76Streaming audio via BluetoothRaadpleeg (NAVI 50 IntelliLink)
"Bluetooth-verbinding" in het hoofd‐
stuk "Telefoon" 3 124.
● Er kunnen maximaal vijf audio‐ apparaten worden gekoppeld en
opgeslagen in de apparatenlijst,
maar er kan er maar één tegelij‐
kertijd verbonden zijn (afhanke‐
lijk van de versie kunnen er maxi‐ maal acht audioapparaten
gekoppeld zijn).
● Als het apparaat zowel audiospe‐
ler- als telefoonfuncties heeft,
worden beide functies gekop‐
peld. Mobiele telefoon koppelen
3 121.
● De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in
gebruik is en audio-afspelen
wordt tijdens het gebruik van de
telefoon buiten werking gesteld.
Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
Om het audioapparaat te koppelen,
raakt u 7 aan, gevolgd door
ÿ INSTELLING(EN) .Selecteer Bluetooth, gevolgd door
Bluetooth-apparaat zoeken of Extern
apparaat goedkeuren .
Zoek op het audioapparaat naar
Bluetooth-apparatuur in de buurt van
het apparaat.
Selecteer de naam van het Infotain‐
mentsysteem (bijv. MEDIA-NAV) uit
de lijst op het audioapparaat en voer
dan (zo nodig) op het toetsenblok van het audioapparaat de koppelings‐
code in die op het displayscherm van
het Infotainmentsysteem staat weer‐
gegeven.
De standaard koppelingscode is
0000 . Selecteer Wachtwoord
wijzigen om deze koppelingscode te
wijzigen voordat de koppelingsproce‐ dure wordt gestart.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm heeft, voer dan de standaard koppe‐
lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscodewellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Herhaal zo nodig de procedure als
het koppelen mislukt.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het
audio-apparaat sneller ontladen
wanneer het audio-apparaat via het
infotainment-systeem wordt
bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
Om het verbonden audioapparaat te
wijzigen, raakt u 7 aan, gevolgd door
ÿ INSTELLING(EN) .
Selecteer vervolgens Bluetooth en
Bluetooth-apparatenlijst bekijken . De
apparatenlijst toont de audio-appara‐ ten die al gekoppeld zijn.
Selecteer het gewenste audio-appa‐
raat uit de lijst en bevestig door OK
aan te raken.
Streaming audio via Bluetooth77Audio-apparaat ontkoppelen
Als het audioapparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audioapparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat van het Infotainmentsysteem
ontkoppeld.
Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde
audio-apparaten vol is, kan een
nieuw apparaat alleen gekoppeld
worden wanneer een bestaand appa‐
raat wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio-
apparaat uit het geheugen van het
systeem te verwijderen, raakt u 7
aan, gevolgd door
ÿ INSTELLING(EN) .
Selecteer Bluetooth en Bluetooth-
apparatenlijst bekijken .
Selecteer het gewenste audio-appa‐ raat uit de lijst en raak ë aan om het
apparaat te verwijderen. Verwijder zo
nodig alle apparaten door Opties te
selecteren, gevolgd door Alles
verwijderen . Bevestig met OK.Bediening via infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio
automatisch.
Het audioapparaat kan dan worden bediend via de displayopties van het
Infotainmentsysteem.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem
kunnen worden bediend, hangt van
het type audiospeler af.
De bediening van het audioapparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor het
afspelen van opgeslagen audiobe‐
standen via de USB-aansluiting. Raadpleeg NAVI 50 IntelliLink
"Muziek afspelen via USB-aanslui‐
ting" in het hoofdstuk "USB-poort"
3 70.
NAVI 80 IntelliLink - Muziek
afspelen via Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand
gebracht zijn tussen het audio-appa‐
raat en het infotainmentsysteem viaBluetooth, d.w.z. het apparaat moet
aan de auto gekoppeld zijn voordat het wordt gebruikt.
● Er is maximumaantal audioappa‐
raten dat gekoppeld en opgesla‐
gen kan worden in de apparaten‐
lijst, maar er kan er maar één
tegelijkertijd verbonden zijn.
● Als het apparaat zowel audiospe‐
ler- als telefoonfuncties heeft,
worden beide functies gekop‐
peld. Mobiele telefoon koppelen
3 121.
● De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in
gebruik is en audio-afspelen
wordt tijdens het gebruik van de
telefoon buiten werking gesteld.
Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
Raak op de startpagina MENU
daarna Multimedia aan, gevolgd door
Instellingen .
Selecteer Media om naar het menu
Media-instellingen te gaan en selec‐
teer vervolgens de optie "Bluetooth-
apparaten beheren"/"Bluetooth-
verbinding configureren".
78Streaming audio via BluetoothDe koppelingsprocedure is vergelijk‐baar met die van het koppelen van
een mobiele telefoon. Raadpleeg
(NAVI 80 IntelliLink) "Bluetooth-
verbinding" in het hoofdstuk "Tele‐
foon" 3 124.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
U kunt de audiobron op elk moment wijzigen in de Bluetooth-modus om
bestanden van een aangesloten
Bluetooth-apparaat af te spelen.
Selecteer op de startpagina MENU
daarna Multimedia , gevolgd door
Media .
Raak afhankelijk van de versie < aan
(om een pop-upmenu te openen).
Selecteer Bluetooth/Bluetooth-
verbinding om de audiobron in Blue‐
tooth te wijzigen.Audio-apparaat ontkoppelen
Als het audioapparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audioapparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat van het Infotainmentsysteem
ontkoppeld.
Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Om te ontkoppelen, d.w.z. dat een
apparaat uit het systeemgeheugen
wordt verwijderd:
Raak op de startpagina MENU
daarna Multimedia aan, gevolgd door
Instellingen .
Selecteer Media om naar het menu
Media-instellingen te gaan en selec‐ teer vervolgens de optie "Bluetooth-
apparaten beheren"/"Bluetooth-
verbinding configureren".
Druk op < om een pop-upmenu te
openen. U hebt de volgende opties:
● Bluetooth uitschakelen : Selec‐
teer deze optie om de Bluetooth-
functie op het Infotainmentsys‐
teem te deactiveren.
● TomTom op zichtbaar zetten :
Selecteer deze optie om het Info‐ tainmentsysteem voor andereBluetooth-apparaten "zichtbaar"
te maken, zodat ze aan het
systeem kunnen worden gekop‐
peld.
● Alle apparaten loskoppelen :
Selecteer deze optie om alle
momenteel aangesloten appara‐
ten los te koppelen van het Info‐
tainmentsysteem zonder ze te
verwijderen/ontkoppelen.
● Appara(a)t(en) verwijderen :
Selecteer deze optie om een apparaat van het Infotainment‐
systeem te ontkoppelen.
De ontkoppelingsprocedure is verge‐
lijkbaar met die van het ontkoppelen
van een mobiele telefoon. Raadpleeg (NAVI 80 IntelliLink) "Bluetooth-
verbinding" in het hoofdstuk "Tele‐
foon" 3 124.
Bediening via infotainmentsysteem
Als de draadloze koppeling en verbin‐ ding tot stand is gebracht, kan de
audio automatisch beginnen af te
spelen.
Het audioapparaat kan dan worden
bediend via de displayopties van het
Infotainmentsysteem.
Streaming audio via Bluetooth79Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem
kunnen worden bediend, hangt van
het type audiospeler af.
De bediening van het audioapparaat,
wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor het
afspelen van opgeslagen audiobe‐
standen via de USB-aansluiting. Raadpleeg NAVI 80 IntelliLink
"Muziek afspelen via USB-aanslui‐
ting" in het hoofdstuk "USB-poort"
3 70.
Navigatie83Nadat u de bestemming of nuttige
plaats (eerstvolgend tankstation,
hotel enz.) hebt ingevoerd, wordt de
route vanaf uw huidige positie naar de
gekozen bestemming berekend.
Routebegeleiding wordt geleverd via
stembegeleiding en het display‐
scherm.9 Waarschuwing
Gebieden zoals eenrichtingsstra‐
ten en voetgangerszones zijn niet
op de kaart van het navigatiesys‐
teem aangegeven. In dergelijke
gebieden kan het systeem een
waarschuwing geven die geac‐
cepteerd moet worden. Let
daarom in het bijzonder op
eenrichtingsstraten en andere
wegen en inritten waar u niet mag inrijden.
Let op
Afhankelijk van het Infotainmentsys‐
teem kan de radio-ontvangst tijdens
stembegeleiding en vóór elke rich‐
tingsverandering worden onderbro‐
ken.
USB-geheugenstick
(NAVI 50 IntelliLink)
Het navigatiesysteem heeft een USB- geheugenstick nodig die, onder meer,
een digitale kaart van de steden en
wegen in uw land bevat.
Let op
Gebruik een USB-geheugenstick,
geformatteerd in FAT32-formaat,
met minimaal 4 GB en maximaal
32 GB opslagcapaciteit.
Na aflevering van een nieuwe auto is er een maximum van 90 dagen
waarin de digitale kaart gratis kan
worden bijgewerkt. Nadat deze
periode verstreken is, worden er
kosten berekend voor kaart-updates.
Let op
Gebruik alleen een compatibele
USB-geheugenstick om het naviga‐
tiesysteem te gebruiken en bij te
werken, dit om eventuele technische
problemen te voorkomen. Plaats de
USB-geheugenstick niet in een ander apparaat (zoals een digitale
camera of mobiele telefoon) of in
een ander voertuig.Software-installatie
Om de digitale kaarten bij te werken
en van de exclusieve downloaddien‐
sten te profiteren, moet u op de
website opel.naviextras.com een
account aanmaken en de gratis soft‐
ware installeren.Account aanmaken
Maak uw internetaccount aan via de
opel.naviextras.com-website. Selec‐
teer bijv. de optie "Registreren" op de webpagina en voer de betreffende
gegevens in.Software installeren
Installeer de software op uw compu‐
ter door deze van
opel.naviextras.com te downloaden.
Volg de instructies op het scherm om de software te installeren en start de
online toepassing.Navigatiesysteem registreren
U moet het navigatiesysteem regi‐
streren met uw nieuwe internetac‐
count.
Navigatie85SD-kaart (NAVI 80 IntelliLink)
Bij het navigatiesysteem wordt een
SD-kaart geleverd die, onder meer,
een digitale kaart van de steden en wegen in uw land bevat.
Na aflevering van een nieuwe auto is er een bepaalde periode waarin de
digitale kaart gratis kan worden bijge‐
werkt. Nadat deze periode verstreken is, worden er kosten berekend voor
kaart-updates. Raadpleeg een werk‐
plaats om een nieuwe SD Card met
een bijgewerkte digitale kaart te
kopen.
Let op
Gebruik alleen een compatibele SD- kaart om het navigatiesysteem tegebruiken, dit om eventuele techni‐
sche problemen te voorkomen.
Plaats de SD-kaart niet in een ander
apparaat (zoals een digitale camera of mobiele telefoon) of in een ander
voertuig.Gebruik
USB-geheugenstick
NAVI 50 IntelliLinkUSB-geheugenstick plaatsen
Schakel het navigatiesysteem uit en
plaats de USB-geheugenstick in de
USB-poort op het paneel van het Info‐ tainmentsysteem. De USB-geheu‐
genstick is kwetsbaar. Ga er daarom
voorzichtig mee om.USB-geheugenstick verwijderen
Schakel het navigatiesysteem uit en
verwijder de USB-geheugenstick uit
de USB-poort op het paneel van het
Infotainmentsysteem.SD Card
NAVI 80 IntelliLinkSD-kaart aanbrengen
Schakel het Infotainmentsysteem uit
en steek de SD Card in de sleuf op het instrumentenpaneel. De SD-kaart is breekbaar; buig hem niet.
Zorg ervoor dat de SD-kaart juist is
geplaatst. De oriëntatie kan verschil‐
lend zijn, afhankelijk van de locatie
van de SD-kaart in de sleuf.
SD-kaart verwijderen
Om de SD Card op de startpagina uit
het Infotainmentsysteem te verwijde‐
ren, raakt u MENU aan, gevolgd door
86NavigatieSysteem en SD Card verwijderen . De
SD Card kan nu veilig uit de sleuf op
het instrumentenpaneel worden
uitgeworpen.
Om de SD-kaart uit zijn sleuf te verwij‐
deren, drukt u op de kaart en laat hem vervolgens los. De kaart springt iets
uit de sleuf, waardoor deze kan
worden verwijderd.
Let op
Gebruik alleen een compatibele SD-
kaart om het navigatiesysteem te gebruiken en bij te werken, dit om
eventuele technische problemen te voorkomen. Plaats de SD-kaart niet
in een ander apparaat (zoals een
digitale camera of mobiele telefoon)
of in een ander voertuig.
Navigatiesysteem activeren
Inschakelen
Het navigatiesysteem schakelt auto‐
matisch in wanneer het contact wordt
ingeschakeld. In andere gevallen
drukt u op X.
Bij uitgeschakeld contact kan het
navigatiesysteem gedurende maxi‐
maal 20 minuten worden gebruikt.Druk op X om het navigatiesysteem
weer in te schakelen. Het systeem
wordt maximaal 20 minuten na de
laatste invoer van de gebruiker auto‐ matisch uitgeschakeld.
Uitschakelen
Bij uitgeschakeld contact wordt het
navigatiesysteem automatisch uitge‐ schakeld wanneer het bestuurders‐
portier wordt geopend.
Bij ingeschakeld contact drukt u op
X om het navigatiesysteem uit te
schakelen.
Menu's voor wisselen tussen
navigatiesysteem en
infotainmentsysteemNAVI 50 IntelliLink
Raak bij actief navigatiesysteem 7
aan of raak q/r aan en houd deze
ingedrukt om terug te gaan naar de startpagina Infotainmentsysteem.NAVI 80 IntelliLink
Raak bij actief navigatiesysteem r
aan (één of meerdere keren) om
terug te gaan naar de startpagina
Infotainmentsysteem.Displayweergave
NAVI 50 IntelliLink (Type A) -
Informatie op het displayMenuscherm
Om naar het scherm Navigatiemenu
te gaan, raakt u 7 aan, gevolgd door
y NAVI .
Het menuscherm Navigatie bevat de
volgende menu's en submenu's:
● Bestemming
Raadpleeg (NAVI 50 IntelliLink)
"Invoer van de bestemming"
3 99.
● Adres
● Speciale bestemmingen
Stemherkenning115StemherkenningAlgemene aanwijzingen.............115
Bediening navigatie ...................116
Telefoonregeling ........................117Algemene aanwijzingen
De stemherkenningsfunctie biedt u
de mogelijkheid om bepaalde functies door middel van gesproken instruc‐
ties te bedienen.
Om te voorkomen dat tijdens een
gesprek in de auto onbedoeld een
van de opgeslagen contacten wordt
gebeld, moet u eerst de stemherken‐
ningsfunctie activeren met 5 op het
stuurwiel/de stuurkolom.
Overzicht bedieningselementen 3 7.
NAVI 50 IntelliLink
De stemherkenningsfunctie van het
handsfree-telefoonsysteem is
beschikbaar afhankelijk van de versie en biedt u de mogelijkheid om
bepaalde functies van een compati‐
bele smartphone via gesproken
instructies te bedienen.
Raadpleeg het hoofdstuk "Telefoon" in dit hoofdstuk 3 117.
Om te bevestigen dat een gekop‐
pelde en aangesloten smartphone
compatibel is met de stemherken‐
ningsfunctie, raakt u 7 aan, gevolgd
door ÿInstelling(en) .Selecteer vervolgens Bluetooth en
Bluetooth-apparatenlijst bekijken . In
de lijst staan de gekoppelde appara‐ ten en 5 verschijnt naast de naam van
de smartphone om compatibiliteit aan
te geven.
Let op
Indien dit ondersteund wordt, wordt
de taal op uw smartphone automa‐
tisch door het Infotainmentsysteem
gebruikt voor stemherkenning.
Het navigatiesysteem kan ook met
stembediening worden bediend.
Raadpleeg het hoofdstuk "Bediening
navigatie" in dit hoofdstuk 3 116.
Voorwaarden
Er moet aan de volgende voorwaar‐
den worden voldaan:
● De Bluetooth-functie van het info‐
tainmentsysteem moet geacti‐
veerd zijn.
Raadpleeg "Bluetooth-verbin‐ ding" in het hoofdstuk "Telefoon"
3 124.
● De Bluetooth-functie van de Bluetooth-compatibele smart‐phone moet geactiveerd zijn en