BELANGRIJK
66)Als het systeem een spanningsafname
van een of meerdere banden aangeeft,
wordt geadviseerd om altijd de spanning
van alle vier de banden te controleren.
67)Het iTPMS ontslaat de bestuurder niet
van de verplichting om de bandenspanning
elke maand te controleren en mag niet
beschouwd worden als vervanging voor
het onderhoud of een veiligheidssysteem.
68)De bandenspanning moet bij koude
banden gecontroleerd worden. Als de
bandenspanning om welke reden dan ook
bij warme banden moet worden
gecontroleerd, dan mag de spanning niet
worden verlaagd, ook wanneer de
gemeten waarde hoger is dan de
voorgeschreven spanningswaarde.
Controleer de bandenspanning nadien
nogmaals bij koude banden.
69)Het iTPMS-systeem waarschuwt niet
bij een plotselinge afname van de
bandenspanning (bijvoorbeeld bij een
klapband). Breng in dergelijke gevallen het
voertuig tot stilstand en voorkom bruuske
stuurbewegingen.
70)Het systeem waarschuwt alleen dat de
bandenspanning laag is: het is niet in
staat om de banden op te pompen.
71)Een te lage bandenspanning verhoogt
het brandstofverbruik, verkort de
levensduur van het loopvlak en kan het
vermogen om de auto op veilige manier te
besturen beïnvloeden.
BESCHERMINGS-
SYSTEMEN
INZITTENDEN
Tot de belangrijkste
veiligheidsvoorzieningen van de auto
behoren de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;
SBR-systeem (Seat Belt Reminder);
hoofdsteunen;
kinderzitjes;
frontairbags en zijairbags (waar
aanwezig).
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door. Het is van fundamenteel belang
dat de beschermingssystemen op
de juiste manier gebruikt worden om
het maximaal mogelijke
veiligheidsniveau voor de bestuurder en
de passagiers te garanderen.
Zie voor de verstelling van de
hoofdsteunen paragraaf
"Hoofdsteunen" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het voertuig".
VEILIGHEIDS-
GORDELS
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Alle stoelen van het voertuig zijn
uitgerust met veiligheidsgordels met
drie verankeringspunten en een
oprolautomaat.
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften met
betrekking tot de verplichting en de
manier waarop de gordel wordt
gebruikt houden en moet er ook voor
zorgen dat andere inzittenden van
het voertuig deze voorschriften naleven.
Maak de veiligheidsgordels altijd vast
alvorens weg te rijden.
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met
de rug tegen de rugleuning zit.
Om de gordels vast te maken, de gesp
1 fig. 52 vastpakken en deze in sluiting
2 fig. 52 steken, totdat die vastklikt.
Als tijdens het uittrekken de gordel blijft
blokkeren, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Druk op de knop 3 fig. 52 om de gordel
los te maken.
Begeleid de gordel tijdens het
teruglopen, zodat hij niet draait.
68
VEILIGHEID
GESCHIKTHEID VAN DE PASSAGIERSSTOELEN VOOR HET GEBRUIK VAN
UNIVERSELE KINDERZITJES
In overeenstemming met de Europese Richtlijn 2000/3/EG is de geschiktheid van elke passagiersstoel voor de montage van
universele kinderzitjes in de volgende tabel weergegeven:
Groep GewichtsgroepPassagiersstoel voor(*)Achterbank
Airbag ingeschakeld Airbag uitgeschakeld
Groep 0 tot 10 kgXUU
Groep 0+ tot 13 kgXUU
Groep 1 9-18 kgXUU
Groep 2 15-25 kgUUU
Groep 3 22-36 kgUUU
(*) BELANGRIJK: Plaats NOOIT een kinderzitje achterstevoren op de voorstoel als de airbag actief is. Als u een achterstevoren geplaatst kinderzitjeop de voorstoel
wilt plaatsen, deactiveer dan eerst de betreffende airbag (zie instructies in de paragraaf “Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) - Airbag”)
X= Ongeschikte zitplaats voor kinderen in deze gewichtscategorie
U= Geschikt voor "Universele" kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-norm voor de aangegeven "Groepen".
75
Belangrijke aanbevelingen voor het
veilig vervoeren van kinderen
Monteer de kinderzitjes op de
achterbank, omdat die plaats bij een
ongeval de meeste bescherming biedt.
Houd kinderen zo lang mogelijk in
kinderzitjes tegen de rijrichting in,
minstens tot ze 2 jaar oud zijn.
Indien een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de achterbank is
gemonteerd, dan is het raadzaam om
het kinderzitje zo dicht mogelijk tegen
de voorstoel aan te monteren.
Als de passagiersairbag buiten
werking is gesteld, controleer dan of
het lampje
continu brandt om er
zeker van te zijn dat deze airbag
daadwerkelijk is uitgeschakeld.
Neem de aanwijzingen die de
producent verplicht bij het kinderzitje
moet leveren zorgvuldig in acht.
Bewaar deze aanwijzingen samen met
de overige documenten en dit
instructieboek in het voertuig. Gebruik
geen gebruikte kinderzitjes waarvan
de gebruiksaanwijzingen ontbreken.
Elk kinderzitje is bedoeld voor
slechts één kind: vervoer nooit twee
kinderen in een zitje.
Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door eraan te trekken.
Controleer tijdens het rijden of het
kind geen verkeerde houding aanneemt
of de gordels losmaakt.
Laat een kind nooit het diagonale
gordelgedeelte onder zijn arm of achter
zijn rug omleggen.
Vervoer kinderen nooit op schoot,
ook geen pasgeborenen. Niemand is in
staat om een kind vast te houden bij
een ongeval.
Na een ongeval moet het kinderzitje
door een nieuw exemplaar worden
vervangen. Bovendien, en afhankelijk
van het type kinderzitje dat geïnstalleerd
is, moeten de isofix-verankeringen of
de veiligheidsgordel waarmee het
kinderzitje vastzat ook worden
vervangen.
BELANGRIJK
78)ERNSTIG GEVAAR. Plaats NOOIT een
kinderzitje achterstevoren op de
passagiersstoel van auto's met een actieve
passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe
klein ook, kan de airbag ernstig letsel en
zelfs de dood van het kind tot gevolg
hebben. Het is raadzaam kinderen altijd in
kinderzitjes op de achterbank te vervoeren:
bij een ongeval biedt de achterbank de
meeste bescherming.79)Op de zonneklep is een etiket met
symbolen aangebracht dat eraan herinnert
dat de airbag verplicht uitgeschakeld
moet worden als een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje op de voorstoel
wordt gemonteerd. Neem altijd de
aanwijzingen op de zonneklep aan
passagierszijde in acht (zie de paragraaf
“Frontairbags”).
80)Mocht het nodig zijn een kind
achterstevoren in een kinderzitje op de
passagiersstoel te vervoeren, moeten de
front- en zijairbags aan de passagierszijde
worden uitgeschakeld via het hoofdmenu
op het display. Uitschakeling moet worden
gecontroleerd via het
waarschuwingslampje
dat op het
centrale deel van het dashboard is gaan
branden. Bovendien moet de
passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren zijn geschoven om te voorkomen
dat het kinderzitje eventueel in aanraking
komt met het dashboard.
81)Verplaats de voorste passagiersstoel of
de achterbank niet als er een kind op zit
of als het kind in een geschikt kinderzitje zit.
82)Er zijn kinderzitjes met ISOFIX-
bevestigingen beschikbaar, waarmee het
zitje veilig met de stoel verankerd kan
worden zonder de veiligheidsgordels van
de auto te gebruiken. Zie de paragraaf
"Een Isofix-kinderzitje monteren" voor
montage-instructies.
78
VEILIGHEID
83)Onjuiste montage van het kinderzitje
kan ertoe leiden dat het
beschermingssysteem inefficiënt wordt. Bij
een ongeval kan het kinderzitje loskomen
en kan het kind zelfs dodelijk gewond
raken. Houd u, bij het monteren van
kinderzitjes voor pasgeborenen of kinderen,
strikt aan de aanwijzingen van de
Fabrikant.
84)Wanneer het kinderzitje niet in gebruik
is, zet het dan vast met de
veiligheidsgordel of met de ISOFIX-
bevestigingen, of verwijder het uit het
voertuig. Laat het kinderzitje niet los in het
interieur liggen. Op die manier kan het geen
letsel bij de inzittenden veroorzaken, als er
plotseling moet worden geremd of in
geval van een ongeval.
85)Verplaats de stoel niet als er een
kinderzitje is geplaatst: verwijder altijd eerst
het kinderzitje alvorens de stoel anders in
te stellen.
86)Als een Universeel Isofix kinderzitje niet
aan alle drie verankeringspunten is
vastgemaakt, zal het kinderzitje het kind
niet goed kunnen beschermen. In geval
van een aanrijding zou het kind ernstig
gewond kunnen raken of zelfs kunnen
overlijden.
87)Monteer het kinderzitje alleen bij
stilstaande auto. Het kinderzitje is op de
juiste wijze aan de beugels bevestigd
als de vergrendeling hoorbaar vastklikt. De
instructies voor montage, demontage en
plaatsing moeten in elk geval worden
opgevolgd. De fabrikant van het kinderzitje
is verplicht deze instructies bij het
kinderzitje te leveren.88)Zorg er altijd voor dat het borstgedeelte
van de veiligheidsgordel niet onder de
armen door of achter de rug van het kind
langs loopt. Bij een ongeval zal de
veiligheidsgordel het kind niet vast kunnen
houden, met het risico van zelfs dodelijk
letsel. Daarom moet het kind de
veiligheidsgordel altijd correct omleggen.
89)Gebruik één onderste verankeringspunt
niet voor de installatie van meer dan één
kinderzitje.
90)Als het voertuig bij een ongeluk van een
zekere ernst betrokken is geweest, moeten
de ISOFIX verankeringen en het kinderzitje
vervangen worden.
91)Als het voertuig bij een ongeluk van een
zekere ernst betrokken is geweest, moeten
het kinderzitje en de veiligheidsgordel
waarmee deze vastzat, vervangen worden.AANVULLEND
VEILIGHEIDS-
SYSTEEM (SRS) –
AIRBAGS
Het voertuig kan uitgerust zijn met:
frontairbag bestuurderszijde;
frontairbag passagierszijde;
knie-airbag bestuurderszijde;
airbags aan passagiers- en
bestuurderszijde ter bescherming van
bekken, borst en schouders (zijairbags);
zijairbags ter bescherming van het
hoofd van passagiers op de voorstoel
en op de achterbank (gordijnairbag).
FRONTAIRBAGS
92) 109)
De frontairbags voor bestuurder/
passagier en de knie-airbag voor de
bestuurder (indien aanwezig)
beschermen de inzittenden op de
voorstoelen in geval van
middelzware/zware frontale botsingen,
door de airbag tussen de inzittende
en het stuurwiel of het dashboard op te
blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen
bij andere soorten botsingen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan
enz.), wijst dit niet op een storing van
het systeem.
79
In geval van een frontale botsing wordt
de airbag opgeblazen door een
elektronische regeleenheid.
Het kussen blaast onmiddellijk op
tussen de inzittende voorin en
het stuurwiel of het dashboard,
waardoor het lichaam van de inzittende
wordt opgevangen en de kans op
verwondingen wordt beperkt. Na het
opblazen loopt de airbag ook direct
weer leeg.
De frontairbags zijn geen vervanging
voor de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals trouwens bij de
wet voorgeschreven is in alle Europese
landen en de meeste landen
daarbuiten.
Bij een botsing kunnen degenen die
geen veiligheidsgordel dragen, in
contact komen met een airbag die nog
niet volledig opgeblazen is. Onder
deze omstandigheden wordt de
inzittende minder door de airbag
beschermd.
In de volgende omstandigheden kan
het voorkomen dat de frontairbags niet
worden opgeblazen:
frontale botsingen tegen makkelijk
vervormbare onderdelen, die niet het
front van de auto zijn (bijv. spatbord
tegen de vangrail);
de auto schuift onder andere auto’s
of veiligheidsbarrières (bijvoorbeeld
onder vrachtwagens of vangrails).
Als de airbags onder de hierboven
beschreven omstandigheden niet
opgeblazen worden, dan bieden ze
geen aanvullende bescherming ten
opzichte van de veiligheidsgordels,
zodat hun activering geen zin heeft. In
deze gevallen wijst de uitgebleven
activering dus niet op een storing van
het systeem.
De frontairbags (bestuurder, passagier,
knieairbag voor bestuurder) zijn
ontworpen en afgesteld om inzittenden
voorin met omgelegde
veiligheidsgordels zo goed mogelijk te
beschermen.
Wanneer de airbags volledig
opgeblazen zijn, nemen ze bijna alle
ruimte in beslag tussen het stuurwiel en
de bestuurder, tussen de onderste
bescherming van de stuurkolom en de
knieën van de bestuurder en tussen
het dashboard en de voorpassagier.
Bij lichte frontale botsingen (waarbij de
bescherming van de omgelegde gordel
volstaat) worden de airbags niet
opgeblazen. De veiligheidsgordels
moeten dus altijd gedragen worden. Bij
een frontale aanrijding zorgen de
veiligheidsgordels ervoor dat de
inzittenden in de juiste stand worden
gehouden.Frontairbag bestuurderszijde
93)Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het midden van het stuurwiel
is geplaatst fig. 64.
Frontairbag passagierszijde
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het dashboard is opgeborgen
fig. 65. Deze airbag heeft een groter
volume dan de bestuurdersairbag.
Frontairbag passagier en
kinderzitjes
94)Plaats NOOIT een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de voorstoel met een
actieve passagiersairbag. Als bij een
botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot dodelijk letsel van het
kind.
64AB0A0289C
80
VEILIGHEID
NeemALTIJDde aanwijzingen vermeld
op het etiket op de zonneklep aan
passagierszijde (fig. 66 en fig. 67) in
acht.UITSCHAKELING
PASSAGIERSAIRBAG:
FRONTAIRBAG EN ZIJAIRBAG
VOOR (ZIJAIRBAG)
95) 96)
Als een kind in een kinderzitje dat
achterstevoren op de voorstoel
is geplaatst vervoerd moet worden,
schakel dan de frontairbag en de
zijairbag aan passagierszijde uit.
Het lampje 1 fig. 68 blijft continu
branden tot de frontairbag en
de zijairbag aan passagierszijde weer
worden ingeschakeld.
BELANGRIJK Zie, om de frontairbag en
zijairbag aan passagierszijde uit te
schakelen, paragraaf "Menuopties" in
het hoofdstuk "Kennismaking met
het instrumentenpaneel".Knie-airbag bestuurder (waar
aanwezig)
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte 3 onder de onderste
afschermkap van de stuurkolom fig. 69
is geplaatst, op kniehoogte van de
bestuurder. Deze biedt extra
bescherming voor de bestuurder in het
geval van een frontale botsing.
65AB0A0071C
66AB0A0307C
67AB0A0308C68AB0A0228C
3
69AB0A0073C
81
Frontairbag passagier en kinderzitjes: BELANGRIJK
70AB0A0072
82
VEILIGHEID
ZIJAIRBAGS (Zijairbag -
Hoofdairbag)
(waar aanwezig)
Om de bescherming van de inzittenden
in geval van flankbotsingen te
verbeteren, is de auto uitgerust met
zijairbags die bekken, borst en
schouders van bestuurder en passagier
beschermen en hoofdairbags die het
hoofd beschermen.
Als de zijairbags niet worden
opgeblazen bij andere soorten
ongevallen (botsingen opzij, achterop,
over de kop slaan enz.), betekent dit
niet dat het systeem slecht functioneert.
Zijairbags voor (Zijairbags)
Deze bestaan uit twee soorten kussens
die zich in de rugleuning van de
voorstoelen bevinden fig. 71 en die het
bekken, de borst en schouders van
de inzittenden bij middelzware
zijdelingse botsingen beschermen.Hoofdairbags (window bags)
Deze bestaan uit twee "window bags"
die onder de zijkant van de
dakbekleding zitten en afgedekt zijn
met speciale afwerkingselementen fig.
72. De hoofdairbags bieden
bescherming aan het hoofd van de
inzittenden voorin bij zijdelingse
botsingen, dankzij het grote oppervlak
dat zij in opgeblazen toestand beslaan.
Belangrijke opmerkingen
Het systeem biedt de beste
bescherming bij een zijdelingse botsing
als de passagier correct op zijn stoel
zit, zodat de hoofdairbag zo goed
mogelijk opgeblazen kan worden.
De frontairbags en/of zijairbags kunnen
geactiveerd worden bij krachtige stoten
aan de onderzijde van de carrosserie
(bijv. heftige botsing tegen drempels of
stoepranden, grote gaten of
verzakkingen in het wegdek etc.).Als de airbag geactiveerd wordt,
ontsnapt een kleine hoeveelheid
poeder. Dit poeder is niet schadelijk en
duidt niet op het begin van een brand.
Bovendien kan het oppervlak van de
opgeblazen airbag en het interieur van
het voertuig bedekt zijn met een
poederlaagje. Dit poeder kan irriterend
zijn voor de huid en de ogen. Na
aanraking onmiddellijk wassen met
water en neutrale zeep.
De controle, reparatie en vervanging
van de airbags moeten door het Abarth
Servicenetwerk worden uitgevoerd.
Als de auto wordt gesloopt, moet het
airbagsysteem onbruikbaar gemaakt
worden door het Abarth
Servicenetwerk.
Gordelspanners, frontairbags en
zijairbags worden op verschillende
manieren geactiveerd, afhankelijk van
het type botsing. Als een of meerdere
van deze voorzieningen niet in werking
treden, dan duidt dat niet op een
storing in het systeem.
Als een of meerdere
veiligheidsvoorzieningen zijn
geactiveerd ten gevolge van een
ongeval, neem dan contact op met het
Abarth Servicenetwerk om deze
veiligheidsvoorzieningen te laten
vervangen en om de werking van het
systeem te laten controleren.
71AB0A0074C
72AB0A0075C
83