Inleiding91Display/aanraakscherm
met startmenu (startmenu
alleen zichtbaar door het
scherm met drie vingers
tegelijk aan te raken) ............14
2 AUDIO
Audiomenu openen:
Radio ..................................... 22
CD-speler .............................. 26
Externe apparaten (USB,
Bluetooth) .............................. 28
3 NAV
Navigatiekaart weergeven ...33
4 v
Telefoonmenu openen ..........50
5 X........................................... 10
Indien uitgeschakeld:
stroom in-/uitschakelen
Indien ingeschakeld: stiltefunctie
Draaien: volume aanpassen
6 SET
Instellingenmenu openen ......147Ì
Appmenu openen .................31
8 Í
Menu auto-instellingen
openen, zie Gebruikers‐
handleidingStuurbedieningsknoppen
1 SRC (bron)
Audiobron selecteren,
keuze bevestigen met G...... 10
Lang indrukken: stiltefunctie
2 ä / å
Volgende/vorige
voorkeurszender
selecteren bij actieve radio ...22
of volgend(e)/vorig(e)
track/afbeelding
selecteren bij actieve
externe apparaten .................28
10Inleidingof volgende/voorgaande
vermelding selecteren in
zenderlijst, medialijst,
gesprekslijst/contactenlijst
indien geactiveerd via
stuurbedieningsknoppen
Selectie bevestigen met G
3 G
Geselecteerd item bevestigen
of zenderlijst, medialijst openen
4 x
Stiltefunctie activeren/
deactiveren ........................... 10
5 À / Á
Omhoog-/omlaagdraaien:
volume verhogen/verlagen
6 v
Kort indrukken:
inkomende oproepen
aannemen; lang
indrukken: inkomende
oproep afwijzen, gesprek
beëindigen ............................ 50of gesprekslijst/
contactenlijst openen ............50
Indien telefoongesprek
actief: menu actief
gesprek openen
7 w
Kort indrukken:
geïntegreerde
spraakherkenning
activeren; lang indrukken:
spraakherkenning van
Apple CarPlay™ of
Android™ Auto activeren
bij telefoonaansluiting via
USB-poort ............................. 45Gebruik
Bedieningselementen Het Infotainmentsysteem is te bedie‐
nen met functietoetsen, een aanraak‐
scherm en op het display weergege‐
ven menu's.
Invoer kan naar keuze plaatsvinden
via:
● de centrale bedieningseenheid op het bedieningspaneel 3 8
● het aanraakscherm 3 14
● audioknoppen op het stuurwiel 3 8
● de spraakherkenning 3 44
Het Infotainmentsysteem in- of uitschakelen
Druk op X. Na het inschakelen wordt
de laatst geselecteerde Infotainment‐
bron actief.
Let op
Sommige functies van het Infotain‐
mentsysteem werken alleen als het
contact wordt ingeschakeld of de
motor draait.
Inleiding11Automatisch uitschakelen
Als u het Infotainmentsysteem
inschakelt met een druk op X terwijl
het contact uitstaat, dan schakelt het
systeem automatisch uit bij activering
van de ECO-modus.
Volume instellen Draai aan X. De actuele instelling
verschijnt op het display.
Wanneer het Infotainmentsysteem
ingeschakeld is, wordt het laatst
geselecteerde volume ingesteld.
Snelheidsafhankelijk volume
Na inschakeling van het volume met
snelheidscompensatie 3 18 wordt
het volume automatisch zodanig
aangepast dat u geen geluid van het
wegdek of van de rijwind hoort.
Mute
Druk op X om het geluid van het Info‐
tainmentsysteem te onderdrukken.
Druk nogmaals op X om de stilte‐
functie te beëindigen. Het laatst gese‐ lecteerde volume wordt weer inge‐
steld.Bedieningsstanden
Audiomedia
Druk op AUDIO op het scherm om het
hoofdmenu van de laatst geselec‐
teerde audiomodus te openen.Mediabron wijzigen
Selecteer SOURCES om het menu
voor selectie van de mediabron te openen.
Let op
Voor een gedetailleerde beschrij‐ ving van de werking van het menu
via het aanraakscherm 3 14.
Selecteer de gewenste mediabron.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van:
● Radiofuncties 3 22
● CD-speler 3 26
● Externe apparaten (USB, Blue‐ tooth) 3 29
Navigatie
Druk op NAV om de navigatiekaart
weer te geven voor het gebied rond
de actuele locatie.
20BasisbedieningActiveer Automatische
tekstweergave , als lange teksten
automatisch over het scherm moeten
rollen.
Als Automatische tekstweergave
gedeactiveerd is, worden lange
teksten in verkorte vorm weergege‐ ven.
Helderheid aanpassen
Selecteer Lichtsterkte en stel de
helderheid van het scherm in op het
gewenste niveau.
Persoonlijke instellingen opslaan
Selecteer Configuratie van de
profielen .U kunt diverse instellingen opslaan in
een persoonlijk profiel. Bijvoorbeeld
alle actuele geluidsinstellingen, alle
voorkeurzenders, een telefoonboek,
de kaartinstellingen en uw favoriete
adressen.
Als u de auto deelt met anderen, kunt
u zo altijd uw persoonlijke instellingen
uit uw profiel oproepen.
Er zijn maximaal drie persoonlijke
profielen op te slaan.
Er is tevens een Gemeensch.prof.
beschikbaar. Alle verrichte instellin‐
gen worden automatisch opgeslagen
in het actieve profiel. Als er geen
persoonlijke profiel is geactiveerd, is
het Gemeensch.prof. actief.
Persoonlijk profiel opslaan
Na configureren van al uw persoon‐
lijke instellingen:
Selecteer een van de tabbladen voor persoonlijke profielen.
Selecteer het invoerveld o en voer de
gewenste naam in voor uw persoon‐
lijke profiel.
Doe het volgende, als u een foto wilt
toevoegen aan het profiel:Sluit een USB-apparaat met de
gewenste foto erop aan op de USB-
poort 3 28, tik op het fotokader en
selecteer daarna de gewenste foto.
Bevestig uw keuze om de bewuste
foto te downloaden naar het systeem.
Bevestig ten slotte de door u inge‐
voerde gegevens om ze in uw
persoonlijke profiel op te slaan.
Persoonlijk profiel activeren
Druk op SET en selecteer daarna het
tabblad met de naam van uw
persoonlijke profiel.
Gemeensch.prof. activeren
Als er een persoonlijk profiel actief is:
Druk op SET en selecteer dan Profiel
deactiveren .
Een persoonlijk profiel resetten
U kunt een persoonlijk profiel altijd
resetten om de fabrieksinstellingen
voor het profiel te herstellen.
Selecteer het desbetreffende profiel
gevolgd door Profiel resetten .
28Externe apparatenExterne apparatenAlgemene informatie....................28
Audio afspelen ............................. 29
Afbeeldingen weergeven .............30
Smartphone-applicaties
gebruiken ..................................... 31Algemene informatie
Er zitten twee USB-poorten voor
aansluiting van externe apparaten in
de middenconsole.Voorzichtig
Gebruik ter bescherming van het
systeem geen USB-hub.
Let op
Houd de USB-poorten altijd schoon
en droog.
USB-poorten
Op elk van de USB-poorten kunt ueen mp3-speler, USB-apparaat, SD-
kaart (via USB-stekker/adapter) of
smartphone aansluiten.
Het Infotainmentsysteem kan audio‐
bestanden of afbeeldingsbestanden
op USB-opslagapparaten afspelen of weergeven.
Na het aansluiten op de USB-poort
werken diverse functies van het
bovenvermelde apparaat via de
knoppen en menu's van het Infotain‐
mentsysteem.
Let op
Niet alle aanvullende apparaten
worden ondersteund door het Info‐
tainmentsysteem.
Let op
Als er twee USB-poorten beschik‐
baar zijn: Om de telefoonprojectie
3 31 van het Infotainmentsysteem
te gebruiken, moet u uw smartphone
aansluiten op de USB-poort aange‐
duid met Ç.
Externe apparaten29Een apparaat aansluiten/loskoppelen
Sluit een van bovenstaande appara‐
ten aan op de USB-poort. Gebruik
indien nodig de daartoe bestemde
aansluitkabel. De muziekfunctie start
automatisch.
Let op
Bij het verbinden van een niet-lees‐
baar USB-apparaat verschijnt er een
bijbehorende foutmelding en scha‐
kelt het Infotainmentsysteem auto‐
matisch terug naar de vorige functie.
Ontkoppel het USB-apparaat door
een andere functie te selecteren en
dan het USB-opslagapparaat te
verwijderen.Voorzichtig
Koppel het toestel tijdens het
afspelen niet los. Hierdoor kan het toestel of het Infotainmentsysteem beschadigd raken.
Audio streaming via Bluetooth
Via streaming kunt u draadloos
muziek op uw smartphone beluiste‐
ren.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het tot stand brengen van een
Bluetooth-verbinding 3 48.
Als de muziekweergave niet automa‐
tisch start, moet u de weergave
mogelijk starten op de smartphone.
Stel eerst het volume in op uw smart‐ phone (op een hoog niveau). Stel
daarna het volume in op het Infotain‐
mentsysteem.
Bestandsformaten
Het audiosysteem biedt ondersteu‐
ning voor verschillende bestandsfor‐
maten.
Audio afspelen
Muziekfunctie activeren USB- of Bluetooth-apparaat aanslui‐
ten 3 28.
Als het apparaat is verbonden/aange‐
sloten, maar de erop opgeslagen
muziekbestanden niet worden afge‐
speeld:
Druk op AUDIO, selecteer
SOURCES gevolgd door de desbe‐
treffende bron.Het afspelen van de audiotracks start
automatisch.
Afspeelfuncties
Afspelen onderbreken en hervatten
Druk op = om het afspelen te onder‐
breken. De knop op het scherm
verandert in l.
Druk op l om het afspelen te hervat‐
ten.
Vorige of volgende track afspelen
Tik op < of >.
30Externe apparatenSnel vooruit en achteruit gaan
Houd < of > ingedrukt. Laat de toets
los om naar de normale afspeelmo‐
dus terug te keren.
Ook kunt u de schuifbalk die de posi‐
tie van de huidige track aangeeft naar links of rechts verplaatsen.
Tracks in willekeurige volgorde
afspelen
Tik herhaaldelijk op de toets om te
wisselen tussen de beschikbare modi voor een willekeurige afspeelvolg‐
orde.
” : tracks in actuele lijst (album,
artiest et cetera) in willekeurige volg‐
orde afspelen.
æ : alle tracks op het verbonden
apparaat in willekeurige volgorde
afspelen.
Ý : tracks in actuele lijst (album,
artiest et cetera) in normale volgorde
afspelen.
Tracks herhalen
Tik herhaalde malen op de toets om
te wisselen tussen herhaalmodus aan
en uit.– : tracks in actuele lijst (album,
artiest et cetera) herhalen.
Þ : tracks in actuele lijst (album,
artiest et cetera) in normale volgorde
afspelen.
Muziekzoekfuncties (alleen beschikbaar voor apparaten
aangesloten via USB)
U kunt uw audiobestanden laten
sorteren aan de hand van verschil‐
lende criteria. Er zijn twee opties voor
het zoeken van audiobestanden op
het via USB aangesloten apparaat.
Zoeken via het hoofdmenu
Selecteer SOURCES en vervolgens
de gewenste bron, als u de actuele
USB-bron wilt verruilen voor een
andere. Het desbetreffende hoofd‐
menu verschijnt.
Selecteer de toets met de actuele
sorteercriteria (zoals Album of
Artiest ) en selecteer vervolgens de
nieuwe sorteercriteria. Vervolgens
wordt er gesorteerd.
Selecteer Lijst gevolgd door de
gewenste track.De geselecteerde track wordt afge‐
speeld.
Zoeken via het apparaatmenu
Selecteer OPTIES gevolgd door
Muziekbestanden .
Selecteer Overig, als u de actuele
USB-bron wilt verruilen voor een
andere.
Selecteer de gewenste sorteercriteria
(zoals Albums of Artiesten ) gevolgd
door de gewenste track.
De geselecteerde track wordt afge‐
speeld.
Afbeeldingen weergeven U kunt afbeeldingen op een USB-
apparaat bekijken.
Afbeeldingenweergave activeren
USB-apparaat aansluiten 3 28.
Als er al een apparaat is aangesloten,
maar de afbeeldingenweergave is
niet actief:
Druk op AUDIO, selecteer OPTIES
gevolgd door Beheer foto's.
Selecteer de gewenste afbeelding.
Externe apparaten31Er gaat automatisch een diavoorstel‐
ling van alle opgeslagen afbeeldingen
van start.
Tik op het scherm om de menubalk
weer te geven.
Functietoetsen
Vorige of volgende afbeelding
weergeven
Tik op l of m .
Diavoorstelling starten of stoppen
Selecteer l om de afbeeldingen op
het USB-apparaat als diavoorstelling
te bekijken.
Tik op / om de diavoorstelling te
beëindigen.
Smartphone-applicatiesgebruiken
Telefoonweergave
De smartphone-applicaties Apple
CarPlay en Android Auto geven de
geselecteerde apps van uw smart‐
phone weer op het infotainments‐
cherm. U kunt ze bedienen met de
bedieningsorganen van het Infotain‐
mentsysteem.
Controleer bij de fabrikant van het
apparaat of deze functie op uw smart‐ phone kan worden gebruikt en of de
applicatie beschikbaar is in het land
waar u zich bevindt.
De smartphone voorbereiden
iPhone ®
: Controleer of Siri ®
op uw
telefoon is geactiveerd.
Android-telefoon: Download op
Google Play™ de Android Auto-app
naar uw telefoon.De smartphone verbindeniPhone
Sluit de telefoon aan op de USB-poort 3 28.
Als de telefoon al via Bluetooth is verbonden, wordt de Bluetooth-
verbinding bij aansluiting van de tele‐
foon op de USB-poort en activering
van de Apple CarPlay verbroken.Android-telefoon
Verbind de telefoon via Bluetooth
3 48 en sluit de telefoon vervolgens
aan op de USB-poort 3 28.
Telefoonweergave starten
Druk op Ì en tik vervolgens op
CarPlay of AndroidAuto .
Het getoonde telefoonweergave‐ scherm is afhankelijk van uw smart‐
phone en de softwareversie.
Teruggaan naar het
infotainmentscherm
Druk op de knop AUDIO op het bedie‐
ningspaneel.