Page 64 of 444

DS3_nl_Chap02_ouvertures_ed02-2015
Na het losnemen en weer aansluiten van de
accukabels, het vervangen van de batterij
van de afstandsbediening of een storing in de
afstandsbediening kan de auto niet meer met
de afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld
en gelokaliseerd worden.
F
O
ntgrendel of vergrendel de auto eerst met
de sleutel in het slot.
F
S
ynchroniseer vervolgens de
afstandsbediening.
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-
netwerk als de storing niet is verholpen.
Storing afstandsbediening
Synchroniseren
F Zet het contact af.
F Z et de sleutel in de stand 2 (Contact).
F
D
ruk zo snel mogelijk gedurende enkele
seconden op de vergrendelknop (gesloten
hangslot) van de afstandsbediening.
F
Z
et het contact af en ver wijder de sleutel
uit het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer.
Batterij vervangen
Batterij ref.: CR1620 / 3 V. F W ip het huis los door een muntstuk in de
opening te steken en dit vervolgens te
verdraaien.
F
V
er wijder de lege batterij.
F
S
chuif de nieuwe batterij in de juiste
richting op zijn plaats.
F
K
lik eerst het huis vast en daarna het
verchroomde deel.
F
S
ynchroniseer de afstandsbediening.
Als de batterij van de
afstandsbediening leeg is, wordt u
gewaarschuwd door dit waarschuwingslampje
op het dashboard, een geluidssignaal, en een
melding op het multifunctionele display.
F
K
lap de sleutel uit.
F
O
ntgrendel het verchroomde deel door op
het nokje A te drukken.
F
H
oud het nokje A ingedrukt en schuif het
verchroomde deel 45° uit.
Page 70 of 444

DS3_nl_Chap02_ouvertures_ed02-2015
Inschakelen
F Druk langer dan 2 seconden op de knop A .
Op het multifunctionele display verschijnt een
melding ter bevestiging, in combinatie met een
geluidssignaal.
Uitschakelen
F Druk nogmaals langer dan 2 seconden op
de knop A .
Op het multifunctionele display verschijnt een
melding ter bevestiging, in combinatie met een
geluidssignaal. Hiermee kunt u de portieren mechanisch
vergrendelen en ontgrendelen in het geval van
een storing in de centrale vergrendeling of van
de accu.
Noodbediening
Vergrendelen van het
bestuurdersportier
F Steek de sleutel in het slot en draai deze
rechtsom.
Ontgrendelen van het
bestuurdersportier
F Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom.
Vergrendelen van het
passagiersportier
F Ver wijder de zwarte dop aan de zijkant van het portier, met behulp van de sleutel.
F
S
teek de sleutel in de uitholling en draai de
sleutel tot de aanslag.
F
V
er wijder de sleutel en plaats de dop.
Ontgrendelen van het
passagiersportier
F Trek aan de portiergreep aan de binnenzijde.
Bij een storing in de centrale
vergrendeling moet u de accukabels
losnemen om de auto volledig, inclusief
de achterklep, te kunnen vergrendelen.
Page 71 of 444
69
DS3_nl_Chap02_ouvertures_ed02-2015
Achterklep
Openen
F Ontgrendel de auto, druk op de schakelaar voor het openen van de achterklep en trek
de achterklep omhoog.
Sluiten
F Trek de achterklep omlaag met behulp van de handgreep aan de binnenzijde.
Als de achterklep niet goed is gesloten:
-
b
ij draaiende motor gaat het
verklikkerlampje branden in
combinatie met een melding
op het multifunctionele display
gedurende enkele seconden,
-
ti
jdens het rijden (snelheid hoger dan
10
km/h) gaat het verklikkerlampje branden
in combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het multifunctionele display
gedurende enkele seconden. Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele
storing in de centrale vergrendeling de
achterklep mechanisch ontgrendeld worden.
Noodbediening
Ontgrendelen
F Klap de achterbank naar voren om bij het
slot in de bagageruimte te komen,
F
S
teek een kleine schroevendraaier in de
opening A van het slot om de achterklep te
ontgrendelen.
Toegang tot de auto
Page 88 of 444

DS3_nl_Chap03_confort_ed02-2015
Automatische airconditioningDe airconditioning werkt bij draaiende motor en, bij auto’s met een Stop & Start-systeem, ook in de STOP-stand.
Automatische werking
1. Automatisch programma Comfort
Druk op de toets "AUTO" . Het symbool
"AUTO" wordt weergegeven. Met het oog op uw comfort worden
de instellingen van de airconditioning
de volgende keer dat de auto wordt
gestart, gehandhaafd.
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
ventilatie geleidelijk op het optimale
niveau gebracht.
2. Temperatuurregeling
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de
werkelijke temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.
Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor een optimale
temperatuur de ingestelde waarde te
wijzigen. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
Druk op de toetsen " 5" en " 6" om
deze waarde te wijzigen. Instelling
op ongeveer 21
biedt een optimaal
comfort. Desgewenst kunt u een
andere waarde instellen, waarbij
het raadzaam is deze niet lager dan
18
en niet hoger dan 24
in te stellen.
3. Automatisch programma Zicht
In sommige gevallen kan het
automatisch programma Comfort
niet toereikend blijken om de voorruit
en zijruiten snel condens- en ijsvrij
te maken (vocht, veel inzittenden,
vorst...).
Bij auto’s met een Stop & Start-systeem geldt
dat zolang de voorruitontwaseming in werking
is, de STOP-functie niet beschikbaar is.
Kies dan het automatisch programma Zicht.
Het controlelampje in de toets 3 gaat branden.
Het systeem regelt automatisch de
airconditioning en de luchtopbrengst en zorgt
voor een optimale luchttoevoer naar de voorruit
en zijruiten. De luchtrecirculatie 5
wordt door
het systeem automatisch uitgeschakeld.
Druk nogmaals op de toets 3
of op "AUTO"
om
dit programma af te sluiten. Het controlelampje
in de toets gaat uit en het symbool "AUTO"
wordt weergegeven.
Het is raadzaam deze stand te gebruiken:
het systeem regelt de temperatuur, de
luchtopbrengst, de luchtverdeling naar
de luchtroosters en de luchtrecirculatie
automatisch en optimaal aan de hand van de
door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief
gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.
Page 96 of 444

DS3_nl_Chap03_confort_ed02-2015
jACK-aansluitingUSB-box
Tijdens het gebruik van draagbare
apparatuur wordt deze automatisch
opgeladen.
12V-aansluiting
F Ver wijder het afdekkapje en sluit
een geschikte adapter aan als u een
12V-accessoire wilt aansluiten (max. 120
W).
De muziekbestanden worden beheerd
via het draagbare apparaat.
Deze aansluiting bevindt zich in de "AUX "
-unit
in de middenconsole.
Hierop kunt u draagbare apparatuur
aansluiten, zoals een iPod
®, om vervolgens
muziekbestanden via de geluidsinstallatie van
de auto te kunnen beluisteren.
Raadpleeg voor meer informatie over het
gebruik van deze uitrusting de rubriek "Audio
en datacommunicatie".
Raadpleeg voor meer informatie over het
gebruik van deze uitrusting de rubriek "Audio
en datacommunicatie".
Deze aansluitmodule bevindt zich in de "AUX "-unit op
de middenconsole.
Hierop kan draagbare apparatuur worden
aangesloten, zoals een iPod
® van de 5e generatie of
hoger of een USB-stick.
Dankzij de USB-BOX kunt u de audiobestanden
(mp3, ogg, wma, wav, ...) op uw draagbare apparatuur
beluisteren via de luidsprekers van uw autoradio.
U kunt deze bestanden beheren met de
stuurkolomschakelaars of het bedieningspaneel van
de autoradio en ze weergeven op het multifunctionele
display.
Het aansluiten van elektrische
apparatuur die niet door CITROËN
is goedgekeurd, zoals een lader
met USB-aansluitingen, kan leiden
tot storingen in de werking van de
elektrische componenten van de auto,
zoals een slechte radio-ontvangst
of storingen in de weergave van de
displays.
Page 103 of 444

101
DS3_nl_Chap04_conduite_ed02-2015
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de sleutel is een chip aangebracht die over
een specifieke code beschikt. Om te kunnen
starten, moet bij het aanzetten van het contact
de code van de sleutel worden herkend door de
startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert
het motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo het
starten van de motor bij een inbraak.
Bij een storing in het systeem wordt u
gewaarschuwd door dit verklikkerlampje
in combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het display.Het contactslot heeft 3 standen:
- S tand 1 : Stuurslot
-
S
tand 2 : Contact
-
S
tand 3 : Motor starten
Contactslot
Stand Contact
In deze stand kunnen de elektrische systemen
van de auto worden gebruikt en kan externe
apparatuur worden opgeladen.
Als de laadtoestand van de accu een bepaald
minimumniveau bereikt heeft, schakelt de
auto over op de eco-mode: de voeding van de
elektrische systemen wordt dan automatisch
onderbroken om te voorkomen dat het
laadniveau van de accu te laag wordt.
Bewaar de sticker die u bij de aflevering
van uw auto samen met de sleutels is
overhandigd zorgvuldig op een plaats
buiten de auto.
Starten - afzetten van de motor
De auto kan dan niet gestart worden. Raadpleeg
zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk. Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel: dit kan namelijk storingen aan
het contactslot veroorzaken.
Rijden
Page 106 of 444
DS3_nl_Chap04_conduite_ed02-2015
Parkeerrem
Aantrekken
F Trek de hefboom van de parkeerrem volledig aan om uw auto stil te zetten.
Vrijzetten
F Trek de hefboom van de parkeerrem licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw
de hefboom geheel omlaag.
Draai bij het parkeren van de auto op
een helling de wielen vast tegen het
trottoir, trek de parkeerrem aan en
schakel een versnelling in. Als tijdens het rijden dit
verklikkerlampje en het
verklikkerlampje
STOP branden
in combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display, geeft dit
aan dat de parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.
Page 112 of 444

DS3_nl_Chap04_conduite_ed02-2015
Storing
Als bij aangezet contact dit
controlelampje gaat branden en de
aanduiding AUTO gaat knipperen in combinatie
met een geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display, duidt dit op een
storing in de versnellingsbak. Laat het systeem
controleren door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Resetten
(Elektronisch gestuurde
versnellingsbak met 5
versnellingen)
In uitzonderlijke gevallen kan het
voorkomen dat de versnellingsbak
automatisch gereset moet worden: in
dat geval kan de auto niet meer rijden of
schakelt de versnellingsbak niet meer.
Op het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen
AUTO en - -.
Op het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen AUTO
en - - .
F
Sel
ecteer stand N .
F
T
rap het rempedaal in.
F
W
acht ongeveer 30
seconden tot de
aanduiding N of een ingeschakelde
versnelling op het instrumentenpaneel
verschijnt.
F
B
eweeg de selectiehendel naar stand A
en vervolgens naar stand N .
F
S
tart, ter wijl u het rempedaal nog steeds
ingetrapt houdt, de motor.
De versnellingsbak werkt nu weer naar
behoren. Nadat de accu losgekoppeld is geweest, moet
u de versnellingsbak resetten.
F
Z
et het contact aan.
Volg de hierboven beschreven
procedure.