BELANGRIJK
15)Zorg ervoor dat de verstelbare
onderdelen van een stoel vergrendeld zijn.
Verstelbare stoelen en rugleuningen die
niet vergrendeld zijn, zijn gevaarlijk. Bij een
noodstop of botsing kan de stoel of
rugleuning bewegen en letsel veroorzaken.
Zorg ervoor dat de verstelbare onderdelen
van de stoel vergrendeld zijn door te
proberen de stoel naar voor en achter te
schuiven en met uw rug tegen de
rugleuning te duwen.
16)Laat kinderen nooit een stoel verstellen.
Als u kinderen toestaat een stoel te
verstellen kan dit leiden tot ernstig letsel als
handen en voeten van het kind tussen de
stoel blijven klemmen.
17)Rijd niet als de stoelen niet zijn
vastgezet. Alle rugleuning zijn van belang
voor uw bescherming in een voertuig. Het
is gevaarlijk de rugleuning niet vast te
zetten omdat passagiers heen en weer
kunnen worden geslingerd en bagage
inzittenden kan raken bij een noodstop of
een botsing, hetgeen ernstig letsel kan
veroorzaken. Na het verstellen van de
rugleuning moet u, zelfs als er geen andere
passagiers zijn, tegen de rugleuning duwen
om te controleren of deze vaststaat.
18)Verstel de bestuurdersstoel alleen als
het voertuig stilstaat. Het is gevaarlijk de
bestuurdersstoel te verstellen als het
voertuig beweegt. De bestuurder kan de
controle over het voertuig verliezen en een
ongeluk veroorzaken.19)Pas de stoelen niet aan en vervang ze
niet. Het is gevaarlijk de stoelen aan te
passen of te vervangen, zoals vervangen
van de bekleding of losdraaien van bouten.
De stoelen bevatten airbagonderdelen die
van wezenlijk belang zijn voor het
aanvullende veiligheidssysteem. Dergelijke
aanpassingen kunnen schade toebrengen
aan het aanvullende veiligheidssysteem en
resulteren in ernstig letsel. Raadpleeg het
Abarth Servicenetwerk als de stoelen
moeten worden verwijderd of vervangen.
20)Rijd niet met beschadigde stoelen. Het
is gevaarlijk te rijden met beschadigde
stoelen, zoals kapotte stoelzittingen of
beschadigingen tot aan het urethaan. Een
botsing, zelfs een botsing die niet sterk
genoeg is om de airbags te activeren, kan
de stoelen met essentiële
airbagonderdelen beschadigen. Bij een
volgende botsing kan het voorkomen dat
de airbag niet activeert, hetgeen kan leiden
tot ernstig letsel. Laat een dealer van het
Abarth Servicenetwerk altijd de stoelen,
veiligheidsgordelspanners en airbags
inspecteren na een botsing.
21)Rijd niet met neergeklapte stoelen. Als
u rijdt met neergeklapte stoelen kan dit
gevaarlijke situaties opleveren aangezien u
niet de volledige bescherming van de
veiligheidsgordels geniet. Bij noodremmen
of een botsing kunt u onder de heupgordel
glijden en ernstig inwendig letsel oplopen.
Ga goed naar achter en rechtop zitten voor
een maximale bescherming.22)Plaats geen voorwerp, zoals een
kussen, tussen uw rug en de rugleuning.
Het is gevaarlijk om een voorwerp zoals
een kussen tussen uw rug en de
rugleuning te plaatsen, omdat u geen
veilige rijhouding hebt en de
veiligheidsgordel niet optimaal werkt bij een
botsing, hetgeen kan resulteren in een
ernstig ongeluk, letsel of overlijden.
23)Plaats geen voorwerpen onder de
stoel. Het voorwerp kan klem komen te
zitten zodat de stoel niet goed kan worden
vastgezet, hetgeen kan resulteren in een
ongeluk.
24)Plaats geen lading die boven de
rugleuningen uitsteekt. Het plaatsen van
bagage of lading die hoger is dan de
rugleuningen is gevaarlijk. Bij een noodstop
of een botsing kunnen voorwerpen
rondvliegen en worden geprojecteerd en
de passagiers raken en verwonden.
25)Zorg ervoor dat bagage en lading goed
is vastgezet alvorens te gaan rijden. Het is
gevaarlijk bagage en lading niet vast te
zetten omdat deze zich kunnen verplaatsen
of klem kan komen te zitten bij een
noodstop of een botsing en letsel kunnen
veroorzaken.
26)Sluit uw voertuig altijd af en houd de
autosleutels buiten het bereik van kinderen.
Het is gevaarlijk uw voertuig onafgesloten
te laten of de sleutels te bewaren op een
plek waar kinderen bij kunnen. Kinderen die
in de kofferbak klimmen kunnen hierin
opgesloten raken. Dit kan leiden tot
overlijden of hersenschade door
warmte-uitputting, met name in de zomer.
Sluit altijd de portieren en de
bagageruimte.
21
82)Rijd niet in een voertuig met een
beschadigde veiligheidsgordel. Het gebruik
van beschadigde veiligheidsgordels is
gevaarlijk. Een ongeluk kan de
gordelvrijgave van de veiligheidsgordel in
gebruik, beschadigen. Een beschadigde
veiligheidsgordel biedt onvoldoende
bescherming bij een botsing. Vraag een
dealer van het Abarth Servicenetwerk alle
veiligheidsgordelsystemen die tijdens een
ongeval in gebruik waren, na te kijken
voordat ze opnieuw worden gebruikt.
83)Laat uw veiligheidsgordels onmiddellijk
vervangen als de gordelspanner of
krachtbegrenzer is verbruikt. Raadpleeg
hiervoor altijd een expert: wij raden aan
onmiddellijk na een botsing contact op te
nemen met het Abarth Servicenetwerk voor
een inspectie van de
veiliigheidsgordelspanners en airbags. Net
als de airbags kunnen de gordelspanners
en krachtbegrenzers slechts eenmaal
functioneren en moeten deze na een
botsing waarbij ze zijn geactiveerd, worden
vervangen. Als de gordelspanners en
krachtbegrenzers niet worden vervangen,
verhoogt het risico op letsel bij een botsing.
84)Positioneren van het schoudergedeelte
van de veiligheidsgordel. Het onjuist
positioneren van het schoudergedeelte van
de veiligheidsgordel is gevaarlijk. Zorg
ervoor dat het schoudergedeelte van de
veiligheidsgordel over uw schouder en bij
uw nek is geplaatst, maar nooit onder uw
arm, nek of bovenarm.85)Positioneren van het heupgedeelte van
de veiligheidsgordel. Het is gevaarlijk om
het heupgedeelte van de veiligheidsgordel
te hoog te plaatsen. Bij een ongeluk wordt
de impact rechtstreeks op de maagstreek
geconcentreerd, hetgeen ernstig letsel kan
veroorzaken. Draag het heupgedeelte van
de gordel goed aangesloten en zo laag
mogelijk.
86)Instructies voor gebruik van de
veiligheidsgordel. Veiligheidsgordels zijn
ontworpen om tegen de botstructuur van
het lichaam te liggen en moeten zo laag
mogelijk over de heup of het bekken, de
borststreek en de schouders worden
gedragen; vermijd dat het heupgedeelte
van de gordel op de maagstreek valt.
Veiligheidsgordels moeten zo stevig
mogelijk worden gedragen, met genoeg
comfort, zodat zij de bescherming kunnen
bieden waarvoor ze zijn bedoeld. Een te
losse gordel vermindert de bescherming
van de inzittenden aanzienlijk. Er moet op
worden gelet dat de veiligheidsgordel niet
bevuild wordt met polijstmiddel, olie en
chemische stoffen, met name accuzuur.
Reinigen kan m.b.v. een milde zeep en
water. De gordel moet worden vervangen
indien deze gaat rafelen, vuil of beschadigd
is. Het is van belang de volledige gordel te
vervangen na slijtage door een zware
impact, zelfs indien schade aan de gordel
niet zichtbaar is. Gordels mogen niet met
verdraaide riemen worden gedragen. Elke
gordel mag slechts door één inzittende
worden gedragen; het is gevaarlijk om een
gordel over een kind op schoot te plaatsen.87)De gebruiker mag geen wijzigingen of
aanpassingen uitvoeren waardoor de
afstelmechaniek van de veiligheidsgordel
de gordel niet meer kan strak trekken, of
waardoor een losse gordel niet kan worden
aangepast.
83
109)Volg de instructies van de fabrikant
voor het gebruik van het kinderzitje. Een
kinderzitje dat niet is vastgezet, levert
gevaarlijke situaties op. Bij een noodstop of
een botsing kan het zitje verplaatsen en
ernstig letsel of het overlijden van kinderen
of andere passagiers veroorzaken. Zorg
ervoor dat het kinderzitje correct is
bevestigd volgens de instructies van de
fabrikant.
110)Zorg ervoor dat het kinderzitje goed
vastzit. Een kinderzitje dat niet goed is
vastgezet, levert gevaarlijke situaties op. Bij
een noodstop of een botsing, kan het zitje
een projectiel worden, iemand raken en
ernstig letsel veroorzaken. Als het zitje niet
in gebruik is, plaats het dan in de kofferbak
of zorg ervoor dat het stevig vastzit met de
ISOFIX-bevestigingen.
111)Zorg ervoor dat er geen
veiligheidsgordels of andere voorwerpen in
de buurt van of rond het kinderzitje dat met
de ISOFIX-bevestiging is vastgemaakt,
aanwezig zijn. Het levert gevaarlijke
situaties op als de aanwijzingen van de
fabrikant die bij het kinderzitje zijn geleverd
niet zorgvuldig worden opgevolgd. Als
veiligheidsgordels of een ander voorwerp
verhinderen dat het kinderzitje veilig kan
worden aangesloten op de ISOFIX-
bevestigingen en het kinderzitje niet correct
wordt geïnstalleerd, dan kan het kinderzitje
worden verplaatst bij een noodstop of
botsing en leiden tot ernstig letsel of
overlijden van het kind of andere
inzittenden. Zorg er tijdens het installeren
van een kinderzitje voor dat er geen
veiligheidsgordels of andere voorwerpen in
de buurt van de ISOFIX-bevestigingen
aanwezig zijn. Volg altijd de instructies van
de fabrikant van het kinderzitje.AANVULLEND
VEILIGHEIDS
SYSTEEM SRS -
AIRBAG
VOORZORGSMAAT
REGELEN AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM
(SRS)
112) 113) 114)
De aanvullende veiligheidssystemen
(SRS) aan de voor- en zijkant omvatten
drie verschillende soorten airbags.
BELANGRIJK Verifieer met welk type
airbag uw voertuig is uitgerust door de
locatie-indicatoren van de “SRS AIR
BAG” op te zoeken.
Deze indicatoren zijn zichtbaar in de
zone waar de airbags geïnstalleerd zijn.
De airbags zijn op de volgende plaatsen
geïnstalleerd:
het stuurwiel (bestuurdersairbag);
het dashboard van de passagier
(passagiersairbag);
de buitenkanten van de rugleuningen
van de stoelen (zijairbags).
De airbags van de aanvullende
veiligheidssystemen zijn ontworpen om
in bepaalde situaties extra bescherming
te bieden. Daarom zijn de
veiligheidsgordels altijd belangrijk zoals
hieronder is beschreven.
Zonder het gebruik vanveiligheidsgordels kunnen de airbags bij
een ongeluk niet voldoende
bescherming bieden. De
veiligheidsgordel moet worden gebruikt
om:
te voorkomen dat de inzittende
wordt geworpen in een airbag die wordt
opgeblazen;
mogelijk letsel tijdens een ongeval
waarbij de airbag niet opblaast, zoals
omrollen of een botsing achterop, te
beperken;
mogelijk letsel bij een frontale,
bijna-frontale of zijbotsingen die niet
ernstig genoeg zijn voor de activering
van de airbags te beperken;
de mogelijkheid om uit het voertuig
geworpen te worden te beperken;
mogelijk letsel aan het onderlichaam
en de benen tijdens een ongeval te
beperken aangezien de airbags deze
delen van het lichaam niet beschermen;
de bestuurder in een positie te
houden die een betere controle van het
voertuig waarborgt.
Een kind dat te klein is voor het gebruik
van de veiligheidsgordel, moet veilig in
een kinderzitje worden geplaatst.
Beoordeel aandachtig welk kinderzitje
voor uw kind nodig is en volg de
installatieaanwijzingen in dit handboek
alsmede de aanwijzingen van de
fabrikant van het kinderzitje.
98
VEILIGHEID
BEPERKINGEN VOOR
SRS AIRBAG
Bij ernstige botsingen zoals wordt
beschreven in de paragraaf
"Activeringscriteria SRS airbag", zal de
van toepassing zijnde SRS-airbag
worden opgeblazen.
Bij bepaalde ongelukken kan het zijn
dat de apparatuur niet wordt
opgeblazen. Dit is afhankelijk van en het
type en ernst van de botsing.
Beperkingen voor detectie van
frontale / bijna frontale botsingen
Frontale/bijna frontale botsingen
worden mogelijk niet als ernstig genoeg
herkend om de SRS-airbag op te
blazen:
botsingen tegen bomen of palen A
fig. 78;
frontale offset-botsingen met het
voertuig B fig. 78;
aanrijdingen van achter, of botsingen
tegen de geopende laadklep van een
vrachtwagen fig. 79.Beperkingen voor detectie van
zijwaartse botsingen
Zijwaartse botsingen zijn mogelijk niet
ernstig genoeg om de SRS-airbag op
te blazen:
zijbotsingen tegen bomen of palen
A fig. 80;
zijbotsingen met tweewielers
B fig. 80;
omrollen fig. 81.
7803040600-121-001AB
7903040600-122-001AB
8003040600-123-001AB
104
VEILIGHEID
129)Onder de volgende omstandigheden
kan de classificatiesensor voor inzittenden
de passagier op de passagiersstoel niet
correct detecteren en kan het
opblazen/niet-opblazen van de airbags niet
worden gecontroleerd zoals wordt
aangegeven op het voorwaarde diagram
van het deactivatielampje UIT van de
airbag van de passagier. Bijvoorbeeld:
bagage of andere voorwerpen onder de
passagiersstoel of tussen de
passagiersstoel en de bestuurdersstoel
waarbij de onderkant van de
passagiersstoel omhoog komt / Een
voorwerp zoals een zittingskussen op de
passagiersstoel of achter de rug van de
passagier / Zittingsbekleding op de
passagiersstoel / Bagage of andere
voorwerpen op de stoel met een kind in
een kinderzitje / Als de stoel is gewassen /
Als er vloeistof op de stoel terecht is
gekomen / Als de passagiersstoel naar
achteren is verschoven, waarbij deze tegen
bagage of andere voorwerpen drukt /
Bagage of andere voorwerpen tussen de
passagiersstoel en de bestuurdersstoel /
Een elektrisch apparaat op de
passagiersstoel. De front- en zijairbags en
het gordelspansysteem worden
gedeactiveerd als het indicatielampje UIT
van de airbag van de passagiersstoel
brandt.BELANGRIJK
22)Plaats geen scherpe voorwerpen of
zware bagage op de zitting van de stoel,
om de correcte activering van de
frontairbag te waarborgen en schade aan
de sensor in de stoel te voorkomen. Mors
geen vloeistoffen op of onder de stoelen.
23)Om te zorgen voor een juiste werking
van de sensoren dient u altijd het volgende
te doen: schuif de stoel zover mogelijk naar
achteren en zit altijd rechtop met de rug
tegen de rugleuning en met de
veiligheidsgordel aangebracht. Zet uw kind
in een kinderzitje en verplaats de
passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren als u uw kind op de
passagiersstoel plaatst, binnen de positie
waarin het kinderzitje geïnstalleerd kan
worden.
VOERTUIGGEGEVENS
REGISTREREN
Dit voertuig is uitgerust met een
computer die de volgende belangrijke
voertuiggegevens verbonden aan de
bedieningselementen, de werking en
andere rijomstandigheden van het
voertuig registreert.
Geregistreerde gegevens
Voertuigomstandigheden, zoals de
motor- en voertuigsnelheid.
Rijomstandigheden zoals de gas- en
rempedalen en informatie over de
omgevingsomstandigheden waarin met
het voertuig werd gereden.
Informatie over de diagnostiek van
storingen van elke computer in het
voertuig.
Informatie verbonden aan de
bedieningselementen van andere
computers in het voertuig.
De geregistreerde gegevens kunnen
afhankelijk van de versie van het
voertuig en de optionele uitrusting
variëren. Stem en beelden worden niet
geregistreerd.
111
Gegevensverwerking
FCA en diens onderaannemingen
kunnen de geregistreerde gegevens
verwerven en gebruiken voor de
diagnostiek van de storingen van het
voertuig, onderhoud en ontwikkeling en
de verbetering van de kwaliteit.
FCA zal de verworven gegevens niet
aan derden bekend maken of
overhandigen, tenzij:
goedkeuring van de voertuigeigenaar
(of goedkeuring van de
voertuigverhuurder en -huurder) is
verkregen;
hier officieel door de politie of andere
rechtshandhavingsinstanties om wordt
gevraagd;
voor de statistische verwerking door
een onderzoeksinstituut na de
gegevens zo te hebben verwerkt dat de
voertuigeigenaar niet langer
geïdentificeerd kan worden.
CONSTANTE
BEWAKING
De volgende componenten van de
airbagsystemen en de actieve
motorkap worden door een
diagnosesysteem bewaakt:
Botsingsensoren en diagnosemodule
(SAS-unit)
Frontairbagsensoren
Airbagmodules
Zijbotsingsensoren
Waarschuwingslampje
airbag/gordelspansysteem
Gordelspanners
Desbetreffende bedrading
Indicatielampje uitschakeling
passagiersairbag
Passagiersdetectiesensor
Passagiersdetectiemodule (indien
aanwezig)
Actieve motorkapsensoren
Actieve motorkapmodules
Waarschuwingslampje actieve
motorkap
De diagnosemodule bewaakt continu
de gereedheid van het systeem. Dit
begint bij inschakeling van het contact
en duurt voort zolang met het voertuig
wordt gereden.
112
VEILIGHEID
BELANGRIJK
165)Als de zekering opnieuw doorbrandt,
neem dan contact op met het Abarth
Servicenetwerk.
166)Vervang een zekering nooit door een
exemplaar met een grotere stroomsterkte
(ampère); BRANDGEVAAR.
167)Als een hoofdzekering voor
veiligheidsinrichtingen (airbagsysteem,
remsysteem), motorsystemen (motor,
versnellingsbak) of stuurinrichting
doorbrandt, neem dan contact op met het
Abarth Servicenetwerk.
168)Vervang de hoofdzekering en
multiplex langzaam doorbrandende
zekering zelf. Neem contact op met een
Abarth Servicenetwerk om de vervanging
te doen. Het is gevaarlijk om deze
zekeringen zelf te vervangen aangezien er
hoge stroom door loopt. Een verkeerde
vervanging kan leiden tot een elektrische
schok of kortsluiting waardoor brand kan
ontstaan.
169)Controleer voordat een zekering
wordt vervangen, of het contactslot in de
OFF positie is en of alle andere
stroomverbruikers uitstaan en/of zijn
ontkoppeld.
BELANGRIJK
32)Vervang een doorgebrande zekering
nooit door metalen draden of ander
materiaal.
33)Als de motorruimte moet worden
schoongespoten, voorkom dan dat de
waterstraal rechtstreeks op de
zekeringenkast en de motoren van de
ruitenwissers in de motorruimte wordt
gericht.
BANDENREPARATIE
KIT
(indien aanwezig)
170) 171) 172) 173) 174) 175) 176)
3)
OPSLAG VAN
GEREEDSCHAP
Uw voertuig heeft geen reserveband,
krik en wielbeugel. Neem voor meer
informatie contact op met het Abarth
Servicenetwerk.
De gereedschappen zijn aangebracht
op de locaties aangeduid in fig. 130:
1: krikhendel;
2: sleepoog
Binnen de kofferbak bevindt zich ook
de noodreparatiekit voor een lekke
band.
13008020100-733-733AB
155
Kinderzitje voor verschillende
stoelstanden...............90
Kinderzitjes installeren..........94
Klimaatregeling...............32
Koplamp- en
ruitensproeiervloeistof (peil
controleren)..............176
Koplampen.................25
Koplampsproeiers.............31
Krachtbegrenzer (spansysteem)....85
Lak (beschermen)............182
Lampjes en berichten...........54
Mechanische
differentieelblokkering.........78
Mistachterlichten..............27
Mistvoorlichten...............26
Motor....................188
Motorkap..................42
Motorkoelvloeistof (peil
controleren)..............175
Motorolie (niveau controleren).....175
Motorruimte................174
Multimedia.................201
Navigatie.................215
Niveaus controleren...........174
Noodprocedure klepje openen. . . .130
Noodstop signaleringssysteem. . . .138
Onderhoud van het interieur.....184
Opslag van gereedschap.......155
Parkeerrem................115
Parkeersensorsysteem.........128
Parkeren..................114
Passagiersairbag.............100
Passagiersdetectiesysteem......105
Passive Entry................18
Periodieke controles
(geprogrammeerd
onderhoudsschema).........168
Portieren...................16
Posities versnellingspook.......118
Prestaties.................197
Procedure voor het opladen van
de accu.................179
Radio 3”.................203
Radio 7”..................209
Rem- / koppelingvloeistof (peil
controleren)..............176
Richtingaanwijzers............28
Richtlijnen voor de behandeling
van het voertuig aan het einde
van de levensduur..........200
Rijbaanwisselsignalen..........28
Rijselectie.................121
Ruitensproeier...............30
Ruitenwissers................29
Ruitenwissers/sproeier voorruit.....29
SBA-systeem
(Gordelwaarschuwing)........84
Schakelindicator..............53Slepen bij pech..............165
Slepen van het voertuig........163
Sleutels....................9
Sneeuwkettingen............180
Snelheidsbegrenzer...........125
Spiegels...................23
SPORT modus..............121
Standaard velgen en banden.....190
Standen startknop............11
Starten met een hulpaccu
(procedure)...............161
Starten met hulpaccu..........161
Startonderbrekingssysteem.......15
Stoelen....................20
Stoelen (handmatig verstelbaar)....20
Stoelen en stoffen bekleding
(reiniging)................184
Stopcontact................38
Stuurwiel...................23
Symbolen...................3
Tanken..................129
Tankprocedure..............130
TCS (Traction Control System,
tractieregelingssysteem).......71
Tips, bediening en algemene
informatie................202
TPMS (Tyre Pressure Monitoring
System, bewakingssysteem
bandenspanning)............75
Type kinderzitjes..............88
ALFABETISCH REGISTER