
57
Ontwasemen – Ontdooien voorruit en zijruiten
Deze opdruk op het bedieningspaneel geeft aan in welke stand de knoppen moeten staan om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen
of te ontdooien.
Met verwarmings-/
ventilatiesysteem
F Zet de knoppen van de temperatuurregeling en de luchtverdeling
in de met de desbetreffende opdruk
weergegeven stand.
F
Z
et de knop van de luchttoevoer in de
stand "Toevoer van buitenlucht" (knop naar
rechts geschoven).
F
Z
et de knop van de luchtverdeling in de
stand "Voorruit".
Met handbediende
airconditioning (zonder
display)
F Zet de knoppen van de temperatuurregeling en de luchtverdeling
in de met de desbetreffende opdruk
weergegeven stand.
F
Z
et de knop van de luchttoevoer in de
stand "Toevoer van buitenlucht" (knop naar
rechts geschoven).
F
Z
et de knop van de luchtverdeling in de
stand "Voorruit".
F
S
chakel de airconditioning in door de
desbetreffende toets in te drukken; het
lampje van de desbetreffende draaiknop
gaat branden.
Uitvoeringen met
automatische
airconditioning (met display)
F Druk op deze toets.
Het lampje van de toets gaat
branden.
F
D
ruk nogmaals op deze toets
om de functie uit te schakelen.
Het lampje van de toets gaat uit.
3
Ergonomie en comfort

58
Achterruitverwarming
De achterruitver warming kan worden ingeschakeld met de toets op het
bedieningspaneel van de verwarming/ventilatie of de airconditioning.
Inschakelen
Ontwasemen/ontdooien van de achterruit werkt
alleen wanneer de motor draait.F
D
ruk op deze toets om de
achterruit en de buitenspiegels
(afhankelijk van de uitvoering) te
ontwasemen. Het lampje van de
toets gaat branden. De achterruit- en buitenspiegelverwarming
wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig
stroomverbruik te voorkomen.
Uitschakelen
F Door nogmaals op de
toets te drukken kan de
voorruitverwarming worden
uitgeschakeld voordat dit
automatisch gebeurt.
Het lampje van de toets gaat dan weer uit.
Schakel de achterruit- en
buitenspiegelverwarming (volgens
uitvoering) uit zodra de omstandigheden
het toelaten.
Het ingeschakeld laten van deze functies
kost namelijk brandstof.
Verwarming onderzijde voorruit.
(Volgens land van bestemming.)
Bij koud weer zal, bij het inschakelen van de
achterruitver warming, ook de onderzijde van
de voorruit worden ver warmd om er voor te
zorgen dat de ruitenwissers niet door sneeuw
of ijs op de voorruit vastgeplakt blijven.
Deze functie is actief zodra de
buitentemperatuur lager is dan 0
°C.
Ergonomie en comfort

59
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van de
verwarming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening achterin vrij blijven.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand vijf tot tien minuten
aan om het systeem in per fecte staat te
houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen. Wij raden u een gecombineerd interieurfilter
aan. Dankzij het toegevoegde speciale
actieve middel draagt het bij tot een
gezuiverde lucht voor de inzittenden en
een schoon interieur (vermindering van
allergische reacties, stank en vetaanslag).
F
L
aat de airconditioning regelmatig
controleren zoals voorgeschreven in het
garantie- en onderhoudsboekje, om het
systeem in per fecte staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het
CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor
(trekken van een aanhanger op een steile
helling bij een hoge buitentemperatuur)
kan de airconditioning tijdelijk worden
uitgeschakeld voor een optimale trekkracht
van de motor. Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de
lucht in het interieur goed ververst wordt.
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor de
ozonlaag.
Condensvorming door de airconditioning kan
ertoe leiden dat zich een klein plasje water onder
de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
Stop & Start
De verwarmings- en airconditioningssys
-
temen werken alleen als de motor draait.
Als u het thermische comfort in de auto op
het door u gewenste niveau wilt houden,
kunt u tijdelijk de functie Stop & Start
uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t -
systeem.
3
Ergonomie en comfort

117
Handmatig uit-/inschakelen
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld om het
thermische comfort in het interieur op peil te
houden, kan het nuttig zijn het Stop & Start-
systeem uit te schakelen.
Het systeem kan bij aangezet contact op elk
gewenst moment worden uitgeschakeld.
Als de motor is afgezet in de STOP-stand,
wordt hij onmiddellijk weer gestart.
Het Stop & Start-systeem wordt automatisch
weer ingeschakeld als het contact wordt
aangezet.Overgang naar de START-stand
- u het rempedaal loslaat ter wijl de selectiehendel in de stand A of M staat,
-
u
, met de selectiehendel in de stand
N en het rempedaal niet ingetrapt, de
selectiehendel in de stand A of M zet,
-
u
de achteruitversnelling inschakelt.Bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak gaat het
verklikkerlampje "ECO" uit en wordt
de motor automatisch gestart als:
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
De START-stand wordt om veiligheids- of
comfortredenen automatisch geactiveerd als:
-
H
et bestuurderportier wordt geopend.
-
D
e veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt.
-
D
e snelheid van de auto hoger is dan
3
km/h bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak.
-
E
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling airconditioning
e n z .) .
Het verklikkerlampje "ECO"
knippert een paar seconden en gaat
vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
6
Rijden

137
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming, ...)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat.
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal
elektrische functies zoals het audio- en
communicatiesysteem, de ruitenwissers, de
dimlichten, de plafonniers enzovoort nog in
totaal maximaal 30 minuten gebruiken.Inschakelen van de eco-mode
Als deze tijd is verstreken, geeft een melding
op het display aan dat de eco-mode is
ingeschakeld en worden de actieve functies in
de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan
het gesprek nog ongeveer 10 minuten worden
voortgezet met de handsfree set van het
audiosysteem.
Uitschakelen van de eco-mode
De functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart wordt.
F
S
tart om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze minstens
vijf minuten draaien.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden (zie de desbetreffende
rubriek).
7
Praktische informatie

146
Zicht
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft
op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
12V-accu
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12V-accu de desbetreffende
rubriek voor meer informatie en de te nemen voorzorgsmaatregelen.
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupoolklemmen goed vastzitten
(bij uitvoeringen zonder snelsluiting
voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Luchtfilter en interieurfilter
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik (veel stadsverkeer...) daar toe aanleiding geven, moeten de filters twee keer zo vaak worden ver vangen .
Een verstopt interieur filter kan de prestaties van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Laat de filters periodiek
vervangen volgens de in het
onderhoudsschema van de fabrikant
aangegeven intervallen.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel.
Roetfilter (Diesel)
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de omstandigheden het toelaten, met een
snelheid van minimaal 60
km/h rijden tot het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden, is het minimale brandstofadditiefniveau bereikt: raadpleeg de rubriek "Niveau brandstofadditief".
of Als het roetfilter vervuild begint te
raken, wordt u hierop geattendeerd
door het permanent branden
van dit lampje in combinatie met
een waarschuwingsmelding op
het display (afhankelijk van de
uitvoering).
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar
keer dat het roetfilter geregenereerd wordt
een brandlucht ruiken; dit is volkomen
normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt
gereden of de motor langdurig stationair
draait, kan bij gasgeven soms waterdamp
uit de uitlaat komen. Dit heeft geen invloed
op de prestaties en heeft geen gevolgen
voor het milieu.
Praktische informatie

169
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
F Trek het deksel eerst rechtsboven en dan linksboven los. Zekering
StroomsterkteFuncties
F02 5 AKoplamphoogteverstelling, diagnoseaansluiting,
bedieningspaneel airconditioning.
F09 5 AAlarmsysteem (af fabriek of inbouw achteraf).
F11 5 AExtra verwarming.
F13 5 AParkeerhulp (af fabriek of inbouw achteraf).
F14 10 ABedieningspaneel airconditioning.
F16 15 AAansteker, 12V-aansluiting.
F17 15 AAudiosysteem, radio (inbouw achteraf).
F18 20 AAudiosysteem / Bluetooth, radio (inbouw achteraf).
F19 5 AMonochroom display C.
F23 5 APlafonniers, kaartleeslampjes.
F26 15 AClaxon.
F27 15 ARuitensproeierpomp.
F28 5 AStuurslot.
8
Storingen verhelpen

218
Aanhanger...................................... 13 9, 18 0 -181
Aansluiting 12V ............................................... 62
Aansteker
........................................................ 62
Accessoires ..................................................... 70
Accu
......................................... 14, 146 , 172-176
Accu laden
.................................................... 174
Achterruitverwarming
..................................... 58
Achteruitrijcamera
......................................... 127
Achteruitrijlicht
.............................................. 165
Actieradius AdBlue
......................................... 27
AdBlue
® ............................................ 20, 132-13 4
Additief AdBlue .............................. .................27
Afmetingen
.................................................... 182
Afstandsbediening
.................................... 3
6-38
Afstellen van de koplamphoogte
....................67
Airbags
...............................
................18, 83 , 90
Airbags vóór
........................................ 83-84, 86
Airconditioning (handbediend)
.......................59
Alarmknipperlichten
........................................ 71
A
larmsysteem
........................................... 3
9-40
Algemeen menu
............................................ 18 6
Allesdragers
.................................................. 140
Antiblokkeersysteem (ABS)
......................17, 77
Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling
.................................. 19, 7 7-79
Armleuning
...................................................... 60
Armleuning vóór
.............................................. 61
Asbak
.............................................................. 60
Asbak (uitneembaar)
....................................... 60
ASR
........
.................................................... 18 -19
Audio-aansluitingen
.................62, 19 0 -191 , 213
Automatische airconditioning ~ Airconditioning, automatische
...................59
Automatische airconditioning (met display)
........................................... 54-56
Automatische transmissie ~ Versnellingsbak,
automatische
........................ 11 0 -114, 147, 172 Automatisch inschakelen
alarmknipperlichten
......................................
71
AUX-aansluiting
............................................
192
Aux-aansluitingen
.........................................
213Brandstoftank leeg (diesel)
...........................
148
Brandstofvuldop ~ Brandstoftankdop
........... 12
9
Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep ...
12 9 -13 0
Buitenspiegels ........................................... 5 0 - 51
A
BCBagageruimte ............................................ 15, 43
Bagageruimte (openen) .................................. 36
B
anden
................
.......................................... 183
Bandenspanning
................................... 153, 183
Bandenspanningscontrole (met set)
....................................... 14 9 -15 0, 152
Bandenspanning te laag (detectie)
...........17, 74
Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening, batterij
.....................37- 3 8
Batterij afstandsbediening vervangen ~
Afstandsbediening, batterij vervangen
........37
Bediening autoradio aan stuurkolom ~ Autoradio,
bedieningen aan stuurkolom
...................... 18
5
Bekerhouder
..............................
.....................60
Beladen
......................................................... 140
Benzinemotor
................................ 131, 142 , 18 0
Bijvullen AdBlue
............................................ 13
4
Binnenspiegel
................................................. 51
BlueHDi
....................................... 21, 25 , 27, 132
Bluetooth (handsfree set)
.............................193
Boordcomputer
......................................... 33-35
Brandstof
....................................................... 131
Brandstofniveaumeter
...................................129
Brandstoftank
................................. 12 9 -13 0, 13 0
Brandstof tanken
.................................... 12 9 -131CD
.................................................................188
CD MP3
..................................................188 -189
CD-/MP3 -speler
.................................... 18
8 -189
Centrale vergrendeling
.............................36 -37
Claxon
.............................................................71
Contact
..........................................................104
Controles
........................................ 14
2, 146 -147
DDagteller .......................................................... 30
Dashboardkastje ............................................. 60
Datum (instellen)
...............................
..............31
Datum instellen
............................................... 31
Derde remlicht
............................................... 166
Detectie te lage bandenspanning ~
Bandenspanning, detectie
...............74 -76, 153
Dieselmotor
............................. 16,
131, 148 , 181
Dimlicht
................................................... 23, 163
Display instrumentenpaneel
.........................115
Trefwoordenregister