefoon .....................................................................4-41
Automatisch verwarmings - en ventilatiesysteem ......3-112
Automatische verwarming en airconditioning.........3-113
Handmatig bediende verwarming
en airconditioning ....................................................3-114
Onderhoud van het systeem.....................................3-124
Werking systeem ......................................................3-122
Autonomous emergency braking (AEB) ......................5-50 AEB-radarsensor vóór ...............................................5-55
AEB-waarschuwingsmelding en systeemregeling ....5-52
Beperkingen van het systeem ....................................5-58
Storing in het systeem................................................5-56
Systeeminstelling en -activering ................................5-50
Index
A
I-7
Rijhulpsysteem ...........................................................3-102
Achteruitrijcamera ...................................................3-102
Parking Assist System..............................................3-117
Parking Assist System achter...................................3-103
Rijmodusregelsysteem ..................................................5-39
Ruiten............................................................................3-27 Elektrisch bedienbare ruiten ......................................3-27
Ruitensproeiervloeistof .................................................7-15 Ruitensproeiervloeistofniveau controleren ................7-15
Ruitenwisserbladen .......................................................7-18 Bladen controleren .....................................................7-18
Bladen vervangen ......................................................7-18
Ruitenwissers en ruitensproeiers ..................................3-98
Ruitensproeier voorruit ............................................3-101
Ruitenwissers voor.....................................................3-98 Schuifdak ......................................................................3-33
Schuifdak kantelen.....................................................3-34
Schuifdak open-/dichtschuiven..................................3-33
Schuifdak openen en sluiten ......................................3-33
Schuifdak resetten......................................................3-36
Zonnescherm..............................................................3-35
Shift paddle (regeling regeneratief remmen) ...............5-18
Slepen ...........................................................................6-23 Afneembaar sleepoog ................................................6-24
Bergingsbedrijf ..........................................................6-23
Slepen in een noodgeval ............................................6-25
Sloten ............................................................................3-10 Kenmerken van de automatische
portiervergrendeling/-ontgrendeling ..........................3-14
Kindersloten achterportieren .....................................3-14
Portiersloten van binnenuit vergrendelen
/ontgrendelen..............................................................3-11
Snelheidsbegrenzingssysteem.......................................5-71 Bediening snelheidsbegrenzer ...................................5-71
I
Index
S