druk op schakelaar 4 fig. 259 om de
band op te pompen tot de
voorgeschreven spanning (zie paragraaf
"Bandenspanning” in het hoofdstuk
“Onderhoud en verzorging”);
stop na hooguit 15 minuten met
pompen;
OPMERKING Tijdens het legen van de
bus (ongeveer 30 seconden) geeft de
drukmeter 5 fig. 259 kortstondig een
spanning van max. 6 bar aan en daalt
dan weer.
herstel de spanning: ga verder met
oppompen van de band met de kit als
de spanning moet worden verhoogd;
druk op knop 6 fig. 259 als de spanning
moet worden verlaagd.
Als na 15 minuten nog geen
minimumspanning van 1,8 bar is
bereikt, kan de band niet worden
gerepareerd; rijd niet verder en neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Verwijder de kit als de band eenmaal
correct is opgepompt: schroef
langzaam de oppompslang 1
fig. 259 los zodat de inhoud van het
product niet spettert en plaats de bus in
een plastic zak zodat het product niet
kan lekken.
Bevestig het instructielabel op het
dashboard, waar de bestuurder het kan
zien;
plaats de kit weer in de
gereedschapstas en leg hem onder de
bestuurdersstoel;
als de eerste pomphandelingen zijn
verricht, blijft de band leeglopen en
moet eerst met het voertuig worden
gereden om het gat te stoppen.
Vertrek onmiddellijk en rijd met een
snelheid uiteenlopend van 20 tot
60 km/h om het product gelijkmatig
door de band te verdelen en stop na
3 km om de spanning te controleren;
als de spanning hoger is dan 1,3 bar,
maar lager dan voorgeschreven, moet
de spanning hersteld worden (zie het
etiket op het bestuurdersportier);
raadpleeg anders het Fiat
Servicenetwerk: u kunt de band niet
repareren.
BELANGRIJK
172)Er mogen geen voorwerpen op de
vloer aan de bestuurderszijde liggen: als er
hard moet worden geremd kunnen ze
onder de pedalen terechtkomen en het
gebruik daarvan verhinderen.
BELANGRIJK
32)Met de kit kunnen banden worden
gerepareerd waarvan het profiel A fig. 257
is beschadigd door vreemde objecten
kleiner dan 4 mm. Het kan niet alle soorten
lekke banden repareren, zoals insnijdingen
dieper dan 4 milimeter en die aan zijde B
fig. 257 van de band. Zorg er ook voor dat
de velgen in goede staat verkeren. Als het
vreemde object dat het gat heeft
veroorzaakt nog in de band zit, verwijder
het dan niet.
33)Gebruik de opblaaskit niet als de band
beschadigd is geraakt door het rijden met
een gat in de band. Controleer de zijkanten
van de band zorgvuldig voordat enige
werkzaamheden worden verricht. Rijden
met geheel of gedeeltelijk leeggelopen (of
lekke) banden kan gevaarlijk zijn en de band
onherstelbaar beschadigen. Deze reparatie
is tijdelijk. Een lekke band moet zo snel
mogelijk onderzocht (en indien mogelijk
gerepareerd) worden door een specialist.
Als een band wordt vervangen die is
gerepareerd met de kit, breng de
reparateur hier dan altijd van op de hoogte.
Tijdens het rijden kunt u trillingen
waarnemen die worden veroorzaakt door
het product in de band.
165
34)De kit is alleen goedgekeurd voor het
oppompen van banden van voertuigen die
oorspronkelijk met de kit zijn uitgerust. De
kit mag nooit gebruikt worden om de
banden van een ander voertuig of andere
voorwerpen (reddingsvesten, luchtbedden,
enz.) mee op te pompen. Voorkom spetters
op de huid als u de reparatiebus gebruikt.
Als het product in contact komt met de
huid, spoel de huid dan grondig af. Houd
de kit buiten bereik van kinderen. Laat lege
bussen niet achter in de omgeving. Lever
deze af bij een Fiat Servicepunt of een
afvalverwerkingsbedrijf. De
houdbaarheidsdatum van de bus is
aangegeven op het etiket. Controleer de
houdbaarheidsdatum. Ga naar een Fiat
Servicepunt om de opblaasslang en de
reparatiebus te vervangen.
35)Parkeer het voertuig voordat u de kit
gebruikt dusdanig dat het uit de buurt van
het verkeer staat, zet de
alarmknipperlichten aan, trek de handrem
aan en zorg ervoor dat alle inzittenden het
voertuig verlaten en ver uit de buurt van het
verkeer blijven.
36)Als u langs de rijbaan bent gestopt,
waarschuw dan de overige weggebruikers
dat uw voertuig daar staat door de
gevarendriehoek te plaatsen of andere
wettelijk toegestane middelen in het land
waar u zich bevindt.
37)Voorzichtig: een ontbrekende of slecht
vastgedraaide ventieldop kan van invloed
zijn op de grip van de band en
spanningsverlies veroorzaken. De
ventieldoppen moeten identiek zijn aan de
originele en stevig vastgedraaid worden.38)Rijd na reparaties met de kit niet meer
dan 200 km. Rijd bovendien met lagere
snelheid en ga in ieder geval niet sneller
dan 80 km/h. Het etiket moet op een
zichtbaar gedeelte op het dashboard
worden aangebracht. Afhankelijk van het
land of de plaatselijke wetten, moet een
band die is gerepareerd met de opblaaskit,
worden vervangen.STARTEN MET
HULPACCU
173) 174) 175) 176) 177)
39)
De motor starten die elektrische stroom
levert en op een middelmatig toerental
houden.
Als de accu van een ander voertuig
wordt gebruikt om de motor te starten,
moeten daarvoor de juiste kabels (maat
large) van een Fiat Servicepunt worden
gebruikt. Als u zelf over de juiste kabels
beschikt, moet u controleren of ze in
perfecte staat verkeren.
De twee accu's moeten dezelfde
nominale spanning hebben: 12 V. De
accu die de spanning levert moet een
capaciteit (Ampère/uur, Ah) hebben die
minimaal gelijk is aan die van de lege
accu.
260T36708
166
NOODGEVALLEN
173
ONDERHOUDSSCHEMA
De controles vermeld in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema moeten, na het bereiken van 120.000 km/6 jaar, cyclisch
herhaald worden te beginnen vanaf het eerste interval, daarna dezelfde intervallen aanhouden als daarvoor.
Mijl x 100040 80 120 160 200
Jaren246810
Conditie/slijtage banden controleren en bandenspanning,
indien nodig, herstellen; vervaldatum/conditie
"Bandenopblaaskit" controleren (voor bepaalde
versies/markten)
Werking verlichtingssysteem (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte,
interieur, dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel,
enz.) controleren
De vloeistofpeilen controleren en eventueel bijvullen(1) (2)
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren
De diagnosestekker gebruiken om de werking van het
brandstoftoevoer-/motormanagementsysteem en de
emissie te controleren; en voor bepaalde versies/markten,
de verslechtering van de motorolie
(1) Bijvullen met vloeistoffen aangeduid in de paragraaf “Vloeistoffen en smeermiddelen” van het hoofdstuk “Technische gegevens” en pas na het controleren dat
het systeem in tact is.
(2) Het verbruik van additieven voor AdBlue (Ureum) emissies is afhankelijk van de gebruikstoestand van het voertuig en wordt aangegeven met een controlelampje
en bericht op het instrumentenpaneel (voor bepaalde versies/markten).
Vaste of kleverige vlekken
Verwijder direct en voorzichtig het
overtollige vaste of kleverige materiaal
met een spatel (vanaf de randen naar
het midden, zodat de vlek niet groter
wordt). Reinig zoals aangegeven voor
vloeibare vlekken.
Speciale procedure voor snoep,
kauwgom
Houd er een ijsblokje op om de vlek te
kristalliseren en ga vervolgens te werk
zoals bij vaste vlekken.
BELANGRIJK Raadpleeg het Fiat
Servicenetwerk voor advies over het
onderhoud van het interieur of voor
tegenvallende resultaten.
Demonteren/hermonteren
verwijderbare originele uitrusting
van het voertuig
Als u onderdelen van de originele
uitrusting uit het interieur moet
verwijderen (zoals de matten) om ze te
reinigen, plaats ze dan zorgvuldig terug
aan de correcte zijde (de
bestuurdersmat moet aan de
bestuurderszijde) en bevestig ze met de
bijbehorende componenten (de
bestuurdersmat moet bijv. op zijn plaats
worden gehouden met standaard
bevestigingsonderdelen).Controleer in ieder geval als het voertuig
stilstaat, of niets het rijden kan
verhinderen (dat het gebruik van de
pedalen bijv. niet wordt verhinderd
doordat hakken vast komen te zitten
aan de mat, enz.).
Wat niet te doen
Voorwerpen bij de luchtroosters
aanbrengen, zoals deodorant,
luchtverfrissers, enz., waardoor de
bekleding van het dashboard zou
kunnen beschadigen.
BELANGRIJK
212)Gebruik nooit ontvlambare producten
zoals petroleum of wasbenzine voor het
reinigen van het interieur van het voertuig.
De elektrostatische lading die door het
wrijven tijdens het reinigen ontstaat, kan
brand veroorzaken.
213)Bewaar geen spuitbussen in het
voertuig: ontploffingsgevaar. Spuitbussen
mogen niet blootgesteld worden aan
temperaturen boven 50°C. Wanneer het
voertuig in de zon staat, kan de
binnentemperatuur deze waarde ruim
overschrijden.
214)Er mogen geen voorwerpen op de
vloer onder de pedalen liggen; verzeker u
ervan dat de matten altijd vlak liggen en
geen contact met de pedalen maken.
BELANGRIJK
62)We raden gebruik van een
hogedrukreiniger in het interieur af: zonder
de nodige voorzorgsmaatregelen kunnen
de elektrische of elektronische
componenten in het voertuig beschadigen.
63)Gebruik nooit alcohol, benzine en
hiervan afgeleide producten om het
dashboard en het glas van het
instrumentenpaneel te reinigen.
190
ONDERHOUD EN ZORG