7
COCKPIT
Tractiebatterij - Laadtoestandindicator
Als de auto is gestart, wordt de
laadtoestand van de tractiebatterij
permanent weergegeven.
Waarschuwing lage energievoorraad
De bestuurder wordt door middel van
2 opeenvolgende waarschuwingen
geattendeerd op een kleine
energievoorraad:
Als de motor en het contact zijn
afgezet, wordt de indicator bij het
openen van het bestuurdersportier
geactiveerd.
1e waarschuwing: Reservevoorraad
Dit verklikkerlampje
gaat branden als de
energievoorraad van
de tractiebatterij klein
is. Er klinkt ook een
geluidssignaal.
2e waarschuwing: Kritieke voorraad
Dit verklikkerlampje
gaat samen met het
verklikkerlampje voor de
reservevoorraad branden
op het instrumentenpaneel
als de laadtoestand van de
tractiebatterij kritiek is. Als dit
verklikkerlampje brandt, klinkt
een continu geluidssignaal.
De op het instrumentenpaneel
weergegeven actieradius geeft aan
hoe ver u met deze voorraad nog
ongeveer kunt rijden.
Zorg ervoor dat de auto bij de eerstvolgende
gelegenheid wordt opgeladen.
Zorg ervoor dat de auto wordt
opgeladen.
De actieradius wordt niet meer
berekend. Het vermogen van de
aandrijfl ijn wordt geleidelijk aan
verminderd.
De verwarming en airconditioning
worden uitgeschakeld (zelfs al staat
de wijzer van de verbruiksindicator van
deze systemen niet in de stand ECO
). Vanaf deze laadtoestand wordt
de werking van de verwarming
of airconditioning geleidelijk
verminderd.
Raadpleeg voor meer informatie
blz. 8 en 13-14.
8
Energieverbruiksindicator van de airconditioning en verwarming
Deze meter geeft het elektrische
verbruik van de verwarming en
airconditioning weer. Intensief gebruik van deze
systemen, vooral bij lage
snelheden, kan de actieradius van
uw auto aanzienlijk beperken.
Maak daarom effi ciënt gebruik van de
systemen en controleer voordat u gaat
rijden de instellingen om de actieradius
van de auto zo groot mogelijk te
houden.
9
COCKPIT
VERKLIKKERLAMPJES
Verklikkerlampje
Status
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Ready Brandt in
combinatie
met een
geluidssignaal. De auto is klaar om te rijden. Het verklikkerlampje brandt zodra
de systemen onder spanning
staan.
Het gaspedaal kan worden bediend
en u kunt de airconditioning of
verwarming gebruiken.
Reservevoorraad
Brandt in
combinatie
met een
geluidssignaal. Kleine energievoorraad van de
tractiebatterij. Houd de actieradius in de gaten.
Zorg ervoor dat de auto bij de
eerstvolgende gelegenheid wordt
opgeladen.
Beveiliging van
de tractiebatterij Brandt in
combinatie met
een continu
geluidssignaal. De laadtoestand van de
tractiebatterij is kritiek. Als de laadtoestand kritiek wordt,
neemt het motorvermogen
geleidelijk aan af.
De auto moet direct worden
opgeladen.
Brandt. Beperking van het beschikbare
motorvermogen. Als het verklikkerlampje niet
uitgaat, raadpleeg dan het netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Laden
tractiebatterij
Brandt. De tractiebatterij wordt
geladen. Als het laden is voltooid, gaat het
verklikkerlampje uit.
Knippert. De auto kan niet worden
gestart, omdat de laadkabel
nog is aangesloten op de
laadaansluiting van de auto. Controleer of de laadkabel nog is
aangesloten.
Koppel de laadkabel los.
Zelfdiagnose
van het
elektrische
hoofdcircuit
Brandt. Een storing in het elektrische
hoofdcircuit. Laat uw auto zo snel mogelijk
controleren door het netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Storing in de
aandrijfl ijn
Brandt.
Stop onmiddellijk.
Laat zo snel mogelijk uw auto
controleren door het netwerk of door
een gekwalifi ceerde werkplaats.
10
DISPLAYS
Scherm (volgens
uitrustingsniveau)
Druk herhaaldelijk op de toets op het
uiteinde van de ruitenwisserschakelaar
om de verschillende gegevens van de
boordcomputer achtereenvolgend weer
te geven, afhankelijk van het scherm.
Instellen van de eenheden
Actieradius
Weergegeven informatie:
- de berekende resterende
actieradius,
- de extra actieradius die ontstaat
door de stand ECO
te selecteren
op het bedieningspaneel van de
verwarming/airconditioning,
- de extra actieradius die
ontstaat door de verwarming en
airconditioning uit te schakelen.
Weergegeven informatie:
- dagteller (keuzemogelijkheid voor
traject 1 of 2),
- gemiddeld energieverbruik van de
tractiebatterij (per 100 km),
- wagensnelheid.
Traject (1 en 2)
Op dit display ziet u het aantal
kilometers dat u nog kunt rijden
totdat de tractiebatterij moet worden
opgeladen.
Instrumentenpaneel
12
ECO-RIJDEN
Praktische tips
Houd een soepele rijstijl aan
Het elektrische verbruik van uw auto
is sterk afhankelijk van uw route, uw
rijstijl en uw snelheid.
Probeer altijd een soepele rijstijl te
hanteren.
Houd de wijzer van
de energieverbruiks-/
energieopwekkingsindicator in de
" Optimale
" zone: trap het gaspedaal
rustig en gelijkmatig in en rijd waar
mogelijk met een constante en
gematigde snelheid.
Win energie terug
Anticipeer tijdens het rijden zodat
u energie kunt terugwinnen en de
actieradius van de auto kunt vergroten.
Anticipeer op situaties waarbij
u snelheid moet minderen door
tijdig het gaspedaal los te laten
in plaats van te remmen; de
wijzer van de energieverbruiks-/
energieopwekkingsindicator staat dan
in de " Charge
"-zone.
Voorkom onnodig energieverbruik
Neem, net als bij andere auto's, geen
onnodige lading mee en voorkom
dat de luchtweerstand wordt vergroot
(rijden met open ruiten bij snelheden
boven de 50 km/h, allesdragers,
dakkoffer, ...).
Als de airconditioning en verwarming
intensief worden gebruikt, vooral bij
lage snelheden, zal de actieradius van
uw auto beduidend afnemen. Probeer
het gebruik van deze systemen te
optimaliseren.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning
regelmatig en houd u aan het
door de fabrikant voorgeschreven
onderhoudsschema.
13
ECO-COMFORT
ECO-COMFORT
Beperk het gebruik van elektrische
verbruikers
De verwarming en airconditioning
gebruiken energie van de
tractiebatterij. Als deze voorzieningen
intensief worden gebruikt, zal de
actieradius van de auto aanzienlijk
afnemen. Gebruik ze daarom optimaal
zodra het gewenste comfortniveau
is bereikt en controleer voordat u
gaat rijden de instellingen om de
actieradius van de auto zo groot
mogelijk te houden. Probeer ook het
gebruik van de voorruitontwaseming,
de achterruitverwarming en de
stoelverwarming zoveel mogelijk te
beperken.
Uitschakelen van de
verwarming of airconditioning
en ingeschakeld houden van
de ventilatie.
Uitschakelen van de
verwarming of airconditioning
en de ventilatie.
Als u op de toets ECO
drukt,
worden de verwarming en de
airconditioning uitgeschakeld
(maar blijft de ventilatie
ingeschakeld). De wijzer van de
energieverbruiksindicator van de
verwarming en airconditioning staat
dan in het gedeelte ECO
.
Als de knop van de
temperatuurregeling wordt
bediend, wordt de verwarming
of airconditioning weer
ingeschakeld en wordt de
stand ECO
uitgeschakeld.
14
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING EN VERWARMING
ECO
(de verwarming en
airconditioning worden
uitgeschakeld).
OFF
(de verwarming,
airconditioning en ventilatie
worden uitgeschakeld).
Voorruitontwaseming.
Achterruitverwarming bij
uitvoeringen met ruiten in de
achterdeuren.
Luchtverdeling.
Luchtrecirculatie/toevoer van
buitenlucht.
Luchtopbrengstregeling.
Temperatuurregeling.
De ventilatie kan worden
gebruikt zodra dit
verklikkerlampje brandt.
Als de verwarming gedurende
een lange periode niet is gebruikt
en weer wordt ingeschakeld, kan
de eerste minuten een lichte stank
waarneembaar zijn.
Bijzonderheden van
het airconditionings- en
verwarmingssysteem
Het airconditionings- en
verwarmingssysteem regelt geen exacte
temperatuur in het interieur, maar zorgt voor
een constante temperatuur van de lucht die
via de uitstroomopeningen in het interieur
wordt geblazen (de temperatuur is afhankelijk
van de door de gebruikers ingestelde stand
van de temperatuurregeling).
Als u het interieur van de auto snel wilt
opwarmen of afkoelen, aarzel dan niet om de
temperatuurregeling tijdelijk op de koudste of
warmste stand te zetten.
Houd bovendien rekening met het volgende:
- De airconditioning (koeling van
de lucht) werkt uitsluitend als de
buitentemperatuur hoger is dan 15°C,
- De werking van de verwarming
wordt geleidelijk minder vanaf een
buitentemperatuur van 20°C.
Uitvoering met handbediende verwarming
Praktische tips
Verwarming en ventilatie
's Winters is het raadzaam de
luchtverdeling op de voeten te
richten, zodat de warme lucht
gelijkmatig over het interieur
wordt verdeeld.
's Zomers is de werking van de ventilatie
en airconditioning effectiever als u de
luchtverdeling op het gezicht richt.
Als de verwarming is
ingeschakeld, is het raadzaam
een gemiddeld niveau voor de
ventilatie te kiezen, dat wil zeggen
minder dan 3 schoepen. Het systeem zorgt
dan voor de toevoer van warmere lucht.
Luchtverdeling
23
LADEN VAN DE TRACTIEBATTERIJ
OVERIGE INFORMATIE
Tractiebatterij
Deze batterij slaat de voor de werking
van de motor van uw elektrische auto,
de airconditioning en de verwarming
benodigde energie op. Zoals elke
batterij raakt de tractiebatterij tijdens
het gebruik langzaam ontladen, dus
moet hij regelmatig worden opgeladen.
De tractiebatterij kan op elk moment
worden opgeladen, u hoeft dus niet
te wachten tot de reservevoorraad is
aangesproken.
Elektrisch circuit (300 V)
Het elektrische circuit "300 V" is
herkenbaar aan de oranje kabels en dit
symbool op de componenten:
Let op: houd rekening met het feit
dat de montage van elektrische
uitrusting of accessoires die niet
door de fabrikant zijn goedgekeurd,
kan leiden tot storingen in het
elektrische systeem van uw auto.
Wij raden u aan contact op te nemen
met een vertegenwoordiger van
het merk om u te laten informeren
over het assortiment uitrustingen
en accessoires voorzien van een
artikelnummer van het merk. De aandrijfl ijn van uw elektrische
auto werkt met een spanning van
ongeveer 300 V. De componenten
van dit systeem kunnen heet zijn als
het contact aan staat en enige tijd
nadat het contact is afgezet. Neem
de waarschuwingen op de stickers
in de auto in acht. Werkzaamheden
of wijzigingen aan het elektrische
systeem van de auto (componenten,
kabels, stekkers, tractiebatterij) zijn
beslist niet toegestaan vanwege het
gevaar voor ernstige brandwonden en
elektrocutie.
Neem in het geval van problemen
altijd contact op met het netwerk van
de fabrikant of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Rijden op een overstroomde
weg
Het is raadzaam niet te rijden op een
overstroomde weg. In ieder geval mag
het water niet hoger staan dan 150 mm
(tot aan de velgrand) en dient u een
snelheid van maximaal 10 km/h aan te
houden. Als u dit voorschrift niet in acht
neemt, kan het elektrische systeem
beschadigd raken. Raadpleeg in dat
geval het netwerk van de fabrikant of
een gekwalifi ceerde werkplaats om het
elektrische systeem te laten nakijken.
Wijzig niets aan de aandrijfl ijn, dit
kan leiden tot ernstige storingen.