Zwangeren en personen met
ernstige medische aandoeningen
Zwangeren moeten te allen tijde
veiligheidsgordels dragen. Vraag uw
arts naar specifieke aanbevelingen.
De heupgordel moet ZO STRAK EN
LAAG MOGELIJK OVER DE HEUPEN
worden gedragen. De schoudergordel
moet correct over de schouder worden
geplaatst, maar nooit over het gebied
van de maag fig. 60.Personen met ernstige medische
aandoeningen moeten ook
veiligheidsgordels dragen. Raadpleeg
uw arts voor speciale instructies
betreffende medische aandoeningen.
Noodvergrendelmodus
Als de veiligheidsgordel is vastgemaakt,
bevindt deze zich altijd in de
noodvergrendelmodus.
In de noodvergrendelmodus zit de
gordel comfortabel om de inzittende en
vergrendelt de oprolautomaat bij een
botsing.
Als de gordel vergrendelt en niet kan
worden losgetrokken, trek dan eenmaal
aan de gordel en probeer de gordel
langzaam uit te trekken. Als dit niet lukt,
trekt u eenmaal krachtig aan de gordel
waarna u deze weer loslaat. Trek de
gordel vervolgens nogmaals langzaam
uit.
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
81) 82) 83) 84) 85) 86) 87)
De veiligheidsgordel vastmaken
1: gesp gordel fig. 61;
2: sluiting gordel.plaats de heupgordel zo laag mogelijk 1
fig. 62, niet op de maagstreek 2, en pas
de schoudergordel 3 vervolgens aan
zodat deze stevig tegen uw lichaam
aanligt.
De veiligheidsgordel losmaken
Druk knop 1 fig. 63 in op de sluiting van
de veiligheidsgordel. Als een gordel niet
volledig terugloopt, trekt u deze uit en
inspecteert u deze op knikken en
5903020100-12A-001AB
6006050100-CHD-003
6103020201-121-001AB
6203020201-122-002AB
81
Tabel voorwaarde aan/uit indicatielampje uitschakeling passagiersairbag
Het indicatielampje gaat branden bij inschakeling van het contact als de passagiersdetectiesensor normaal is. Het lampje gaat
na enkele seconden uit. Het indicatielampje gaat vervolgens aan of blijft uit in de volgende omstandigheden:
Voorwaarde waargenomen
door het
passagiersdetectiesysteemIndicatielampje uitschakeling
passagiersairbagFront- en zijairbags
passagierszijdeGordelspansysteem
passagiersstoel
Leeg (ongebruikt)Uitgeschakeld Uitgeschakeld
Een kind in een kinderzitje (*)
Uitgeschakeld Uitgeschakeld
Volwassene (**)
(***)Gereed Gereed
(*) Afhankelijk van de grootte en de zithouding van uw kind kan het zijn dat de detectiesensor een kind op de stoel, in een
kinderzitje of op een zitverhoger niet waarneemt.
(**) Afhankelijk van de lichaamsbouw van de persoon kunnen de sensoren een kleinere volwassene op de passagiersstoel als
een kind waarnemen.
(***) Wordt na korte tijd uitgeschakeld.
Laat niemand op de passagiersstoel plaatsnemen en neem onmiddellijk contact op met het Abarth Servicenetwerk als de beide
indicatielampjes voor uitschakeling passagiersairbag de gespecificeerde tijd gaan branden bij inschakeling van het contact, of
als ze niet gaan branden volgens de voorwaarden gegeven in de tabel indicatielampje uitschakeling passagiersairbag. Het is
mogelijk dat het systeem niet correct werkt bij een ongeval.
107
142)Houd uw handen op de rand van het
stuurwiel terwijl u met uw vingers de
schakelaars op het stuur bedient. Het is
gevaarlijk om de handen midden op het
stuur te houden terwijl u de schakelaars op
het stuur bedient. Uw handen kunnen
geraakt worden als de bestuurdersairbag
bij een botsing geactiveerd wordt,
waardoor letsel kan ontstaan.
143)Rem op glad wegdek of bij hoge
snelheid niet op de motor af. Door terug te
schakelen op een nat, besneeuwd of
bevroren wegdek of bij rijden op hoge
snelheid zal de motor plotseling worden
afgeremd. Dit is gevaarlijk. Door de
plotselinge verandering in de snelheid van
de banden kunnen de banden gaan
slippen. Daardoor kan de controle over het
voertuig verloren gaan en een ongeval
worden veroorzaakt.
144)Laat het voertuig niet rijden in de
richting die tegengesteld aan de richting
die met de selectiehendel is gekozen. Laat
het voertuig niet achteruit rijden met de
selectiehendel in een stand vooruit en laat
het voertuig net zomin vooruit rijden met de
selectiehendel in de stand achteruit. De
motor zou kunnen stoppen, waardoor het
remvermogen en de functies van de
stuurbekrachtiging verloren gaan. Hierdoor
kan het voertuig minder goed onder
controle worden gehouden en kan een
ongeval ontstaan.SPORT MODUS
(indien aanwezig)
RIJSELECTIE
Rijselectie is een systeem om de
rijmodus van het voertuig te schakelen.
Wanneer deSPORTmodus is
geselecteerd, wordt de responsie van
het voertuig op het intrappen van het
gaspedaal versterkt.
BELANGRIJK Gebruik deSPORT
modus niet bij het rijden op gladde
wegen zoals natte wegen of wegen
bedekt met sneeuw. Hierdoor kunnen
de banden gaan slippen.
Rijselectieschakelaar
Druk op de rijselectieschakelaar
fig. 90 aan deSPORTmodus zijde
(vooruit) om de sportmodus te
selecteren.
Trek de rijselectieschakelaar naar de—
zijkant (achteruit) om de sportmodus te
annuleren.OPMERKING Wanneer het contact
wordt uitgeschakeld, wordt de
sportmodus gecancelled.
OPMERKING Afhankelijk van de
rijcondities wanneer de sportmodus is
geselecteerd, kan het voertuig
terugschakelen of enigszins
accelereren.
9005210101-12A-001AB
121
BELANGRIJK
165)Als de zekering opnieuw doorbrandt,
neem dan contact op met het Abarth
Servicenetwerk.
166)Vervang een zekering nooit door een
exemplaar met een grotere stroomsterkte
(ampère); BRANDGEVAAR.
167)Als een hoofdzekering voor
veiligheidsinrichtingen (airbagsysteem,
remsysteem), motorsystemen (motor,
versnellingsbak) of stuurinrichting
doorbrandt, neem dan contact op met het
Abarth Servicenetwerk.
168)Vervang de hoofdzekering en
multiplex langzaam doorbrandende
zekering zelf. Neem contact op met een
Abarth Servicenetwerk om de vervanging
te doen. Het is gevaarlijk om deze
zekeringen zelf te vervangen aangezien er
hoge stroom door loopt. Een verkeerde
vervanging kan leiden tot een elektrische
schok of kortsluiting waardoor brand kan
ontstaan.
169)Controleer voordat een zekering
wordt vervangen, of het contactslot in de
OFF positie is en of alle andere
stroomverbruikers uitstaan en/of zijn
ontkoppeld.
BELANGRIJK
32)Vervang een doorgebrande zekering
nooit door metalen draden of ander
materiaal.
33)Als de motorruimte moet worden
schoongespoten, voorkom dan dat de
waterstraal rechtstreeks op de
zekeringenkast en de motoren van de
ruitenwissers in de motorruimte wordt
gericht.
BANDENREPARATIE
KIT
(indien aanwezig)
170) 171) 172) 173) 174) 175) 176)
3)
OPSLAG VAN
GEREEDSCHAP
Uw voertuig heeft geen reserveband,
krik en wielbeugel. Neem voor meer
informatie contact op met het Abarth
Servicenetwerk.
De gereedschappen zijn aangebracht
op de locaties aangeduid in fig. 130:
1: krikhendel;
2: sleepoog
Binnen de kofferbak bevindt zich ook
de noodreparatiekit voor een lekke
band.
13008020100-733-733AB
155
BELANGRIJK Verzeker u ervan dat de
schakelaar van de luchtcompressor is
uitgeschakeld, wanneer u de stekker
van de luchtcompressor in het
stopcontact aanbrengt of het eruit
verwijdert. Gebruik de schakelaar van
de luchtcompressor wanneer u de
luchtcompressor in-/uitschakelt.
OPMERKING Controleer de correctebandenspanning op het label dat op het
frame van het bestuurdersportier is
aangebracht.
OPMERKING Laat de luchtcompressor
continu niet langer dan circa
10 minuten werken omdat door
langdurig gebruik een storing kan
worden veroorzaakt.
OPMERKING De band kan niet
gerepareerd worden als de
bandenspanning niet stijgt. De band
kan te veel beschadigd zijn als de
gespecificeerde bandenspanning niet
binnen 10 minuten wordt bereikt. In dit
geval heeft het gebruik van de
bandenreparatiekit niet het gewenste
resultaat behaald. Neem contact op
met het Abarth Servicenetwerk.
Draai de schroefdop op de
luchtcompressor los en laat een beetje
lucht ontsnappen als de band te veel is
opgepompt;
schakel de luchtcompressor uit, draai
de mof van de opblaasslang naar links
en verwijder de opblaasslang van het
ventiel van de band als de band tot de
gespecificeerde bandenspanning is
opgeblazen;
breng het ventieldopje van de band
aan;
berg de bandenreparatiekit in de
achterbak op;
ga onmiddellijk rijden zodat het
afdichtmiddel zich over de band kan
verspreiden.
BELANGRIJK Rijd voorzichtig op een
snelheid van 80 km/h of lager. Het
voertuig kan gaan trillen als het rijdt op
een snelheid van 80 km/h of hoger.
Het waarschuwingslampjegaat
branden als de band niet juist is
opgepompt.
sluit de luchtcompressor weer op de
band aan, nadat u ongeveer
10 minuten of 5 km met het voertuig
gereden heeft, en controleer de
bandenspanning met de
bandenspanningmeter op de
luchtcompressor. Als de
bandenspanning lager dan de
gespecificeerde bandenspanning is,
schakel de luchtcompressor in en
wacht tot de gespecificeerde
bandenspanning is bereikt;
de noodreparatie van de lekke band
is correct afgerond als de
bandenspanning niet afneemt. Rijd
voorzichtig met het voertuig naar het
dichtstbijzijnde Abarth Servicepunt en
laat de lekke band vervangen. Het
wordt aanbevolen om de band door
een nieuwe band te laten vervangen.
Neem contact op met het Abarth
Servicenetwerk als de band
14008020202-03A-00BAB
14108020202-124-001AB
159
INLEIDING
Deze handleiding bevat aanwijzingen
voor inspectie en onderhoud die strikt
moeten worden gevolgd om letsel van
uzelf en anderen of schade aan uw
voertuig te voorkomen.
We raden u ten zeerste aan om bij
twijfel over een te volgen procedure het
werk te laten uitvoeren door een
betrouwbare, gekwalificeerde garage,
bijvoorkeur het Abarth Servicenetwerk.
Uw voertuig is het beste gediend met
door de fabriek opgeleide
FCA-monteurs en originele
FCA-onderdelen. Alleen deskundige
ondersteuning en specifiek voor uw
voertuig gemaakte originele onderdelen
staan garant voor adequaat, volledig en
toereikend onderhoud, zodat u zich
onnodige problemen bespaart. Een
ondeskundige uitvoering van
werkzaamheden kan leiden tot schade
aan uw voertuig, ongevallen en letsel.
Neem voor gedegen advies en
hoogwaardige service contact op met
een dealer van het Abarth
Servicenetwerk.
De eigenaar dient de documentatie te
bewaren waarmee kan worden
aangetoond dat het onderhoud correct
en volgens de voorschriften is
uitgevoerd.Aanspraak op de garantie is niet
mogelijk als het defect te wijten is aan
gebrekkig onderhoud en niet aan
materiaal- of fabricagefouten.
Aanspraken op de garantie worden niet
gehonoreerd als het defect te wijten is
aan gebrekkig onderhoud en niet aan
materiaal- of fabricagefouten.
Geprogrammeerd onderhoud
OPMERKING Blijf na de
voorgeschreven periode het
beschreven onderhoud uitvoeren
volgens de aanbevolen intervallen.
Emissieregel- en gerelateerde
systemen
Het ontstekingssysteem en het
brandstofsysteem zijn uiterst belangrijk
voor het emissieregelsysteem en voor
een efficiënte werking van de motor.
Probeer er dus zelf niets aan te
veranderen.
Alle inspecties en aanpassingen
moeten door een dealer van het Abarth
Servicenetwerk worden uitgevoerd.
VOORZORGSMAAT
REGELEN BIJ
ONDERHOUD DOOR
EIGENAAR
187) 188) 189)
38)
Routine-onderhoud
We bevelen u ten zeerste aan deze
controles dagelijks of in elk geval
wekelijks uit te voeren:
Motorolieniveau
Niveau motorkoelvloeistof
Peil rem- en koppelingvloeistof
Niveau ruitensproeiervloeistof
Accu-onderhoud
Bandenspanning
Bij verkeerd of onvolledig onderhoud
kunnen problemen ontstaan. De
aanwijzingen in dit hoofdstuk hebben
alleen betrekking op eenvoudig uit te
voeren controles en onderhoud.
Zoals is uitgelegd in de paragraaf
“Inleiding”, zijn er diverse procedures
die alleen met speciaal gereedschap
kunnen worden uitgevoerd door een
gekwalificeerde onderhoudsmonteur.
Verkeerd doe-het-zelf onderhoud
tijdens de garantieperiode kan gevolgen
hebben voor de garantie. Zie voor
nadere bijzonderheden de aparte
garantieverklaring die met het voertuig
wordt meegeleverd. Laat bij twijfel over
167
een service- of onderhoudsprocedure
de werkzaamheden uitvoeren door het
Abarth Servicenetwerk.
De verwijdering van afgewerkte olie en
afvalvloeistoffen is onderworpen aan
strenge wettelijke milieuvoorschriften.
Zorg daarom voor een correcte
verwijdering van uw afval, met
inachtneming van het milieu.
We bevelen u aan het verversen van
oliën en vloeistoffen voor uw voertuig te
laten uitvoeren door het Abarth
Servicenetwerk.
PERIODIEKE
CONTROLES
Elke1.000 kmof vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofpeil;
ruitensproeiervloeistofpeil;
conditie en spanning banden;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking van ruitensproeier/
wissersysteem en positie/slijtage van
ruitenwisserbladen van voorruit.
Elke 3.000 kmcontroleren en
eventueel bijvullen: motoroliepeil.
GEBRUIK VAN HET
VOERTUIG ONDER
ZWARE
OMSTANDIGHEDEN
Als het voertuig onder een van de
volgende omstandigheden wordt
gebruikt:
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen
onder het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij
lage snelheden of als de auto lang niet
wordt gebruikt;
de volgende controles dienen vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
sloten van motorkap en achterklep
op aanwezigheid van vuil controleren,
mechanismen reinigen en smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen/slangen /bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
168
ONDERHOUD EN ZORG
193)Gebruik geen lucifers of open vuur in
de motorruimte. BIJ HETE MOTOR GEEN
KOELVLOEISTOF BIJVULLEN: een hete
motor is gevaarlijk. De onderdelen in de
motorruimte kunnen erg warm worden als
de motor heeft gelopen. Daardoor kunt u
brandwonden oplopen. Controleer de
motorkoelvloeistof in het reservoir
zorgvuldig, maar draai het reservoir niet
open.
194)Draai de dop van het koelsysteem niet
open wanneer de motor en de radiateur
warm zijn. Wanneer de motor en de
radiateur warm zijn kan hete koelvloeistof
en stoom onder druk naar buiten spuiten
en ernstig letsel veroorzaken.
195)Het koelsysteem staat onder druk.
Vervang indien nodig de dop alleen door
een origineel exemplaar om de werking van
het systeem niet negatief te beïnvloeden.
Draai bij warme motor de dop van het
reservoir niet los: gevaar voor
brandwonden.
196)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeierreservoir voor de voorruit:
ruitensproeiers zijn van fundamenteel
belang voor een goed zicht. Herhaaldelijke
werking van het systeem zonder vloeistof
kan leiden tot schade aan of snelle
verslechtering van sommige
systeemcomponenten.
197)Sommige in de handel verkrijgbare
voorruit-ruitensproeiervloeistoffen zijn
ontvlambaar. De motorruimte omvat warme
onderdelen die bij contact met de vloeistof
brand kunnen veroorzaken.198)Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen met water
en neutrale zeep. Vervolgens met veel
water afspoelen. In geval van inslikken
onmiddellijk een arts raadplegen.
199)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en vonkvormende apparaten uit
de buurt van de accu: brand- en
explosiegevaar.
200)Als de accu met onvoldoende
vloeistof werkt, kan dit de accu
onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.
201)Als de auto langdurig gestald moet
worden bij zeer lage temperaturen,
verwijder dan de accu en breng deze naar
een verwarmde plek, om bevriezing te
voorkomen.
202)Bij werkzaamheden aan de accu of in
de buurt van de accu, moeten de ogen
altijd met een speciale bril beschermd
worden.
203)Laat de remmen inspecteren als het
koppeling-/remvloeistofpeil laag is. Een
laag koppeling-/remvloeistofpeil is
gevaarlijk. Een laag koppeling-/
remvloeistofpeil kan duiden op slijtage van
de remvoering of een lek in het
remsysteem waardoor de remmen kunnen
haperen en een ongeval kan worden
veroorzaakt.204)Vul het reservoir uitsluitend met
ruitensproeiervloeistof of kraanwater. Het
gebruik van antivries als
ruitensproeiervloeistof is gevaarlijk.
Wanneer antivries op de voorruit gespoten
wordt, zal de voorruit bevuild raken
waardoor uw zicht afneemt en een ongeval
kan worden veroorzaakt.
BELANGRIJK
39)Let erop dat de verschillende types
vloeistoffen tijdens het bijvullen niet
verwisseld worden: ze mogen absoluut niet
onderling gemengd worden! Bijvullen met
een ongeschikte vloeistof kan ernstige
schade aan het voertuig veroorzaken.
40)Het oliepeil mag nooit boven het
MAX-teken komen.
41)Vul geen olie bij met andere kenmerken
dan de olie waarmee de motor is gevuld.
42)Vul niet alleen water bij. Voeg altijd een
geschikt antivriesmiddel toe. Zie voor het
type koelvloeistof de tabel “Vloeistoffen en
smeermiddelen” in het hoofdstuk
“Technische specificaties”.
43)Gebruik uitsluitend zacht
(gedemineraliseerd) water in het
koelvloeistofmengsel. Mineraalhoudend
water zal de doeltreffendheid van de
koelvloeistof verlagen.
44)Gebruik geen koelvloeistoffen die
alcohol, methanol, boraat of silicaat
bevatten. Deze koelvloeistoffen kunnen
schade aan het koelsysteem veroorzaken.
45)Meng geen alcohol of methanol met de
koelvloeistof. Daardoor kan schade aan het
koelsysteem worden veroorzaakt.
178
ONDERHOUD EN ZORG