Verzorging van de auto269Nr.Stroomkring1Elektrisch bediende ruit links2Elektrisch bediende ruit rechts3Carrosserieregelmodule4Aircoventilator5Carrosserieregelmodule6Aanhangervoorzieningen7Elektrisch neerklapbare achter‐
bank8Carrosserieregelmodule9Motorregelmodule10Head-updisplay11NO x-reductie/leidingverwarming12NO
x-reductie/roetsensor13AdBlue-module14Verwarmd stuurwiel15Transmissieregelmodule16Versterker17Alarm18Carrosserieregelmodule19AdBlue-moduleNr.Stroomkring20Carrosserieregelmodule21Carrosserieregelmodule22Carrosserieregelmodule23Elektrisch stuurslot24Airbag25Diagnosestekker26Stekkerdoos bagageruimte27EBCM-klep28Politievoorziening29–30–31Stuurbedieningsknoppen32Contactslot33Verwarming en ventilatie34Centrale gateway-module35AUX-/USB-stekker36Draadloze oplader37Achterruitenwisser38Onstar39DisplayNr.Stroomkring40Parkeerhulp41Dakconsole42Radio
Verzorging van de auto273op de pagina Draagvermogen band
op het Driver Information Center,
3 114.
Afhankelijkheid van temperatuur De bandenspanning hangt af van de
temperatuur van de band. Onderweg
lopen de temperatuur en de spanning
van de band op. De bandenspannin‐
gen op de bandinformatiesticker en in de bandenspanningentabel verwijzennaar koude banden, dus bij een
temperatuur van 20 °C.
De druk wordt voor iedere tempera‐
tuurstijging van 10 °C met bijna
10 kPa verhoogd. Houd hiermee
rekening wanneer u warme banden
controleert.
De bandenspanningswaarde die u op het Driver Information Center ziet, is
de werkelijke bandenspanning. Bij
een afgekoelde band is deze waarde
iets lager, maar is de band niet lek.Bandenspanningscontrole‐
systeem
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem controleert vanaf een bepaalde
snelheid eenmaal per minuut de bandenspanning van alle vier de
banden.Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een druksensor en de banden
moeten de voorgeschreven banden‐
spanning hebben.
Let op
In landen waar het bandenspan‐
ningscontrolesysteem wettelijk
vereist is, vervalt de typegoedkeu‐
ring van de auto bij het gebruik van
wielen zonder spanningssensoren.
Selecteer de pagina
Bandenspanningcontrole in het menu
Info op het Driver Information Center
3 114.
De systeemstatus en bandenspan‐
ningswaarschuwingen worden
samen met het betreffende wiel
aangegeven in een bericht op het
Driver Information Center.
Het systeem houdt voor de waar‐
schuwingen rekening met de inge‐
stelde temperatuur en het draagver‐
mogen van de banden.
Instelling draagvermogen band, zie
hieronder in dit hoofdstuk.
274Verzorging van de autoAfhankelijkheid van temperatuur
3 271.
Bij het detecteren van een te lage
bandenspanning brandt het controle‐
lampje w 3 112.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 310.
Zorg dat de status van de belasting van de auto overeenkomt met de
geselecteerde bandenspanning.
Status belasting auto, zie hieronder in dit hoofdstuk.
Na het op spanning brengen moet u
wellicht een stukje rijden om de
bandenspanningswaarden op het
Driver Information Center bij te
werken. Hierbij blijft w mogelijk bran‐
den.
Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na een stukje rijden dooft, kan dit
duiden op een te lage bandenspan‐
ning. Bandenspanning controleren.
Boordinformatie 3 127.
Monteer alleen wielen met druksen‐
soren, anders wordt de bandenspan‐
ning niet weergegeven en brandt w
voortdurend.
Een reservewiel of tijdelijk reserve‐
wiel heeft geen druksensor. Het
bandenspanningscontrolesysteem
werkt niet op deze wielen. Controle‐
lamp w brandt. Voor de overige drie
wielen blijft het systeem in werking.
Gebruik van in de handel verkrijgbare vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik bij voorkeur
door de fabriek goedgekeurde repa‐
ratiesets.
Als u elektronische apparaten
gebruikt of zich in de buurt vindt van
voorzieningen die vergelijkbare
frequenties gebruiken, kan dit de
werking van het bandenspannings‐
controlesysteem verstoren.Elke keer bij het verwisselen van de
banden moeten de sensoren van het
bandenspanningscontrolesysteem
worden gedemonteerd en onderhou‐
den. Vervang bij opschroefde senso‐
ren het ventiel en de keerring, bij
opgeklikte sensoren de complete
ventielsteel.
Gebruik alleen de originele kunststof
ventieldoppen om de ventielen tegen
eventuele schade te beschermen.Voorzichtig
Gebruik geen metalen ventieldop‐ pen omdat de ventielen hierdoor
kunnen oxideren en beschadigd
kunnen raken.
Status belading van auto
Pas de bandenspanning volgens de
informatie op het etiket van de band
of in de tabel bandenspanningswaar‐ den aan op de belading van de auto3 310 en selecteer de betreffende
instelling op de pagina
Draagvermogen band in het menu
Instellingen op het Driver Information
Center 3 114 . Deze instelling bepaalt
329Parkeren .............................. 18, 171
Park pilot met ultrasoonsensoren 212
Partikelfilter ................................. 173
Persoonlijke instellingen ............129
Portieren ....................................... 27
Portier open ............................... 114
Prestaties ................................... 304
Profieldiepte ............................... 275
Q
Quickheat ................................... 161
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 325
Regelbare instrumentenverlichting ...........147
Registreren van autogegevens en privacy ................................ 324
Remassistentie .......................... 185
Rem- en koppelingssysteem .....109
Rem- en koppelingsvloeistof ......294
Remmen ............................ 183, 252
Remvloeistof .............................. 252
Reparatie ongevalschade ...........319
Reservewiel ............................... 284
Richtingaanwijzer ......................107
Richtingaanwijzers ..................... 146
Roetfilter .................................... 173
Ruiten ........................................... 39
Rijgedrag en aanhangertips ......242Rijregelsystemen ........................186
Rijverlichting ........................ 12, 113
S Schakelen ................................... 110
Selectieve katalysatorreductie ....174
Service ............................... 163, 293
Service-display .......................... 106
Service-informatie ...................... 293
Sjorogen ...................................... 81
Slepen ................................ 241, 287
Sleutel, opgeslagen instellingen ...21
Sneeuwkettingen .......................276
Snelheidsbegrenzer ...........114, 193
Snelheidsmeter .......................... 103 Software-update .........................322
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................251
Startbeveiliging ....................35, 112
Starten en bedienen ...................165
Starthulp gebruiken ...................286
Stoelpositie .................................. 46
Stoelverstelling .............................. 6
Stoelverwarming Stoelverwarming, achter ...........55
Stoelverwarming, voor ..............53
Stop/Start-systeem .....................169
Storingsindicatielamp ................109
Sturen ......................................... 165
Stuurbedieningsknoppen .............89Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 89
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 238
Te laag brandstofpeil .................112
Toerenteller ............................... 105
Traction Control .........................186
Traction Control-systeem UIT..... 111
Trechter ...................................... 238
Trekhaak .................................... 243
Trekstang.................................... 241
Typeplaatje ................................ 297
U Uitlaatgassen ............................. 173
Uitrol-brandstofafsluiter .............169
Uitstapverlichting .......................150
Uplevel-display ........................... 114
Uw autogegevens ..........................3
V Valetmodus................................. 122Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 276
Vaste luchtroosters ....................162
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................55
Veiligheidsnet .............................. 82
Velgen en banden .....................271