Page 100 of 328

98
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
ACTIVE CITy BRAkE
Active city brake is een rijhulpfunctie
die beoogt een frontale aanrijding te
voorkomen of de snelheid van een
frontale aanrijding te verminderen
wanneer de bestuurder niet of
onvoldoende ingrijpt (onvoldoende
intrappen van het rempedaal).
Dit systeem is ontwikkeld om de
veilig
heid te verbeteren.
De bestuurder moet zelf altijd het
verkeer in de gaten blijven houden
en de afstand tot en de snelheid
van andere weggebruikers blijven
inschatten.
Active
c ity b rake is slechts een
hulpsysteem; de bestuurder moet altijd
attent blijven.
b
ekijk de lasersensor nooit
met een optisch instrument
(vergrootglas, microscoop enz.)
op een afstand van minder dan
10
cm: kans op oogletsel.Werkingsprincipe
Dit systeem detecteert met een
lasersensor boven aan de voorruit
voertuigen die in dezelfde richting
rijden of die vóór de auto stilstaan.
Indien noodzakelijk remt de auto
automatisch af om een aanrijding met
de voorligger te voorkomen.Dit automatische noodremsysteem
remt later af dan de bestuurder
normaal gesproken zou doen. Het
systeem grijpt dus alleen in als de
kans op een aanrijding groot is.
Voorwaarden voor activering
Active city brake werkt als aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
●
het contact is aangezet,
●
de auto rijdt vooruit,
●
de snelheid ligt tussen ongeveer
5
en 30 km/h,
●
de remhulpsystemen (ABS, EBD,
BAS) zijn niet defect,
●
de stabiliteitscontrolesystemen
(ASR, CDS) zijn niet uitgeschakeld
of defect,
●
de auto maakt geen scherpe bocht,
●
het systeem is de laatste
10
seconden niet in werking
getreden.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 101 of 328

99
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
Werking
Als uw auto te dicht bij de voorligger
komt of de voorligger te snel nadert,
remt het systeem automatisch om een
aanrijding te voorkomen.
u
wordt dan door de weergave van
een melding gewaarschuwd.
De remlichten van uw auto gaan
branden om andere weggebruikers te
waarschuwen.
De aanrijding kan automatisch worden
voorkomen als het snelheidsverschil
tussen uw auto en de voorligger niet
groter is dan 15
km/h.
Is het verschil groter, dan probeert het
systeem een aanrijding te voorkomen
of de kracht van de botsing te
beperken door de auto af te remmen.
Het automatische noodremsysteem
kan de auto volledig tot stilstand
brengen als dit nodig is.
In dat geval blijven de remmen
enige tijd (ongeveer 1,5
seconde)
geactiveerd terwijl de auto stilstaat. De
bestuurder kan in die tijd de controle
over de auto overnemen en het
rempedaal intrappen. Het ingrijpen van het systeem
kan ook tot gevolg hebben
dat de motor afslaat, behalve
als de bestuurder tijdens het
automatische remmen snel
genoeg het koppelingspedaal
intrapt.
tijdens het automatische remmen
kan de bestuurder zelf, door het
rempedaal stevig in te trappen,
altijd proberen harder te remmen dan
het noodremsysteem.
n
a een aanrijding wordt
het systeem automatisch
uitgeschakeld; het werkt dan niet
meer.
Ga naar het
c I tro Ë n -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem weer gebruiksklaar te laten
maken.
Grenzen van het systeem
Het systeem detecteert slechts
stilstaande voertuigen of voertuigen die
in dezelfde richting rijden.
Het detecteert geen kleine
voertuigen (fietsen, motorfietsen),
voetgangers of dieren en ook
geen stilstaande voorwerpen die
niet reflecteren.
Het systeem treedt niet in werking of
wordt uitgeschakeld als de bestuurder:
-
het gaspedaal diep intrapt
-
of een ruk aan het stuur geeft
(uitwijkmanoeuvre).
o
nder zeer slechte
weersomstandigheden (zware
regenval, sneeuw, mist,
hagel
enz.) neemt de remweg toe
waardoor het systeem minder efficiënt
een aanrijding kan voorkomen.
De bestuurder moet dus altijd bijzonder
oplettend blijven.
Laat nooit sneeuw op de motorkap
liggen, voorwerpen boven de
motorkap uitkomen of voorwerpen
op het dak naar voren uitsteken: ze
zouden in het gezichtsveld van de
sensor kunnen komen en de detectie
van voertuigen kunnen hinderen.
Veiligheid tijdens het rijden
VeILIGHeID
5
Page 103 of 328

101
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
Storingen
Storing van de sensor
De werking van de lasersensor
kan worden gehinderd door vuil
op de voorruit of door het beslaan
van de voorruit. In dat geval wordt
een melding weergegeven om u te
waarschuwen.
s
chakel de voorruitontwaseming in en
reinig de voorruit ter hoogte van de
sensor regelmatig.
Plak of bevestig geen voorwerpen
op de voorruit vóór de sensor. Storing van het systeem
b
ij een storing van het systeem wordt
u door een geluidssignaal en de
weergave van de melding "Storing
automatisch noodremsysteem"
gewaarschuwd.
Laat het systeem controleren door
het
c I tro Ë n -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Als de voorruit ter hoogte van de
sensor beschadigd is, schakel het
systeem dan uit en neem contact
op met het
c I tro Ë n -netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats
om de voorruit te laten vervangen.
Verwijder de sensor niet, stel de
sensor niet af en test de sensor
niet.
W
erkzaamheden aan de sensor
mogen alleen door het
c I tro Ë n -
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats worden uitgevoerd.
b
ij het trekken van een aanhanger
of als uw auto wordt gesleept,
moet het systeem worden
uitgeschakeld.
Veiligheid tijdens het rijden
VeILIGHeID
5
Page 106 of 328

104
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
AIRBAGS
Algemene informatie
De airbags zijn speciaal ontworpen
voor een betere veiligheid van de
inzittenden bij ernstige aanrijdingen:
ze vormen een aanvulling op de
werking van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.De elektronische schoksensoren
registreren in dat geval de frontale en
zijdelingse aanrijdingen waaraan de
registratiezones voor een aanrijding
worden blootgesteld:
-
bij een ernstige aanrijding worden
de airbags onmiddellijk
opgeblazen
en zorgen voor een betere
bescherming van de inzittenden
van de auto. Direct na de aanrijding
ontsnapt het gas zodat noch het
zicht, noch het eventueel verlaten
van de auto door de inzittenden
wordt belemmerd, -
bij een minder ernstige aanrijding
of een aanrijding van achteren,
en in bepaalde gevallen waarin
de auto over de kop slaat, treden
de airbags niet in werking. De
veilig
heidsgordels zorgen in deze
situaties voor uw bescherming.
De kracht van de aanrijding is
afhankelijk van het soort obstakel
en de snelheid van de auto op dat
moment.
Airbags
Page 148 of 328

146
berlingo-2-Vu_nl_chap08_Aide rapide_ed01-2015berlingo-2-Vu_nl_chap08_Aide rapide_ed01-2015
AFNEEMBAAR SNEEUWSCHERM
(
AFSLUITER )
Afhankelijk van het land van
bestemming wordt het afneembare
sneeuwscherm op het onderste
gedeelte van de voorbumper geplaatst
om een opeenhoping van sneeuw bij
de koelventilator van de radiateur te
voorkomen.
Vergeet niet het sneeuwscherm te
verwijderen als de buitentemperatuur
hoger is dan 10°
c (en er geen kans
op sneeuw meer is) of als de auto een
aanhanger trekt.
Plaatsen
Verwijderen
- steek een schroevendraaier in de
opening ter hoogte van de clips.
-
Wip de vier clips
B één voor één
los.
-
b reng het afneembare
sneeuwscherm aan in de richting van
de centreerstift A op de voorbumper.
-
Zet het scherm vast door de vier
hoeken aan te drukken ter hoogte
van de clips
B.
6. Monteren van het gerepareerde
wiel
Het wiel dient op dezelfde manier te
worden gemonteerd als bij stap 5.
Vergeet bovendien niet het wieldeksel te
monteren.
Zie in rubriek 9
het gedeelte
"Identificatie" voor de plaats van
de sticker met informatie over de
banden.
Zie in rubriek 3
het gedeelte
"
c ockpit", hoofdstuk
"
b andenspanningsdetectie"
voor aanbevelingen na het
vervangen van een wiel met
bandenspanningssensor.
Het reservewiel is niet geschikt
voor het afleggen van lange
afstanden. Laat zo snel mogelijk
het aanhaalmoment van de
wielbouten en de bandenspanning
van het reservewiel controleren
door het
c I tro Ë n -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat bovendien de lekke band zo
spoedig mogelijk repareren en het
oorspronkelijke wiel in de plaats
van het reservewiel monteren
door het
c I tro Ë n -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
sneeuwscherm
Page 157 of 328
155
berlingo-2-Vu_nl_chap08_Aide rapide_ed01-2015berlingo-2-Vu_nl_chap08_Aide rapide_ed01-2015
Zekeringen dashboard
kantel het deksel om bij de zekeringen
te komen. Zekering
FAmpère
A Functies
1 15
r
uitenwisser achter
2 30
c
entrale vergrendeling
3 5 Airbags
4 10 Airconditioning, diagnoseaansluiting, bediening
buitenspiegel, hoogteverstelling koplampen
5 30
r
uitbediening
6 30
s
loten
7 5 Plafonnier achter, kaartleeslamp vóór, dakconsole
8 20 Autoradio, display, waarschuwing lage
bandenspanning, alarm en sirene
9 30 12V-aansluiting voor en achter
10 15 Middenkolom 11 15Contactslot (zwakstroom)
12 15
r
egen- en lichtsensor, airbags
13 5 Instrumentenpaneel
14 15 Parkeerhulp, bediening automatische airconditioning,
handsfree set
15 30
s
loten
16 - Vrij 17 40 Achterruit-/spiegelverwarming
sneL Weer oP WeG
8
Zekering vervangen
Page 159 of 328
157
berlingo-2-Vu_nl_chap08_Aide rapide_ed01-2015berlingo-2-Vu_nl_chap08_Aide rapide_ed01-2015
Zekeringen in de motorruimte
Maak, na het openen van de motorkap,
de klemmen los en kantel de kast om
bij de zekeringen te komen.Zekering
F Ampère
A Functies
1 20 Motormanagementcomputer
2 15 Claxon
3 10
r
uitensproeierpomp voor en achter
4 20
k
oplampsproeierpomp of L e D
5 15 Motorcomponenten
6 10 Hoeksensor stuurwiel,
esc
7 10r
emlichtschakelaar en schakelaar koppelingspedaal
8 25
s
tartmotor
9 10 Motor koplamphoogteverstelling, module
wagenparkbeheer
10 30 Motorcomponenten 11 40 Vrij
12 30
r
uitenwisser
13 40
bs
I
14 30 Pomp
15 10 Grootlicht rechts
16 10 Grootlicht links
17 15 Dimlicht rechts
18 15 Dimlicht links
sneL Weer oP WeG
8
Zekering vervangen
Page 286 of 328
28
ZEKERINGEN
De zekeringkast bevindt zich in het
onderste deel van het dashboard (aan
de linkerzijde).
In de tabellen staan alleen de
nummers van de zekeringen vermeld
die de gebruiker kan vervangen.
Raadpleeg voor alle andere
werkzaamheden het netwerk van
de fabrikant of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Zekering
Ampère
Functies
1 15 A Ruitenwisser achter.
3 5 A Airbags.
4 10 A Diagnoseaansluiting, buitenspiegelverstelling,
koplampverstelling.
5 30 A Ruitbediening.
6 30 A Slot van de achterdeuren.
7 5 A Plafonnier achter, dakconsole, dashboardkastje.
8 20 A Autoradio, display, alarm en sirene.
11 15 A Contactslot.
12 15 A Bedieningspaneel airconditioning, afstandssensoren
voor en achter.
13 5 A Instrumentenpaneel.
14 15 A Regen-/lichtsensor, airbags.
15 5 A Overige sloten.
17 40 A Achterruit- en buitenspiegelverwarming.